Перевод: со всех языков на все языки

со всех языков на все языки

a lucky hand

  • 1 hand

    1 [lichaamsdeel] hand
    2 [handschrift, stijl] hand ⇒ (hand)writing
    3 [figuurlijk] [kant] hand ⇒ side
    ♦voorbeelden:
    1   op handen en voeten kruipen • crawl on all fours
         zich met handen en voeten verweren • 〈 figuurlijk〉 defend oneself tooth and nail
         aan/met handen en voeten gebonden zijn • 〈 ook figuurlijk〉 be tied hand and foot
         in andere handen komen • change hands
         blote handen • bare hands
         die zaak is in goede/slechte handen • that matter is in good/bad hands
         in goede/verkeerde handen vallen • 〈 figuurlijk〉 fall into the right/wrong hands
         〈 figuurlijk〉 gouden handen hebben • be good with one's hands
         〈 figuurlijk〉 met harde hand opvoeden • bring up the hard way
         iemand de helpende hand bieden • lend someone a (helping) hand
         〈 figuurlijk〉 bevelen van hoger hand • orders from above
         〈 figuurlijk〉 de laatste hand aan iets leggen • put the finishing touches to something
         niet met lege handen komen • not come empty-handed
         〈 figuurlijk〉 uit de losse hand • roughly, in an improvised way
         〈 figuurlijk〉 iets uit de losse hand doen • do something off the cuff
         iets met vaste hand doen • do something with a sure touch
         〈 figuurlijk〉 met vaste/krachtige hand regeren • rule with a firm/iron hand
         hij is in veilige handen • he is in safe hands
         iemand (de) handen vol werk geven • give someone no end of work/trouble
         de handen vol hebben aan iemand/iets • have one's hands full with someone/something
         hij heeft de handen meer dan vol • he has enough/too much on his plate
         dat kost handen vol geld • that costs lots of money
         iets aan vreemde handen toevertrouwen • entrust something to strangers
         hij heeft de handen niet vrij • he does not have a free hand
         〈 figuurlijk〉 iemand de vrije hand laten • give someone a free hand
         〈 figuurlijk〉 de vrije hand hebben/krijgen • have/acquire a free hand
         ergens zijn handen niet aan vuil willen maken • refuse to soil one's hands with something
         〈 figuurlijk〉 met zachte hand • with a light touch
         de handen van iemand aftrekken • 〈 figuurlijk〉 wash one's hands of someone
         hij mag zijn handen dichtknijpen • 〈 figuurlijk〉 he may call himself lucky
         〈 figuurlijk〉 ik draai er mijn hand niet voor om • 〈 ik heb er geen moeite mee〉 I think nothing of it; 〈 het kan me niet schelen〉 I don't care a rap (for it)
         iemand de hand drukken/geven/schudden • give someone one's hand, shake hands with someone
         dan kunnen we elkaar de hand geven • we're in the same boat
         elkaar de hand geven 〈 om kring te vormen〉 • link hands
         de hand in iets hebben • 〈 figuurlijk〉 have a hand in something
         〈 figuurlijk〉 iemand de hand boven het hoofd houden • 〈 aan zijn kant staan〉 stand by someone; 〈 iemand beschermen die iets misdaan heeft〉 protect someone
         ergens streng de hand aan houden 〈 regel, voorschrift〉 • adhere strictly to something
         de handen ineenslaan • 〈 van verbazing〉 clasp/throw up one's hands; 〈 figuurlijk〉 join hands/forces
         mijn handen jeuken • 〈 figuurlijk〉 I'm itching to give (someone) a good hiding
         〈 figuurlijk〉 de handen op elkaar krijgen • earn/get applause
         〈 figuurlijk〉 de hand op iets/iemand leggen • lay hands on someone/something
         iemands hand lezen • read someone's palm
         de hand lichten met het reglement • disregard the regulations
         de hand ophouden • 〈 figuurlijk〉 hold out one's hand for a tip; beg
         elkaar de hand reiken • hold out a hand to each other 〈 ook figuurlijk〉; 〈 figuurlijk〉 reach out to each other
         handen schudden • shake hands
         〈 figuurlijk〉 de hand aan zichzelf slaan • take one's own life
         hij steekt geen/nooit een hand uit • he never does a stroke of work
         zijn handen uit de mouwen steken • 〈 figuurlijk〉 put one's shoulder to the wheel
         〈 figuurlijk〉 de hand in eigen boezem steken • acknowledge blame
         de hand over het hart strijken • 〈 figuurlijk〉 be lenient/soft-hearted
         hij kan zijn handen niet thuishouden • he can't keep his hands to himself
         zijn hand uitsteken • 〈 in het verkeer〉 indicate
         〈 figuurlijk〉 zijn handen in onschuld wassen • have clean hands
         daar wordt vaak de hand mee gelicht • that is often skimped/not taken seriously
         (mijn) hand erop! • you have/here's my hand on it!
         handen omhoog! (of ik schiet) • hands up!/ 〈 informeel〉stick 'em up! (or I'll shoot)
         handen thuis! • hands off!
         〈 figuurlijk〉 iets aan de hand hebben • 〈 met iets bezig zijn〉 have something going/on; 〈 bij iets betrokken zijn〉 be involved in something
         〈 handel〉 goederen die aan de hand blijven • goods that are left on one's hands
         〈 figuurlijk〉 iemand iets aan de hand doen • get someone something
         aan de hand van deze berekeningen • on the basis of these calculations
         iemand een middel aan de hand doen tegen huiduitslag • put someone on to a good remedy for a rash
         niks aan de hand! • there's nothing the matter
         aan de hand van deze ervaringen concludeer ik … • in view of these experiences I conclude …
         iets achter de hand hebben • 〈 figuurlijk〉 have something to fall back on; 〈 heimelijk〉 have something up one's sleeve
         iets achter de hand houden • 〈 figuurlijk〉 keep something in reserve
         wat geld achter de hand houden • keep some money for a rainy day
         ik heb mijn gummetje altijd vlak bij de hand • I always have my rubber near at hand
         zo iets heb ik wel meer bij de hand gehad • 〈 figuurlijk〉 I am an old hand at this
         in de handen klappen • clap one's hands
         goed/gemakkelijk in de hand liggen • 〈 stuk gereedschap〉 have a handy grip; 〈 boek〉 be nice to hold
         iemand in handen vallen • 〈 figuurlijk〉 fall into the hands of someone
         iemand iets in handen spelen • put something someone's way
         iemand iets in de hand duwen/stoppen • slip/thrust something into someone's hands; 〈 figuurlijk〉 palm/fob someone off with something
         〈 figuurlijk〉 een auto goed in de hand hebben • have a good control of a car
         〈 figuurlijk〉 iets in de hand hebben • have something under control
         〈 figuurlijk〉 iets zelf in de hand hebben • have something in one's own hands
         een bewijs in handen hebben • have evidence
         het onderzoek is in handen van N. • the investigation is being conducted by N.
         de markt in handen hebben • control/have control of the market
         de politie heeft de zaak nu in handen • the police have the case in hand
         iets in handen krijgen • get hold of something; 〈 toevallig〉 chance on something
         de macht in handen hebben • have power
         de toestand in de hand hebben • have the situation in hand
         in handen vallen van de politie/de vijand • fall into the hands of the police/enemy
         hand in hand gaan met 〈 ook figuurlijk〉 • go hand in hand with 〈 ook figuurlijk〉
         〈 figuurlijk〉 met de handen in het haar zitten • be at one's wits' end
         〈 figuurlijk〉 iets met beide handen aangrijpen • jump at something; 〈 aanbod, gelegenheid ook〉 seize (upon) something
         zich met hand en tand verzetten • 〈 figuurlijk〉 fight tooth and nail
         met de hand wassen 〈 tegenover in de machine〉 • wash by hand
         met de hand gemaakt/geschreven • hand-made/handwritten
         〈 figuurlijk〉 met de hand op het hart iets verklaren • swear to something faithfully
         〈 figuurlijk〉 iemand naar zijn hand zetten • force/mould/bend someone to one's will, manage someone, twist someone round one's (little) finger
         〈 figuurlijk〉 hij zet alles naar zijn hand • he has it all his own way
         iets om handen hebben • have something to do
         〈 figuurlijk〉 iets onder handen hebben • be at work on something
         〈 figuurlijk〉 iemand onder handen nemen • take someone in hand/to task
         iemand op de handen kijken • 〈 figuurlijk〉 breathe down someone's neck
         iemand op (de) handen dragen • 〈 figuurlijk〉 worship/idolize someone
         hand over hand toenemen • increase hand over fist, gain ground rapidly
         iemand iets ter hand stellen • hand something (over) to someone
         iets ter hand nemen • take something up, take something in hand, undertake something
         〈 figuurlijk〉 iets uit handen geven • part with something
         er komt niets uit zijn handen • he doesn't get anything done
         uit de hand lopen • get out of hand
         〈 figuurlijk〉 ik heb die informatie uit de eerste hand • I have this information at first hand
         iemand het werk uit (de) handen nemen • take work off someone's hands
         iets van de hand doen • sell/part with/dispose of something
         van hand tot hand gaan • be passed from hand to hand
         goed/duur van de hand gaan • sell well/at high prices 〈 van koopwaren〉
         dat ligt voor de hand • 〈 figuurlijk〉 that speaks for itself
         dat is de meest voor de hand liggende conclusie • that is the most obvious conclusion
         geen hand voor iemand/iets uitsteken • not lift a finger for someone/something
         hij heeft er geen hand naar uitgestoken • 〈 niets aan gedaan〉 he hasn't done a stroke of work on it; 〈 niets van gegeten〉 he hasn't touched it
         geen hand voor ogen kunnen zien • 〈 figuurlijk〉 not be able to see one's hand in front of one('s face)
         〈 informeel〉 het zijn twee handen op één buik • 〈 figuurlijk〉 they are hand in glove
         ik heb maar twee handen! • I have only (got) one pair of hands!
         〈 figuurlijk〉 handen te kort komen • not have enough hands
         〈 spreekwoord〉 vele handen maken licht werk • many hands make light work
    2   een brief van dezelfde hand • a letter from the same hand
         een verhaal van de hand van • a story (written) by
    3   de zieke is aan de beterende hand • the patient is on the mend/getting better
         aan mijn rechter/linker hand • on my right/left (hand/side)
         aan de winnende hand zijn • be winning
         〈 figuurlijk〉 iemand op zijn hand hebben/krijgen • have/get someone on one's side
    ¶   wat is er daar aan de hand? • what's going on there?
         〈 figuurlijk〉 alsof er niets aan de hand was • as if nothing had happened/was wrong
         er is iets aan de hand • there's something the matter/up
         iets/iemand in de hand werken • encourage something/someone; 〈 iets ook〉 make for something; 〈 iemand ook〉 play into someone's hands
         elkaar in de hand werken • 〈van dingen/situaties〉 reinforce one another
         〈 van personen〉 zwaar op de hand zijn • be heavy/ponderous
         op handen zijn • be (near) at hand/imminent/forthcoming
         van de hand in de tand leven • live from hand to mouth
         een verzoek/voorstel van de hand wijzen • refuse a request 〈 verzoek〉; turn down a proposal 〈 voorstel〉

    Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > hand

  • 2 hand job

    I n vulg sl

    If you were lucky, all you got was a hand job — А если тебе бы повезло, то тебе самое большее подрочили бы

    II adj vulg sl

    I mounted the stool between two chicks at the bar. To my left a little French brunette swimming in perfume, a hand job expert, leaned into me — Я сел за стойку между двумя чувихами. Слева от меня француженка-брюнетка, вся благоухающая и, несомненно, "ручных" дел мастер, навалилась на меня всем телом

    The new dictionary of modern spoken language > hand job

  • 3 heldig hånd

    (ha en heldig hånd) have a lucky hand (at something)

    Norsk-engelsk ordbok > heldig hånd

  • 4 have all the trumps in one's hand

    (have all the trumps in one's hand (тж. hold all the trumps))
    иметь все преимущества, быть в выигрышном положении, быть хозяином положения

    Magnus: "Lucky man: you have all the trumps in your hand." (B. Shaw, ‘The Apple Cart’, act I) — Магнус: "Счастливец, у вас все козыри на руках."

    Large English-Russian phrasebook > have all the trumps in one's hand

  • 5 bei etw. eine glückliche Hand haben

    Deutsch-Englisches Wörterbuch > bei etw. eine glückliche Hand haben

  • 6 mano

    f (pl -i) hand
    a portata di mano within reach
    fuori mano out of the way, not easy to get at
    fig alla mano approachable
    di seconda mano second-hand
    dare una mano a qualcuno give someone a hand
    mettere mano a qualcosa start something
    lavo le pentole che sporco a mano a mano I wash the dirty pots as I go along
    tenersi per mano hold hands
    man mano che as (and when)
    ha le mani bucate money just slips through his fingers
    mani in alto! hands up!
    * * *
    mano s.f.
    1 hand: mani affusolate, callose, tozze, slender, horny, stubby hands; la mano destra, sinistra, the right, left hand; le linee della mano, the lines of the hand; mi sono fatto male alla mano, I hurt my hand; vai a lavarti le mani, go and wash your hands; avere qlco. in mano, to have sthg. in one's hand; battere le mani, to clap (one's hands); consegnare, trasportare qlco. a mano, to deliver, to carry sthg. by hand; passeggiare mano nella mano, to walk hand in hand; alzare la mano, to put one's hand up; voto per alzata di mano, voting by show of hands // mani in alto!, hands up!; giù le mani!, hands off! // (calcio) fallo di mano, hands ball // avere le mani pulite, sporche, (anche fig.) to have clean, dirty hands; il nostro è un partito dalle mani pulite, there's no taint of corruption in our party // stringere la mano, le mani a qlcu., to shake hands with s.o.; qua la mano!, let's shake hands!; stretta di mano, handshake
    2 (parte, lato) side: contro mano, (di veicoli ecc.) on the wrong side of the road; tenere la propria mano, (nella circolazione stradale) to keep to one's own side of the road
    3 (potere, balìa) hand; power: cadde in mano al nemico, he fell into the enemy's hands; i terroristi hanno ancora in mano cinque ostaggi, the terrorists still have five hostages in their hands; il mio destino è nelle tue mani, my fate is in your hands; quella proprietà non è più nelle sue mani, that property is no longer in his hands; quell'uomo è in mia mano, that man is in my power; avere in mano il successo, to have success within one's grasp
    4 (scrittura) handwriting, (form.) hand: di sua mano, in his own hand; ha una bella mano, he has beautiful handwriting
    5 (tocco) touch (anche fig.): mano da maestro, masterly touch; si riconosce facilmente la mano di un maestro, it is easy to recognize the hand of a master; mano leggera, (di medico ecc.) light touch; dare l'ultima mano a un quadro, to give the finishing touch to a work // avere la mano pesante, to be heavy-handed
    6 (strato di colore, vernice ecc.) coat: mano di finitura, finishing coat; mano di fondo, primer (o priming o undercoat); una mano di vernice, a coat of varnish; mano isolante, sealer; occorre dare un'altra mano di bianco al soffitto, we have to give another coat of white to the ceiling
    7 (alle carte) hand: mano fortunata, lucky hand; facciamo ancora una mano, let's play one more hand // chi è di mano?, (a chi tocca iniziare il gioco?) whose lead is it?
    8 mano d'opera → manodopera.
    ◆ FRASEOLOGIA: fatto a mano, handmade; tessuto a mano, handwoven // (mus.): pezzo a quattro mani, a piece for four hands; suonare a quattro mani, to play piano duets // di mano in mano, from hand to hand // a mani vuote, empty-handed // a piene mani, in (o by) handfuls: attinse a piene mani dai classici, he drew liberally on the classics // a mano armata, by force of (o under) arms: rapina a mano armata, holdup (o armed robbery) // a man salva, with impunity (o unopposed) // paga sempre denaro alla mano, (pronta cassa) he always pays (in) cash (o ready money); presentarsi al controllo documenti alla mano, have your documents ready for checking // scappare, sfuggire di mano, to slip through one's fingers: il vaso mi è sfuggito di mano accidentalmente, the vase slipped out of my hands accidentally; la situazione gli è sfuggita di mano, he couldn't keep the situation in hand (o he lost control of the situation); mi è sfuggito dalle mani un buon affare, a good deal slipped through my fingers // ho in mano le prove di quanto asserisco, I have evidence of what I say in my hands // di prima, di seconda mano, first-hand, second-hand: articolo di seconda mano, second-hand article; notizie di prima mano, first-hand news // disegno a mano libera, free-hand drawing // luogo fuori mano, out of the way place // una persona alla mano, an easygoing person // gli restituirò il denaro man mano, I shall give him the money back little by little; man mano che andava avanti si stancava sempre più, as he went on he got more and more tired; man mano che invecchia diventa sempre più avaro, the older he gets the meaner he grows // ha le mani di pastafrolla, he's a butterfingers // ho le mani legate, (fig.) my hands are tied // avere le mani in pasta, to have one's finger in the pie // me ne lavo le mani, I wash my hands of it // mi prudono le mani!, I could hit you! // mettere le mani su qlco., to lay hands on sthg. // non ci metterei la mano sul fuoco, I would not stake my life on it (o wouldn't swear to it) // possono darsi la mano, (fig.) they are two of a kind // puoi darmi una mano, per piacere?, can you give me a hand, please? // alzare le mani contro qlcu., to lift one's hand against s.o. // avere le mani bucate, to be a spendthrift // avere le mani lunghe, (per rubare) to have light fingers; un uomo svelto di mano, (ladruncolo) a light-fingered man (o a pilferer) // il nuovo direttore ha le mani lunghe, (facile a toccare le donne) the new manager can't keep his hands to himself // tenere qlco. a portata di mano, to have sthg. handy (o at hand o within easy reach o ready) // avere qlco. per le mani, to have sthg. in hand // fare la mano a qlco., to get one's hand in at sthg. // caricare la mano, to exaggerate // chiedere, domandare la mano di qlcu., to ask s.o.'s hand in marriage // essere in buone mani, to be in good hands // fare man bassa di qlco., to plunder (o loot) sthg.; i ragazzi hanno fatto man bassa di tutto ciò che c'era da mangiare, the kids made short work of everything that there was to eat // il cavallo gli ha preso la mano, he lost control of the horse; farsi prendere la mano da qlco., to lose control of sthg. // forzare la mano a qlcu., to force s.o.'s hand // lasciare mano libera a qlcu., to allow (o to give) s.o. a free hand // mi sarei mangiato le mani per essermi lasciato sfuggire quell'affare, I could kick myself for losing that deal // menar le mani, to fight // non ho ancora potuto metter mano al nuovo lavoro, I still haven't been able to get started on (o get down to) that new job // mettere mano alla penna, to put pen to paper // mettere mano alla spada, to draw one's sword // mettere mano alla borsa, (fig.) to open one's purse strings // mettere le mani avanti, to be on the safe side: in ogni caso ti conviene metter le mani avanti e definire al più presto la tua posizione, in any case it would be a good idea for you to play safe and clarify your position as soon as possible // mettersi in mano a, nelle mani di un buon medico, to put oneself into the hands of a good doctor // portare qlcu. in palma di mano, to hold s.o. in the palm of one's hand // prendere il coraggio a due mani, to take one's courage in both hands // stare con le mani in mano, to twiddle one's thumbs (o to remain idle): non stare lì con le mani in mano!, don't stand there doing nothing! (o twiddling your thumbs!) // tendere la mano, (elemosinare) to beg; tendere la mano a qlcu., to hold out a hand to s.o. (o to give a helping hand to s.o. o to give s.o. a hand) // tener mano a qlcu., to aid and abet s.o. // toccare con mano (qlco.), to see (sthg.) for oneself // venire alle mani, to come to blows // la mano sinistra non sappia quello che fa la destra, (prov.) let not your left hand know what your right hand is doing // una mano lava l'altra, (prov.) you scratch my back and I'll scratch yours.
    * * *
    ['mano]
    sostantivo femminile
    1) hand

    salutare qcn. con la mano — to wave at sb.

    -i in alto, su le -i! — hands up!

    tenere qcs. in mano — to hold sth. in one's hand

    prendere qcn. per mano — to take sb. by the hand (anche fig.)

    attingere qcs. a piene -i — fig. to pick up handfuls of sth.

    sporcarsi le -i — to dirty one's hands, to get one's hands dirty (anche fig.)

    mettere mano al portafogli — to put one's money where one's mouth is, to put one's hand in one's pocket

    dare una mano a qcn. — to give o lend sb. a (helping) hand

    3) (indicando il controllo, il possesso) hand

    avere qcs. sotto mano — to have sth. on hand

    tenere qcs. a portata di mano — to keep sth. handy

    essere nelle -i di qcn. — [potere, impresa] to be in sb.'s hands

    cadere nelle -i di qcn. — to fall into sb.'s hands

    di prima, seconda mano — firsthand, second-hand

    fare o prendere la mano a to get one's hand in; avere la mano leggera to have a light touch; avere la mano pesante to be heavy-handed; avere la mano felice — to be skillful o skilled

    6) gioc. (a carte) hand
    8) (di colore) coat, layer

    fare qcs. a mano — to do o make sth. by hand

    10) alla mano (pronto da usare, esibire)

    minacciare qcn. coltello alla mano — to threaten sb. at knife point

    è arrivata con prove alla mano — she had concrete proof; (semplice) [ persona] informal

    11) man mano, (a) mano a mano little by little

    man mano che — as

    12) fuori mano [paese, sentiero] out of the way; [ abitare] off the beaten track
    ••

    chiedere la mano di qcn. — to ask for sb.'s hand

    avere le -i di burro o di pastafrolla to be butterfingered; arrivare a -i vuote to arrive empty-handed; qua la mano! put it there! shake! give o slip me some skin! AE; man forte manforte; una mano lava l'altra you scratch my back and I'll scratch yours; essere preso con le -i nel sacco to be caught red-handed; alzare le -i su qcn. mettere le -i addosso a qcn. to lay a finger o hand on sb.; mettere le -i avanti to play (it) safe; stare con le -i in mano to sit o stand idly by; avere le -i lunghe (rubare) to be light- o nimble-fingered, to have sticky fingers colloq.; (essere influente) to have a lot of influence; avere le -i in pasta to have a finger in every pie; farsi o lasciarsi prendere la mano to lose control of the situation; toccare con mano — to experience first hand

    * * *
    mano
    /'mano/ ⇒ 4
    sostantivo f.
     1 hand; salutare qcn. con la mano to wave at sb.; -i in alto, su le -i! hands up! mano nella mano hand in hand; passare di mano in mano to pass from hand to hand; tenere qcs. in mano to hold sth. in one's hand; tenersi per mano to hold hands; prendere qcn. per mano to take sb. by the hand (anche fig.); attingere qcs. a piene -i fig. to pick up handfuls of sth.; a -i nude with one's bare hands; suonare il piano a quattro -i to play a duet on the piano; disegnare a mano libera to draw freehand; rapina a mano armata armed robbery; sporcarsi le -i to dirty one's hands, to get one's hands dirty (anche fig.); mettere mano al portafogli to put one's money where one's mouth is, to put one's hand in one's pocket
     2 (aiuto) dare una mano a qcn. to give o lend sb. a (helping) hand
     3 (indicando il controllo, il possesso) hand; cambiare mano to change hands; avere qcs. sotto mano to have sth. on hand; mi è capitato tra le -i I just happened to come across it; tenere qcs. a portata di mano to keep sth. handy; essere nelle -i di qcn. [potere, impresa] to be in sb.'s hands; prendere in mano la situazione to take matters into one's own hands; in buone -i in good hands; in -i sicure in safe hands; cadere nelle -i di qcn. to fall into sb.'s hands; di prima, seconda mano firsthand, second-hand
     4 (stile) riconoscere la mano di un artista to recognize an artist's style
     5 (denotando l'abilità) fare o prendere la mano a to get one's hand in; avere la mano leggera to have a light touch; avere la mano pesante to be heavy-handed; avere la mano felice to be skillful o skilled
     6 gioc. (a carte) hand; passare la mano to pass (anche fig.)
     8 (di colore) coat, layer
     9 a mano fare qcs. a mano to do o make sth. by hand; fatto a mano handmade; dipinto a mano hand-painted
     10 alla mano (pronto da usare, esibire) minacciare qcn. coltello alla mano to threaten sb. at knife point; è arrivata con prove alla mano she had concrete proof; (semplice) [ persona] informal
     11 man mano, (a) mano a mano little by little; preferisco informarli man mano I prefer to inform them as I go along; man mano che as
     12 fuori mano [paese, sentiero] out of the way; [ abitare] off the beaten track
    chiedere la mano di qcn. to ask for sb.'s hand; ci metterei la mano sul fuoco I'm willing to bet on it; fare man bassa to sweep the board; venire alle -i to come to blows; avere le -i di burro o di pastafrolla to be butterfingered; arrivare a -i vuote to arrive empty-handed; qua la mano! put it there! shake! give o slip me some skin! AE; man forte→  manforte; una mano lava l'altra you scratch my back and I'll scratch yours; essere preso con le -i nel sacco to be caught red-handed; alzare le -i su qcn., mettere le -i addosso a qcn. to lay a finger o hand on sb.; mettere le -i avanti to play (it) safe; stare con le -i in mano to sit o stand idly by; avere le -i lunghe (rubare) to be light- o nimble-fingered, to have sticky fingers colloq.; (essere influente) to have a lot of influence; avere le -i in pasta to have a finger in every pie; farsi o lasciarsi prendere la mano to lose control of the situation; toccare con mano to experience first hand.

    Dizionario Italiano-Inglese > mano

  • 7 bonae

    bŏnus (old form dŭonus, Carm. Sall. ap. Varr. L. L. 7, § 26 Mull.; cf. Paul. ex Fest. p. 67 Mull.), a, um, adj. [for duonus, cf. bellum, bis, and cf. root dvi-; hence deidô, deos], good; comp. melior, us [cf. Gr. mala, mallon], better; sup. optimus ( optumus, ante-class. and often class.) [root opof ops, opes; cf. copia, apiscor], best.
    I.
    Attributively.
    A.
    As adjunct of nouns denoting persons.
    1.
    Vir bonus.
    (α).
    A man morally good (kalos kagathos):

    quoniam boni me viri pauperant, improbi alunt,

    Plaut. Poen. 5, 4, 60:

    omnibus virtutibus instructos et ornatos tum sapientes, tum viros bonos dicimus,

    Cic. Tusc. 5, 10, 28:

    ille vir bonus qui... intolerabili dolore lacerari potius quam aut officium prodat aut fidem,

    id. Ac. 2, 8, 23:

    sive vir bonus est is qui prodest quibus potest, nocet nemini, certe istum virum bonum non facile reperimus,

    id. Off. 3, 15, 64:

    qui se ita gerunt ut eorum probitas, fides, integritas, etc.... hos viros bonos... appellandos putemus,

    id. Lael. 5, 19:

    non intellegunt se de callido homine loqui, non de bono viro,

    id. Att. 7, 2, 4:

    ut quisque est vir optimus, ita difficillime esse alios improbos suspicatur,

    id. Q. Fr. 1, 1, 4, § 12:

    nec enim melior vir fuit Africano quisquam, nec clarior,

    id. Lael. 2, 6; id. Leg. 1, 14, 41; 1, 18, 48; id. Planc. 4, 9; id. Par. 3, 1, 21; id. Marcell. 6, 20; id. Fam. 7, 21; id. Off. 2, 16, 57.—
    (β).
    An honest man:

    justitia, ex qua viri boni nominantur,

    Cic. Off. 1, 7, 21; 1, 44, 155; 2, 11, 39; 2, 12, 42; 2, 20, 71;

    3, 12, 50: cum is sponsionem fecisset ni vir bonus esset,

    id. ib. 3, 19, 77:

    quoniam Demosthenes nec vir bonus esset, nec bene meritus de civitate,

    id. Opt. Gen. 7, 20; cf. id. Rosc. Am. 40, 116.—
    (γ).
    A man of good standing in the community:

    id viri boni arbitratu deducetur,

    Cato, R. R. 143; so id. ib. 149:

    tuam partem viri bono arbitratu... dari oportet,

    Dig. 17, 1, [p. 244] 35;

    37, 6, 2, § 2: quem voles virum bonum nominato,

    Cic. Verr. 2, 4, 25, § 55:

    vir bonus est... quo res sponsore, et quo causae teste tenentur,

    Hor. Ep. 1, 16, 40.—Hence, ironically of wealthy men:

    praetores jus dicunt, aediles ludos parant, viri boni usuras perscribunt,

    Cic. Att. 9, 12, 3.—
    (δ).
    Ironically of bad men:

    sed eccum lenonem Lycum, bonum virum,

    Plaut. Poen. 5, 5, 52; Ter. Eun. 5, 3, 9; 4, 3, 18; id. Ad. 3, 4, 30:

    expectabam quinam isti viri boni testes hujus manifesto deprehensi veneni dicerentur,

    Cic. Cael. 26, 63:

    nam socer ejus, vir multum bonus est,

    id. Agr. 3, 3, 13;

    so especially in addresses (mostly comic.): age tu, illuc procede, bone vir!

    Plaut. Capt. 5, 2, 1; id. Curc. 5, 2, 12; id. Ps. 4, 7, 48; id. Pers. 5, 2, 11; Ter. And. 3, 5, 10; 5, 2, 5; id. Ad. 4, 2, 17; id. Eun. 5, 2, 11:

    quid tu, vir optime? Ecquid habes quod dicas?

    Cic. Rosc. Am. 36, 104.—
    (ε).
    Sometimes boni viri = boni, in the sense of optimates (v. I. A. 3.):

    bonis viris quid juris reliquit tribunatus C. Gracchi?

    Cic. Leg. 3, 9, 20.—
    (ζ).
    As a conventional courtesy:

    homines optimi non intellegunt, etc.,

    Cic. Fin. 1, 7, 25:

    bone accusator,

    id. Rosc. Am. 21, 58:

    sic illum amicum vocasti, quomodo omnes candidatos bonos viros dicimus,

    gentlemen, Sen. Ep. 3, 1.—For bonus vir, a good husband, v. 3.; and for vir optimus, as a laudatory epithet, v. 5.—
    2.
    Boni homines (rare) = boni, better classes of society, v. II. A. 3:

    in foro infimo boni homines atque dites ambulant,

    Plaut. Curc. 4, 1, 14.—
    3.
    With nouns denoting persons in regard to their functions, offices, occupations, and qualities, denoting excellence:

    bonus consul,

    Liv. 4, 40, 6; 22, 39, 2 (different: consules duos, bonos quidem, sed dumtaxat bonos, amisimus, consuls of good sentiments, almost = bad consuls, Cic. ad Brut. 1, 3, 4):

    boni tribuni plebis,

    Cic. Phil. 1, 10, 25:

    bonus senator,

    id. Prov. Cons. 15, 37:

    senator bonus,

    id. Dom. 4, 8:

    bonus judex,

    id. Verr. 2, 4, 15, § 34:

    bonus augur (ironically),

    id. Phil. 2, 32, 80:

    bonus vates,

    Plaut. Mil. 3, 3, 27:

    bonus imperator,

    Sall. C. 60, 4:

    bonus dux,

    Quint. 12, 1, 43 (cf. trop.:

    naturam, optimam ducem,

    the best guide, Cic. Sen. 2, 5):

    bonus miles,

    Sall. C. 60, 4; Sen. Vit. Beat. 15, 5:

    bonus orator,

    Cic. Fin. 1, 3, 10:

    optimus orator,

    id. Opt. Gen. 1, 3:

    poeta bonus,

    id. de Or. 1, 3, 11; 2, 46, 194; id. Fin. 1, 3, 10:

    scriptor bonus,

    Quint. 10, 1, 104:

    bonus advocatus,

    id. 5, 13, 10:

    bonus defensor,

    id. 5, 13, 3:

    bonus altercator,

    a good debater, id. 6, 4, 10:

    bonus praeceptor,

    id. 5, 13, 44; 10, 5, 22:

    bonus gubernator,

    Cic. Ac. 2, 31, 100:

    optimus opifex,

    Hor. S. 1, 3, 133:

    sutor bonus,

    id. ib. 1, 3, 125:

    actor optimus,

    Cic. Sest. 57, 122:

    cantor optimus est modulator,

    Hor. S. 1, 3, 130:

    melior gladiator,

    Ov. Tr. 4, 6, 33: agricola (colonus, dominus) bonus, Cato, R. R. prooem.; Cic. Sen. 16, 56:

    bonus paterfamilias,

    a thrifty head of the house, Nep. Att. 13, 1:

    bonus servus,

    Plaut. Trin. 4, 3, 58; id. Am. 2, 1, 46; id. Men. 5, 6, 1; Cic. Mil. 22, 58:

    dominus bonus,

    Cato, R. R. 14:

    bonus custos,

    Plaut. Truc. 4, 3, 38.—Ironically, Ter. Phorm. 2, 1, 57:

    filius bonus,

    Plaut. Am. 3, 4, 9:

    patres,

    Quint. 11, 3, 178:

    parens,

    id. 6, prooem. 4: bonus (melior, optimus), viz. a good husband, Cic. Inv. 1, 31, 51 sq.; Liv. 1, 9, 15:

    uxor melior,

    Cic. Inv. 1, 31, 52:

    amicus,

    id. Fam. 2, 15, 3:

    amicus optimus,

    Plaut. Cas. 3, 3, 18:

    optimus testis,

    Cic. Fam. 7, 27, 2:

    auctor, in two senses,

    good authority, id. Att. 5, 12, 3;

    and = bonus scriptor (post-class.),

    Quint. 10, 1, 74.—Esp.:

    bonus civis (rarely civis bonus): in re publica ea velle quae tranquilla et honesta sint: talem enim solemus et sentire bonum civem et dicere, Cic.-Off. 1, 34, 124: eaque est summa ratio et sapientia boni civis, commoda civium non divellere, atque omnes aequitate eadem continere,

    id. ib. 2, 23, 83:

    eum esse civem et fidelem et bonum,

    Plaut. Pers. 1, 2, 15; Cic. Fam. 2, 8, 2; 1, 9, 10; 3, 12, 1; 6, 6, 11; id. Off. 1, 44, 155; Liv. 22, 39, 3; Sall. H. Fragm. 1, 10 Dietsch:

    optimus et fortissimus civis,

    Cic. Fam. 12, 2, 3; id. Sest. 17, 39.—
    4.
    Bonus and optimus as epithets of the gods.
    (α).
    In gen.:

    sed te bonus Mercurius perdat,

    Plaut. Cas. 2, 3, 23:

    fata... bonique divi,

    Hor. C. 4, 2, 38:

    divis orte bonis,

    id. ib. 4, 5, 1:

    O bone deus!

    Scrib. Comp. 84 fin.: BONORVM DEORVM, Inscr. ap. Cic. N. D. 3, 34, 84: totidem, pater optime, dixi, Tu mihi da cives, referring to Jupiter, Ov. M. 7, 627.—
    (β).
    Optimus Maximus, a standing epithet of Jupiter:

    (Juppiter) a majoribus nostris Optimus Maximus (nominatur), et quidem ante optimus, id est beneficentissimus, quam Maximus,

    Cic. N. D. 2, 25, 64:

    Jovem optimum et maximum ob eas res appellant, non quod, etc.,

    id. ib. 3, 36, 87:

    in templo Jovis Optimi Maximi,

    id. Sest. 56, 129; id. Prov. Cons. 9, 22:

    nutu Jovis Optimi Maximi,

    id. Cat. 3, 9, 21; Liv. 1, 12, 7; id. 6, 16, 2.—
    (γ).
    Di boni, O di boni, expressing indignation, sorrow, or surprise:

    di boni, hunc visitavi antidhac!

    Plaut. Ep. 4, 1, 16:

    di boni, boni quid porto!

    Ter. And. 2, 2, 1:

    di boni, quid hoc morbi est,

    id. Eun. 2, 1, 19; id. Heaut. 2, 3, 13; id. Ad. 3, 3, 86:

    alter, O di boni, quam taeter incedebat!

    Cic. Sest. 8, 19; id. Brut. 84, 288; id. Phil. 2, 8, 20; 2, 32, 80; id. Att. 1, 16, 5; 14, 21, 2; Val. Max. 3, 5, 1; Sen. Vit. Beat. 2, 3.—
    (δ).
    Bona Dea, etc., v. 6.—
    5.
    Optimus as a laudatory epithet.
    (α).
    Vir optimus:

    per vos nobis, per optimos viros optimis civibus periculum inferre conantur,

    Cic. Sest. 1, 2:

    virum optimum et constantissimum M. Cispium,

    id. ib. 35, 76:

    fratrem meum, virum optimum, fortissimum,

    id. ib.:

    consolabor hos praesentes, viros optimos,

    id. Balb. 19, 44; id. Planc. 21, 51; 23, 55; id. Mil. 14, 38; id. Marcell. 4, 10; id. Att. 5, 1, 5; Hor. S. 1, 6, 53.—
    (β).
    Femina bona, optima:

    tua conjunx bona femina,

    Cic. Phil. 3, 6, 16:

    hujus sanctissimae feminae atque optimae pater,

    id. ib. —
    (γ).
    Senex, pater, frater, etc.:

    optimus: parentes ejus, prudentissimi atque optimi senis,

    Cic. Planc. 41, 97:

    insuevit pater optimus hoc me,

    Hor. S. 1, 4, 105; 2, 1, 12:

    C. Marcelli, fratris optimi,

    Cic. Fam. 4, 7, 6; id. Q. Fr. 2, 6 (8), 2; 2, 4, 2.—
    (δ).
    With proper names ( poet.):

    optimus Vergilius,

    Hor. S. 1, 6, 54:

    Maecenas optimus,

    id. ib. 1, 5, 27:

    optime Quinti,

    id. Ep. 1, 16, 1.—
    (ε).
    Esp. as an epithet of the Roman emperors:

    quid tam civile, tam senatorium quam illud, additum a nobis Optimi cognomen?

    Plin. Pan. 2, 7:

    gratias, inquit, ago, optime Princeps!

    Sen. Tranq. 14. 4:

    ex epistula optimi imperatoris Antonini,

    Gai. Inst. 1, 102; cf.:

    bene te patriae pater optime Caesar,

    Ov. F. 2, 637:

    optime Romulae Custos gentis,

    Hor. C. 4, 5, 1.—
    6.
    Bonus and Bona, names of deities.
    (α).
    Bona Dea, the goddess of Chastity, whose temple could not be entered by males (cf. Macr. S. 1, 12; Lact. 1, 22):

    Bonae Deae pulvinaribus,

    Cic. Pis. 39, 95; id. Mil. 31, 86; id. Fam. 1, 9, 15; cf.

    in mal. part.,

    Juv. 2, 86 sq.; 6, 314 sq.; 6, 335 sq.—
    (β).
    Bonus Eventus, Varr. R. R. 1, 1 med.; Amm. 29, 6, 19; Inscr. Orell. 907; 1780 sq.—
    (γ).
    Bona Fortuna:

    si bona Fortuna veniat, ne intromiseris,

    Plaut. Aul. 1, 3, 22:

    Bonae Fortunae (signum),

    Cic. Verr. 2, 4, 3, § 7:

    FORTVNAE BONAE DOMESTICAE,

    Inscr. Orell. 1743 sq. —
    (δ).
    Bona Spes:

    Spes Bona, obsecro, subventa mihi,

    Plaut. Rud. 1, 4, 12:

    BONAE SPEI,

    Aug. Inscr. Grut. 1075, 1.—
    (ε).
    BONA MENS, Inscr. Orell. 1818 sqq.:

    Mens Bona, si qua dea es, tua me in sacraria dono,

    Prop. 3, 24, 19.
    B.
    With nouns denoting things.
    1.
    Things concrete, denoting excellence:

    navis bona dicitur non quae pretiosis coloribus picta est... sed stabilis et firma,

    Sen. Ep. 76, 13:

    gladium bonum dices, non cui auratus est balteus, etc., sed cui et ad secandum subtilis acies est, et, etc.,

    id. ib. 76, 14:

    id vinum erit lene et bono colore,

    Cato, R. R. 109; Lucr. 2, 418; Ov. Am. 2, 7, 9:

    tabulas... collocare in bono lumine,

    Cic. Brut. 75, 261: ex quavis olea oleum... bonum fieri potest. Cato, R. R. 3:

    per aestatem boves aquam bonam et liquidam bibant semper curato,

    id. ib. 73; cf.:

    bonae aquae, ironically compared to wine,

    Prop. 2, 33 (3, 31), 28:

    praedium bonum caelum habeat,

    good temperature, Cato, R. R. 1:

    bona tempestate,

    in good weather, Cic. Q. Fr. 2, 2, 4:

    (praedium) solo bono valeat,

    by good soil, Cato, R. R. 1:

    bonae (aedes) cum curantur male,

    Plaut. Most. 1, 2, 24:

    villam bonam,

    Cic. Off. 3, 13, 55:

    bonus pons,

    Cat. 17, 5:

    scyphi optimi (= optime facti),

    Cic. Verr. 2, 4, 14, § 32:

    perbona toreumata,

    id. ib. 2, 4, 18, §

    38: bona domicilia,

    comfortable residences, id. N. D. 2, 37, 95:

    agrum Meliorem nemo habet,

    Ter. Heaut. 1, 1, 12:

    fundum meliorem,

    Cic. Inv. 1, 31, 52: fundos optimos et fructuosissimos, id. Agr. 3, 4, 14:

    equus melior,

    id. Inv. 1, 31, 52:

    bona cena,

    Cat. 13, 3:

    boni nummi,

    good, not counterfeit, Plaut. As. 3, 3, 144; Cic. Off. 3, 23, 91:

    super omnia vultus accessere boni,

    good looks, Ov. M. 8, 678:

    mulier bona forma,

    of a fine form, Ter. Heaut. 3, 2, 13:

    equus formae melioris,

    Hor. S. 2, 7, 52:

    tam bona cervix, simul ac jussero, demetur,

    fine, beautiful, Suet. Calig. 33:

    fruges bonae,

    Cat. 34, 19:

    ova suci melioris,

    of better flavor, Hor. S. 2, 4, 13.— Trop.:

    animus aequus optimum est aerumnae condimentum,

    Plaut. Rud. 2, 3, 71: bona dextra, a lucky hand (cf.:

    bonum omen, 2. e.),

    Quint. 6, 3, 69:

    scio te bona esse voce, ne clama nimis,

    good, sound, loud voice, Plaut. Most. 3, 1, 43; so,

    bona firmaque vox,

    Quint. 11, 3, 13.—
    2.
    Things abstract.
    a.
    Of physical well-being:

    ut si qui neget sine bona valetudine posse bene vivi,

    Cic. Inv. 1, 51, 93; Sen. Vit. Beat. 22, 2; Lucr. 3, 102; Val. Max. 2, 5, 6; Quint. 10, 3, 26; 11, 2, 35 et saep.:

    non bonus somnus de prandio est,

    Plaut. Most. 3, 2, 8:

    bona aetas,

    prime of life, Cic. Sen. 14, 48:

    optima aetate,

    id. Fam. 10, 3, 3.—Ironically:

    bona, inquis, aetate, etc.,

    Sen. Ep. 76, 1.—
    b.
    Of the mind and soul:

    meliore esse sensu,

    Cic. Sest. 21, 47:

    optima indoles,

    id. Fin. 5, 22, 61:

    bona conscientia,

    Quint. 6, 1, 33; 9, 2, 93; Sen. Vit. Beat. 20, 5:

    bono ingenio me esse ornatam quam auro multo mavolo,

    with a good heart, Plaut. Poen. 1, 2, 91; id. Stich. 1, 21, 59; Sall. C. 10, 5:

    mens melior,

    Ter. Ad. 3, 3, 78; Cic. Phil. 3, 5, 13; Liv. 39, 16, 5; Sen. Ben. 1, 11, 4; id. Ep. 10, 4; Pers. 2, 8; Petr. 61.—Personified, Prop. 3 (4), 24, 19; Ov. Am. 1, 2, 31:

    duos optimae indolis filios,

    Val. Max. 5, 7, 2; Sen. Ben. 6, 16, 6; Quint. 1, 2, 5:

    bonum consilium,

    Plaut. Merc. 2, 3, 6; id. Rud. 4, 3, 18; Cic. Off. 1, 33, 121:

    bona voluntas,

    a good purpose, Quint. 12, 11, 31:

    memoria bona,

    Cic. Att. 8, 4, 2:

    bona ratio cum perdita... confligit,

    id. Cat. 2, 11, 25:

    bonae rationes,

    Ter. Ad. 5, 3, 50:

    pronuntiatio bona,

    Auct. Her. 3, 15, 27.—
    c.
    Of moral relations:

    ego si bonam famam mihi servasso, sat ero dives,

    Plaut. Most. 1, 3, 71; Cic. Sest. 66, 139; Liv. 6, 11, 7; Hor. S. 1, 2, 61 (cf. Cic. Att. 7, 26, 1;

    v. e. infra): si ego in causa tam bona cessi tribuni plebis furori,

    Cic. Sest. 16, 36; id. Planc. 36, 87; Ov. M. 5, 220:

    fac, sis, bonae frugi sies,

    of good, regular habits, Plaut. Curc. 4, 2, 35; id. Cas. 2, 4, 5; 2, 5, 19; id. Ps. 1, 5, 53; id. Truc. 1, 1, 13; id. Capt. 5, 2, 3 sq. (v. frux, II. B. 1. b.): vilicus disciplina bona utatur. Cato, R. R. 5:

    bona studia,

    moral pursuits, Auct. Her. 4, 17, 25:

    quidquid vita meliore parasti,

    Hor. S. 2, 3, 15: ad spem mortis melioris, an honorable death; so as an epithet of religious exercises:

    Juppiter, te bonas preces precor,

    Cato, R. R. 134; 139.—
    d.
    Of external, artistic, and literary value and usefulness:

    bono usui estis nulli,

    Plaut. Curc. 4, 2, 15:

    Optumo optume optumam operam das,

    id. Am. 1, 1, 122:

    bonam dedistis mihi operam,

    a valuable service to me, id. Poen. 2, 3, 70; 3, 6, 11; id. Pers. 4, 7, 11; id. Rud. 3, 6, 11 (in a different sense: me bona opera aut mala Tibi inventurum esse auxilium argentarium, by fair or unfair means, id. Ps. 1, 1, 102;

    v. e. infra): optima hereditas a patribus traditur liberis... gloria virtutis rerumque gestarum,

    Cic. Off. 1, 33, 121:

    bonum otium,

    valuable leisure, Sall. C. 4, 1:

    bonis versibus,

    Cic. Ac. 2, 23, 74:

    versus meliores,

    Plaut. Trin. 3, 2, 81:

    meliora poemata,

    Hor. A. P. 303:

    in illa pro Ctesiphonte oratione longe optima,

    Cic. Or. 8, 26:

    optimas fabulas,

    id. Off. 1, 31, 114:

    melius munus,

    id. Ac. 1, 2, 7.—
    e.
    Favorable, prosperous, lucky, fortunate:

    de Procilio rumores non boni,

    unfavorable rumors, Cic. Att. 4, 16, 5:

    bona de Domitio, praeclara de Afranio fama est,

    about their success in the war, id. ib. 7, 26, 1:

    si fuisset in discipulo comparando meliore fortuna,

    id. Pis. 29, 71; cf.

    fortuna optima esse,

    to be in the best pecuniary circumstances, id. ad Brut. 1, 1, 2:

    occasio tam bona,

    Plaut. Most. 2, 2, 9:

    senex est eo meliore condicione quam adulesoens cum, etc.,

    Cic. Sen. 19, 68; id. Fam. 4, 32:

    bona navigatio,

    id. N. D. 3, 34, 83;

    esp. in phrase bona spes.—Object.: ergo in iis adulescentibus bonam spem esse dicemus et magnam indolem quos, etc.,

    Cic. Fin. 2, 35, 117.—Subject.:

    ego sum spe bona,

    Cic. Fam. 12, 28, 3; id. Cat. 2, 11, 25; [p. 245] id. Att. 14, 1 a, 3; id. Q. Fr. 1, 2, 5, § 16:

    optima spe,

    id. Fam. 12, 11, 2.—Pregn., = spes bonarum rerum, Sall. C. 21, 1;

    v. C. 1. c. infra: meliora responsa,

    more favorable, Liv. 7, 21, 6:

    melior interpretatio,

    Tac. H. 3, 65:

    cum laude et bonis recordationibus,

    id. A. 4, 38:

    amnis Doctus iter melius,

    i. e. less injurious, Hor. A. P. 68:

    omen bonum,

    a good, lucky omen, Cic. Pis. 13, 31; cf.

    Liv. praef. § 13: melius omen,

    Ov. F. 1, 221;

    optimum,

    Cic. Fam. 3, 12, 2:

    bona scaeva,

    Plaut. Stich. 5, 2, 24:

    auspicio optumo,

    id. ib. 3, 2, 6; cf.:

    memini bene, sed meliore Tempore dicam = opportuniore tempore,

    Hor. S. 1, 9, 68.—
    f.
    Of public affairs, si mihi bona re publica frui non licuerit, Cic. Mil. 34, 93:

    optima res publica,

    id. Or. 1, 1, 1; id. Phil. 1, 8, 19:

    minus bonis temporibus,

    id. Dom. 4, 8; so,

    optimis temporibus,

    id. Sest. 3, 6:

    nostrae res meliore loco videbantur,

    id. ad Brut. 1, 3, 1:

    lex optima,

    id. Pis. 16, 37; id. Sest. 64, 137; id. Phil, 1, 8, 19.—
    g.
    Good = large, considerable:

    bono atque amplo lucro,

    Plaut. Am. prol. 6:

    bona librorum copia,

    Hor. Ep. 1, 18, 109; cf.:

    bona copia cornu,

    Ov. M. 9, 88; v. bona pars, C. 8. g.—
    h.
    Noble; with genus, good family, noble extraction, honorable birth: quali me arbitraris genere prognatum? Eu. Bono, Plaut. Aul. 2, 2, 35; so id. Ep. 1, 2, 4; 2, 1, 3; id. Pers. 4, 4, 94:

    si bono genere natus sit,

    Auct. Her. 3, 7, 13.—
    k.
    Referring to good-will, kindness, faithfulness, in certain phrases.
    (α).
    Bona venia or cum bona venia, with the kind permission of a person addressed, especially bona venia orare, expetere, etc.:

    primum abs te hoc bona venia expeto,

    Ter. Phorm. 2, 3, 31:

    bona tua venia dixerim,

    Cic. Leg. 3, 15, 34:

    oravit bona venia Quirites, ne, etc.,

    Liv. 7, 41, 3:

    obsecro vos.. bona venia vestra liceat, etc.,

    id. 6, 40, 10:

    cum bona venia quaeso audiatis, etc.,

    id. 29, 17, 6; Arn. c. Gent. 1, p. 5; cf.

    . sed des veniam bonus oro = venia bona oro,

    Hor. S. 2, 4, 5.—
    (β).
    Bona pax, without quarrelling:

    bona pax sit potius,

    let us have no quarrel about that, Plaut. Pers. 2, 2, 7;

    so especially cum bona pace, or bona pace: Hannibal ad Alpis cum bona pace incolentium... pervenit,

    without a difficulty with the inhabitants, Liv. 21, 32, 6; 21, 24, 5; 1, 24, 3; 28, 37, 4; 8, 15, 1; cf.: si bonam (pacem) dederitis, = a fair peace, under acceptable conditions, id. 8, 21, 4.—
    (γ).
    Amicitia bona = bona fide servata, faithful, undisturbed friendship:

    igitur amicitia Masinissae bona atque honesta nobis permansit,

    Sall. J. 5, 5.—
    (δ).
    Bona societas, alliance:

    Segestes, memoria bonae societatis, impavidus,

    Tac. A. 1, 58.
    C.
    In particular phrases.
    1.
    Bonae res.
    a.
    = Vitae commoda, comforts of life, abstract or concrete:

    concedatur bonis rebus homines morte privari,

    Cic. Tusc. 1, 36, 87:

    optimis rebus usus est,

    he had every most desirable thing, Nep. Att. 18, 1.—
    b.
    = Res secundae, opp. res adversae, prosperity:

    bonis rebus tuis, meas irrides malas,

    Plaut. Trin. 2, 4, 45:

    in bonis rebus,

    Hor. C. 2, 3, 2. —
    c.
    Res bona = res familiaris bona, wealth ( poet.): in re bona esse, Laber. ap. Gell. 10, 17, 4.—Also an object of value:

    homines quibus mala abunde omnia erant, sed neque res neque spes bona ulla,

    who had no property, nor the hope of any, Sall. C. 21, 1. —
    d.
    Costly things, articles of luxury:

    capere urbem in Arabia plenam bonarum rerum,

    Plaut. Pers. 4, 3, 46; 4, 4, 82:

    nimium rei bonae,

    id. Stich. 2, 3, 55:

    ignorantia bonarum rerum,

    Nep. Ages. 8, 5 ' bonis rebus gaudere, Hor. S. 2, 6, 110:

    re bona copiosum esse,

    Gell. 16, 19, 7.—
    e.
    Moral, morally good:

    illi cum res non bonas tractent,

    Cic. Ac. 2, 33, 72:

    ut de virtutibus et vitiis, omninoque de bonis rebus et malis quaererent,

    id. ib. 1, 4, 15:

    quid habemus in rebus bonis et malis explorati?

    id. ib. 2, 42, 129; so id. Or. 1, 10, 42; id. Leg. 1, 22, 58:

    quae tamen omnia dulciora fuint et moribus bonis et artibus,

    id. Sen. 18, 65.—
    f.
    In literary composition, important or interesting matter, subjects, or questions:

    res bonas verbis electis dictas quis non legat?

    Cic. Fin. 1, 3, 8:

    studiis generorum, praesertim in re bona,

    Plaut. Am. 8, 26.—
    2.
    Bonae artes.
    (α).
    A good, laudable way of dealing:

    qui praeclari facinoris aut artis bonae famam quaerit,

    Sall. C. 2, 9:

    huic bonae artes desunt, dolis atque fallaciis contendit,

    id. ib. 11, 2:

    quod is bonarum artium cupiens erat,

    Tac. A. 6, 46.—
    (β).
    Liberal arts and sciences:

    litteris aut ulli bonae arti,

    Quint. 12, 1, 7:

    conservate civem bonarum artium, bonarum partium, bonorum virorum,

    Cic. Sest. 32, 77. —Esp.:

    optimae artes: optimarum artium scientia,

    Cic. Fin. 1, 3, 4; id. Ac. 2, 1, 1; id. Cael. 10, 24; id. Marcell. 1, 4.—
    3.
    Bona fides, or fides bona.
    a.
    Good faith, i. e. conscious honesty in acts or words: qui nummos fide bona solvit, who pays (the price of labor) in good faith, i. e. as it is honestly earned, Cato, R. R. 14:

    dic, bona fide, tu id aurum non subripuisti?

    Plaut. Aul. 4, 10, 46; 4, 10, 47; id. Capt. 4, 2, 111; id. Most. 3, 1, 137; id. Poen. 1, 3, 30; id. Pers. 4, 3, 16; id. Ps. 4, 6, 33:

    si tibi optima fide omnia concessit,

    Cic. Rosc. Am. 49, 144; Quint. 10, 3, 23.—Hence, bonae fidei vir, a conscientious man, Quint. 10, 7, 1.—
    b.
    Jurid. t. t.
    (α).
    Good faith in contracts and legal acts in general, opposed to dolus malus, honesty and fairness in dealing with another:

    ad fidem bonam statuit pertinere, notum esse emptori vitium quod nosset venditor,

    Cic. Off. 3, 16, 67.—Hence, alienam rem bona fide emere, to buy, believing the seller to be the rightful owner, Dig. 41, 3, 10; 41, 3, 13, § 1. bonae fidei possessor (also possessio), believing that he is the rightful owner, ib. 5, 3, 25, § 11; 5, 3, 22; 41, 3, 15, § 2;

    41, 3, 24: conventio contra bonam fidem et mores bonos,

    ib. 16, 31, § 7: bonam fidem praestare, to be responsible for one ' s good faith, ib. 17, 1, 10 prooem.—Hence,
    (β).
    Bonae fidei actiones or judicia, actions in equity, i. e. certain classes of actions in which the strict civil law was set aside by the praetorian edict in favor of equity:

    actiones quaedam bonae fidei sunt, quaedam stricti juris. Bonae fidei sunt haec: exempto vendito, locato conducto, etc.,

    Just. Inst. 4, 6, 28, § 19.—In the republican time the praetor added in such actions to his formula for the judex the words ex fide bona, or, in full:

    quidquid dare facere oportet ex fide bona,

    Cic. Off. 3, 16, 66:

    iste dolus malus et legibus erat vindicatus, et sine lege, judiciis in quibus additur ex fide bona,

    id. ib. 3, 15, 61; cf. id. ib. 3, 17, 70.—
    4.
    Bona verba.
    (α).
    Kind words:

    Bona verba quaeso,

    Ter. And. 1, 2, 33.—
    (β).
    Words of good omen (v. omen):

    dicamus bona verba,

    Tib. 2, 2, 1:

    dicite suffuso ter bona verba mero,

    Ov. F. 2, 638.—
    (γ).
    Elegant or well-chosen expressions:

    quid est tam furiosum quam verborum vel optimorum atque ornatissimorum sonitus inanis,

    Cic. Or. 1, 12, 51:

    verborum bonorum cursu,

    id. Brut. 66, 233:

    omnia verba sunt alicubi optima,

    Quint. 10, 1, 9.—
    (δ).
    Moral sayings:

    non est quod contemnas bona verba et bonis cogitationibus plena praecordia,

    Sen. Vit. Beat. 20, 1. —
    5.
    Bona dicta.
    (α).
    Polite, courteous language:

    hoc petere me precario a vobis jussit leniter dictis bonis,

    Plaut. Am. prol. 25.—
    (β).
    Witticisms ( bon-mots): flammam a sapiente facilius ore in ardente opprimi, quam bona dicta teneat, Enn. ap. Cic. Or. 2, 54, 222:

    dico unum ridiculum dictum de dictis melioribus quibus solebam menstruales epulas ante adipiscier,

    Plaut. Capt. 3, 1, 22:

    ibo intro ad libros ut discam de dictis melioribus,

    id. Stich. 2, 3, 75.—
    6.
    Bona facta.
    (α).
    = bene facta (v. bene, I. B. 2. b.), laudable deeds:

    nobilitas ambobus et majorum bona facta (sc. erant),

    Tac. A. 3, 40.—
    (β).
    Bonum factum est, colloq., = bene est, bene factum est (v. bene, I. B. 2. b.):

    bonum factum est, ut edicta servetis mea,

    Plaut. Poen. prol. 16:

    haec imperata quae sunt pro imperio histrico, bonum hercle factum (est) pro se quisque ut meminerit,

    id. ib. 45.— Hence,
    (γ).
    Elliptically, introducing commands which cannot be enforced, = if you will do so, it will be well:

    peregrinis in senatum allectis, libellus propositus est: bonum factum, ne quis senatori novo curiam monstrare velit,

    Suet. Caes. 80:

    et Chaldaeos edicere: bonum factum, ne Vitellius... usquam esset,

    id. Vit. 14:

    hac die Carthaginem vici: bonum factum, in Capitolium eamus, et deos supplicemus,

    Aur. Vict. 49; cf.:

    o edictum, cui adscribi non poterit bonum factum,

    Tert. Pud. 1.—
    7.
    Bona gratia.
    (α).
    A friendly understanding:

    cur non videmus inter nos haec potius cum bona Ut componantur gratia quam cum mala?

    Ter. Phorm. 4, 3, 17; so,

    per gratiam bonam abire,

    to part with good feelings, Plaut. Mil. 4, 3, 33.—In jest: sine bona gratia abire, of things cast away, Plaut Truc. 2, 7, 15.—
    (β).
    Pleon., in the phrase bonam gratiam habere, = gratiam habere, to thank (v. B. 2. k.), Plaut. Rud. 2, 5, 32; id. Bacch. 4, 8, 99.—
    8.
    Bona pars.
    (α).
    The well-disposed part of a body of persons:

    ut plerumque fit, major pars (i. e. of the senate) meliorem vicit,

    Liv. 21, 4, 1:

    pars melior senatus ad meliora responsa trahere,

    id. 7, 21, 6.—
    (β).
    The good party, i. e. the optimates (gen. in plur.):

    civem bonarum partium,

    Cic. Sest. 32, 77:

    (fuit) meliorum partium aliquando,

    id. Cael. 6, 13:

    qui sibi gratiam melioris partis velit quaesitam,

    Liv. 2, 44, 3.—Paronom.: (Roscius) semper partium in re publica tam quam in scaena optimarum, i. e. party and part in a drama, Cic. Sest. 56, 120.—
    (γ).
    Of things or persons, a considerable part (cf. a good deal):

    bonam partem ad te adtulit,

    Ter. Eun. 1, 2, 43:

    bonam partem sermonis in hunc diem esse dilatam,

    Cic. Or. 2, 3, 14:

    bonam magnamque partem exercitus,

    Val. Max. 5, 2, ext. 4:

    bona pars noctium,

    Quint. 12, 11, 19:

    bona pars hominum,

    Hor. S. 1, 1, 61:

    meae vocis... bona pars,

    id. C. 4, 2, 46; so id. A. P. 297; Ov. P. 1, 8, 74:

    melior pars diei,

    Verg. A. 9, 156.—
    (δ).
    Rarely, and mostly eccl. Lat.: optima pars, the best part or lot:

    nostri melior pars animus est,

    Sen. Q. N. 1, prooem. § 14; cf.:

    quae pars optima est in homine,

    best, most valuable, Cic. Tusc. 5, 23, 67:

    major pars aetatis, certe melior reipublicae data sit,

    Sen. Brev. Vit. 18, 1:

    Maria optimam partem elegit, quae non auferetur ab ea,

    Vulg. Luc. 10, 42.—
    (ε).
    Adverb.:

    bonam partem = ex magna parte,

    Lucr. 6, 1249.—
    (ζ).
    Aliquem in optimam partem cognoscere, to know somebody from his most favorable side, Cic. Off. 2, 13, 46: aliquid in optimam partem accipere, to take something in good part, interpret it most favorably:

    Caesar mihi ignoscit quod non venerim, seseque in optimam partem id accipere dicit,

    id. Att. 10, 3 a, 2; id. ad Brut. 1, 2, 3:

    quaeso ut hoc in bonam partem accipias,

    id. Rosc. Am. 16, 45.—
    9.
    Dies bonus or bona.
    (α).
    A day of good omen, a fortunate day (= dies laetus, faustus):

    tum tu igitur die bono, Aphrodisiis, addice, etc.,

    Plaut. Poen. 2, 49:

    nunc dicenda bona sunt bona verba die,

    Ov. F. 1, 72.—
    (β).
    A beautiful, serene day, Sen. Vit. Beat. 22, 3.—
    10.
    Bonus mos.
    (α).
    Boni mores, referring to individuals, good, decent, moral habits:

    nihil est amabilius quam morum similitudo bonorum,

    Cic. Off. 1, 17, 56:

    nam hic nimium morbus mores invasit bonos,

    Plaut. Trin. 1, 1, 6:

    domi militiaeque boni mores colebantur,

    Sall. C. 9, 1:

    propter ejus suavissimos et optimos mores,

    Cic. Phil. 3, 5, 13:

    cum per tot annos matronae optimis moribus vixerint,

    Liv. 34, 6, 9:

    mores meliores,

    Plaut. Aul. 3, 5, 18.—
    (β).
    Bonus mos or boni mores, in the abstract, morality, the laws, rules of morality: ei vos morigerari mos bonu'st, it is a rule of morality that you should, etc., Plaut. Capt. 2, 1, 4:

    ex optimo more et sanctissima disciplina,

    Cic. Phil. 2, 28, 69:

    neglegentia boni moris,

    Sen. Ep. 97, 1.—Jurid. t. t.:

    conventio, mandatum contra bonos mores,

    in conflict with morality, Quint. 3, 1, 57; Dig. 16, 3, 1, § 7; Gai. Inst. 3, 157 et saep. —
    11.
    Adverbial phrases.
    a.
    Bono animo esse, or bonum animum habere.
    (α).
    To be of good cheer or courage:

    bono animo es! Liberabit ille te homo,

    Plaut. Merc 3, 1, 33; so id. Aul. 4, 10, 61; id. Mil. 4, 8, 32; id. Rud. 3, 3, 17; Ter. Eun. 1, 2, 4; id. Heaut. 4, 6, 18; id. Ad. 2, 4, 20; 3, 5, 1; 4, 2, 4; 4, 5, 62; id. Phorm. 5, 8, 72:

    animo bono es,

    Plaut. Ps. 1, 3, 103; id. Am. 2, 2, 48; 5, 2, 1:

    bono animo es, inquit Scrofa, et fiscinam expedi,

    Varr. R. R. 1, 26:

    bono animo sint et tui et mei familiares,

    Cic. Fam. 6, 18, 1; 6, 10, 29:

    bono animo esse jubere eam consul,

    Liv. 39, 13, 7:

    habe modo bonum animum,

    Plaut. Capt. 1, 2, 58; so id. Am. 1, 3, 47; id. Truc. 2, 6, 44; id. Aul. 2, 2, 15:

    habe animum bonum,

    id. Cas. 2, 6, 35; id. Ep. 2, 2, 1; 4, 2, 31:

    bonum animum habe,

    Liv. 45, 8, 5:

    clamor ortus ut bonum animum haberet,

    id. 8, 32, 1; so Sen. Ep. 87, 38.—
    (β).
    Bono animo esse, or facere aliquid, to be of a good or friendly disposition, or to do with good, honest intentions:

    audire jubet vos imperator histricus, bonoque ut animo sedeant in subselliis qui, etc.,

    Plaut. Poen. prol. 5: sunt enim (consules) [p. 246] optimo animo, summo consilio, of the best disposition, Cic. Phil. 3, 1, 2:

    bono te animo tum populus Romanus... dicere existimavit ea quae sentiebatis, sed, etc.,

    id. Imp. Pomp. 19, 56:

    quod nondum bono animo in populum Romanum viderentur,

    Caes. B. G. 1, 6; Quint. 7, 4, 15.—
    (γ).
    Bonus animus, good temper, patience:

    bonus animus in mala re dimidium mali est,

    Plaut. Ps. 1, 5, 37:

    vos etiam hoc animo meliore feratis,

    Ov. M. 9, 433.—
    b.
    Bono modo.
    (α).
    = placide, with composure, moderation:

    si quis quid deliquerit, pro noxa bono modo vindicet,

    Cato, R. R. 5:

    haec tibi tam sunt defendenda quam moenia, mihi autem bono modo, tantum quantum videbitur,

    Cic. Ac. 2, 44, 137.—
    (β).
    In a decent manner:

    neu quisquam prohibeto filium quin amet... quod bono fiat modo,

    Plaut. Merc. 5, 4, 62. —
    c.
    Jure optimo or optimo jure, with good, perfect right:

    te ipse jure optumo incuses licet,

    Plaut. Most. 3, 2, 23; id. Rud. 2, 6, 53:

    ut jure optimo me deserere posses,

    Cic. Fam. 3, 8, 6; Sen. Ot. Sap. 2 (29), 2.—With pass. or intr. verb, deservedly:

    ne jure optimo irrideamur,

    Cic. Off. 1, 31, 111; cf. id. ib. 1, 42, 151; id. Marcell. 1, 4;

    similarly, optimo judicio,

    Val. Max. 2, 9, 2.
    II.
    As subst.
    A.
    bŏnus, boni, m.; of persons.
    1.
    In sing. or plur. orig. = bonus vir, boni viri; v. I. A. 1. a. b, supra, a morally good man.
    (α).
    Plur.:

    bonis quod bene fit haud perit,

    Plaut. Rud. 4, 3, 2; id. Capt. 2, 2, 108; id. Trin. 2, 1, 55; id. Pers. 4, 5, 2:

    melius apud bonos quam apud fortunatos beneficium collocari puto,

    Cic. Off. 2, 20, 71:

    verum esse ut bonos boni diligant, quamobrem... bonis inter bonos quasi necessariam (esse) benevolentiam,

    id. Lael. 14, 50:

    diverso itinere malos a bonis loca taetra... habere,

    Sall. C. 52, 13; 7, 2; 52, 22:

    oderunt peccare boni virtutis amore,

    Hor. Ep. 1, 16, 52:

    tam bonis quam malis conduntur urbes,

    Sen. Ben. 4, 28, 4; so id. Vit. Beat. 15, 6; Quint. 9, 2, 76.—Rarely bŏnae, arum, f., good women:

    quia omnes bonos bonasque adcurare addecet, etc.,

    Plaut. Trin. 1, 2, 41.—
    (β).
    Sing.:

    malus bonum malum esse volt ut sit sui similis,

    Plaut. Trin. 2, 2, 8:

    nec enim cuique bono mali quidquam evenire potest,

    Cic. Tusc. 1, 41, 99; cf.:

    qui meliorem audax vocet in jus,

    Hor. S. 2, 5, 29.—
    2.
    Bonus, a man of honor.
    (α).
    A brave man:

    pro qua (patria) quis bonus dubitet mortem oppetere si ei sit profuturus?

    Cic. Off. 1, 17, 57:

    libertatem quam nemo bonus nisi cum anima simul amittat,

    Sall. C. 33, 5:

    fortes creantur fortibus et bonis,

    Hor. C. 4, 4, 29 (opp. ignavi):

    fama impari boni atque ignavi erant,

    Sall. J. 57, 6; 53, 8; id. C. 11, 2. —
    (β).
    A gentleman:

    quis enim umquam, qui paululum modo bonorum consuetudinem nosset, litteras ad se ab amico missas... in medium protulit?

    Cic. Phil. 2, 4, 7.—
    3.
    Boni, the better (i. e. higher) classes of society.
    (α).
    In gen. (of political sentiments, = optimates, opp. populares, seditiosi, perditi cives, etc.;

    so usu. in Cic.): meam causam omnes boni proprie enixeque susceperant,

    Cic. Sest. 16, 38:

    audaces homines et perditi nutu impelluntur... boni, nescio quomodo, tardiores sunt, etc.,

    id. ib. 47, 100:

    ego Kal. Jan. senatum et bonos omnes legis agrariae... metu liberavi,

    id. Pis. 2, 4:

    etenim omnes boni, quantum in ipsis fuit, Caesarem occiderunt,

    id. Phil. 2, 13, 29; id. Fam. 5, 2, 8; 5, 21, 2; id. Sest. 2, 5; 16, 36; 48, 103; id. Planc. 35, 86; id. Mil. 2, 5; id. Off. 2. 12, 43:

    maledictis increpat omnes bonos,

    Sall. C. 21, 4; 19, 2; 33, 3; Hirt. B. G. 8, 22; so,

    optimi,

    Cic. Leg. 3, 17, 37; and, ironically, boni identified with the rich:

    bonorum, id est lautorum et locupletum,

    id. Att. 8, 1, 3.—
    (β).
    Without reference to political views;

    opp. vulgus (rare): nihil ego istos moror fatuos mores quibus boni dedecorant se,

    Plaut. Trin. 2, 2, 22:

    semper in civitate quibus opes nullae sunt bonis invident,

    Sall. C. 37, 3:

    elatus est sine ulla pompa funeris, comitantibus omnibus bonis, maxima vulgi frequentia,

    Nep. Att. 22, 2.—So, mĕlĭōres, um, m., one ' s betters:

    ut quaestui habeant male loqui melioribus,

    Plaut. Poen. 3, 3, 13:

    da locum melioribus,

    Ter. Phorm. 3, 2, 37.—
    4.
    Boni, bone, in addresses, as an expression of courtesy, Hor. S. 2, 2, 1; 2, 6, 51; 2, 6, 95; id. Ep. 2, 2, 37; ironice, id. S. 2, 3, 31.—
    5.
    Optimus quisque = quivis bonus, omnes boni.
    (α).
    Referring to morality:

    esse aliquid natura pulcrum quod optimus quisque sequeretur,

    every good man, Cic. Sen. 13, 43:

    qui ita se gerebant ut sua consilia optimo cuique probarent, optimates habebantur,

    id. Sest. 45, 96; id. Off. 1, 43, 154; id. Fin. 1, 7, 24; id. Sest. 54, 115; and = even the best:

    quare deus optimum quemque mala valetudine adficit?

    Sen. Prov. 4, 8.—
    (β).
    Of the educated classes:

    adhibenda est quaedam reverentia adversus homines, et optimi cujusque et reliquorum,

    Cic. Off. 1, 28, 99; cf. id. ib. 1, 25, 85:

    Catilina plerisque consularibus, praeterea optumo cuique, litteras mittit,

    Sall. C. 34, 2:

    optimo cuique infesta libertas,

    Sen. Ot. Sap. 8, 2 (32 fin.).—
    (γ).
    Honorable, brave:

    optumus quisque cadere et sauciari, ceteris metus augeri,

    Sall. J. 92, 8.—
    (δ).
    In gen., excellent:

    optimus quisque facere quam dicere... malebat,

    Sall. C. 8, 5.—
    (ε).
    Distributively:

    ita imperium semper ad optumum quemque a minus bono transfertur,

    to the best man in each instance, Sall. C. 2, 6.—
    (ζ).
    Referring to another superlative ( = quo quisque melior eo magis, etc.):

    hic aditus laudis qui semper optimo cuique maxime patuit,

    Cic. Imp. Pomp. 1, 1; so id. Lael. 4, 14; id. Inv. 2, 11, 36; Sen. Vit. Beat. 18, 1.—
    (η).
    Attributively, with a noun:

    optimam quamque causam,

    Cic. Sest. 43, 93:

    optima quaeque dies,

    Verg. G. 3, 66.
    2.
    bŏnum, i, n., plur. bona; mĕlĭus, ōris, n.; optĭmum, i, n. (v. infra); of things in gen.
    1.
    Bonum, or plur. bona, a good, or goods in a moral and metaphysical sense, a moral good, a blessing: sunt autem hae de finibus defensae sententiae: nihil bonum nisi honestum, ut Stoici; nihil bonum nisi voluptatem, ut Epicurus;

    nihil bonum nisi vacuitatem doloris, ut Hieronymus... tria genera bonorum, maxima animi, secunda corporis, externa tertia, ut Peripatetici, etc.,

    Cic. Tusc. 5, 30, 84 sq.:

    quid est igitur bonum? Si quid recte fit et honeste et cum virtute, id bene fieri vere dicitur, et quod rectum et honestum et cum virtute est, id solum opinor bonum,

    id. Par. 1, 1, 9:

    ut quis intellegat, quid sit illud simplex et verum bonum quod non possit ab honestate sejungi,

    id. Ac. 1, 2, 7:

    non-est igitur voluptas bonum,

    id. Fin. 1, 11, 39: finis bonorum et malorum (telos agathôn) = summa bona et mala:

    sunt nonnullae disciplinae quae, propositis bonorum et malorum finibus, officium omne pervertant. Nam qui summum bonum sic instituit ut, etc.,

    id. Off. 1, 2, 5; cf. id. Par. 1, 3, 14; id. Ac. 2, 9, 29; 2, 36, 114; 2, 42, 129; id. Fin. 1, 9, 29; 1, 12, 42; id. Tusc. 4, 31, 66; Sen. Vit. Beat. 24, 5; id. Ep. 117, 1 et saep.—
    2.
    Bonum, what is valuable, beneficial, estimable, favorable, pleasant, physically or mentally:

    quoi boni Tantum adfero quantum ipsus a diis optat,

    Plaut. Capt. 4, 1, 9:

    multa bona vobis volt facere,

    will do you much good, id. Poen. 5, 4, 60; id. Am. prol. 43, 49; id. Pers. 4, 8, 4; 2, 3, 14; id. Cas. 2, 8, 32:

    tum demum nostra intellegemus bona quom ea amisimus,

    id. Capt. 1, 2, 33:

    multa tibi di dent bona,

    id. Poen. 1, 1, 80; cf. id. ib. 3, 3, 54; 3, 3, 74; id. Mil. 3, 1, 120; id. Men. 3, 3, 34; id. Pers. 4, 3, 23; id. Truc. 1, 2, 23; id. Merc. 1, 2, 40; id. Most. 1, 1, 47:

    omnia Bona dicere,

    to speak in the highest terms of one, Ter. And. 1, 1, 70:

    sed ne vivus quidem bono caret, si eo non indiget,

    Cic. Tusc. 1, 36, 88:

    cum quaecumque bona Peripateticis, eadem Stoicis commoda viderentur,

    id. ib. 5, 41, 120:

    nihil enim boni nosti,

    nothing that is good for any thing, id. Phil. 2, 7, 16:

    mala pro bonis legere dementia est,

    Sen. Vit. Beat. 6, 1; Val. Max. 5, 3, ext. 3 fin.; Hor. S. 1, 2, 73:

    quia bonum sit valere,

    a good thing, Cic. Fin. 4, 23, 62 (cf. III. A. 5. infra):

    melius: quo quidem haud scio an... quidquam melius sit homini a dis immortalibus datum,

    id. Lael. 6, 20:

    meliora... Aristotelem de istis rebus scripsisse,

    id. Or. 1, 10, 43:

    optimum: difficillimum est formam exponere optimi,

    id. ib. 11, 36.— Here belongs the phrase boni consulere;

    v. consulo.—So after prepositions: in bonum vertere, v. under verto: in melius ire,

    to change for the better, Tac. A. 12, 68.—In the same sense: in melius aliquid referre, or reflectere ( poet.), Verg. A. 1, 281; 11, 426; 10, 632:

    ad melius transcurrere,

    to pass over to something better, Hor. S. 2, 2, 82.—
    3.
    Bonum or bona, prosperity:

    fortiter malum qui patitur, idem post patitur bonum,

    Plaut. As. 2, 2, 58:

    nulli est homini perpetuum bonum,

    id. Curc. 1, 3, 33:

    unā tecum bona, mala tolerabimus,

    Ter. Phorm. 3, 3, 23:

    quibus in bonis fuerint et nunc quibus in malis sint, ostenditur ( = in secundis, in adversis rebus),

    Cic. Inv. 1, 55, 107.—
    4.
    Good qualities, gifts:

    omnia adsunt bona, quem penes'st virtus,

    Plaut. Am. 2, 2, 30:

    magnis illi et divinis bonis hanc licentiam adsequebantur,

    Cic. Off. 1, 41, 148:

    nisi qui se suā gravitate et castimoniā... tum etiam naturali quodam bono defenderet, etc.,

    id. Cael. 5, 11:

    hunc meā sententiā divinis quibusdam bonis instructum atque ornatum puto,

    id. ib. 17, 39:

    non intellego quod bonum cuiquam sit apud tales viros profuturum,

    id. Balb. 28, 63:

    gaude isto tuo tam excellenti bono,

    id. Marcell. 6, 19; so id. Imp. Pomp. 16, 49.—
    5.
    Advantage, benefit:

    si plus adipiscare, re explicatā, boni, quam addubitatā mali,

    Cic. Off. 1, 24, 83:

    saepe cogitavi bonine an mali plus adtulerit... eloquentiae studium,

    id. Inv. 1, 1, 1; 2, 35, 106; id. Off. 2, 2, 5; id. Sest. 10, 24:

    maximum bonum in celeritate ponebat,

    Sall. C. 43, 4; so, bono publico (abl.), for the public good:

    hoc ita si fit, publico fiat bono,

    Plaut. Trin. 1, 2, 183; Liv. 2, 44, 3; Dig. 41, 3, 1.—
    6.
    With aequum, what is fair and good, the fair ( thing), fairness, equity:

    si bonum aequomque oras,

    Plaut. Most. 3, 1, 149; so id. Pers. 3, 1, 71; id. Rud. 1, 2, 94; id. Men. 4, 2, 11:

    si tu aliquam partem aequi bonique dixeris,

    Ter. Phorm. 4, 3, 32; id. Heaut. 4, 1, 29; id. Ad. 1, 1, 39:

    a quo vivo nec praesens nec absens quidquam aequi bonique impetravit,

    Cic. Phil. 2, 37, 94.—Hence, aequo et bono, or ex aequo et bono, in ( with) fairness, in equity, Ter. Ad. 5, 9, 30; Auct. Her. 2, 10, 14; 2, 12, 18; 2, 13, 20; Gai. Inst. 3, 137: aequi bonique, as gen. of value, with facere:

    istuc, Chreme, Aequi bonique facio,

    I place a fair and proper value on it, Ter. Heaut. 4, 5, 40.—
    7.
    Bona, one ' s property, fortunes, almost always denoting the whole of one's possessions.
    a.
    In gen.:

    paterna oportet reddi filio bona,

    Plaut. Poen. 5, 2, 120:

    bona sua med habiturum omnia,

    id. Truc. 2, 4, 49; cf. id. ib. 2, 7, 6; 4, 2, 29; id. Rud. 2, 6, 22; id. Most. 1, 3, 77; id. Trin. 4, 4, 3; Ter. Eun. 2, 2, 4:

    bona mea diripiebantur atque ad consulem deferebantur,

    Cic. Sest. 24, 54:

    cum de capite, civis et de bonis proscriptio ferretur,

    id. ib. 30, 65:

    bona, fortunas, possessiones omnium,

    id. Caecin. 13, 38:

    at mulctantur bonis exsules,

    id. Tusc. 5, 37, 106; id. Off. 2, 23, 81; id. Par. 1, 1, 7; id. Sest. 19, 42; 43, 94; 52, 111; id. Phil. 2, 26, 64; Caes. B. G. 7, 3; Liv. 2, 3, 5; 2, 5, 5; 4, 15, 8; Tac. A. 2, 48; Quint. 6, 1, 19 et saep.—
    b.
    Bonorum possessio, the possession of one ' s property by another.
    (α).
    Bonorum possessio in consequence of bonorum cessio, i. e. an assignment of one ' s property for the benefit of creditors, Dig. 42, tit. 3.—
    (β).
    Bonorum possessio granted by the prætor against a contumacious or insolvent debtor (in bona mittere, in bona ire jubere, bona possidere jubere, etc.); cf. Dig. 42, tit. 4:

    postulat a Burrieno Naevius ut ex edicto bona possidere liceat,

    Cic. Quint. 6, 25, and the whole of c. 8:

    edixit... neu quis militis... bona possideret aut venderet,

    Liv. 2, 24, 6:

    bona proscribere,

    to offer the property thus transferred for sale, Cic. Quint. 6, 25.—
    (γ).
    Chiefly referring to the property of a defunct person (hereditas), where the prætor, till the heir had proved his right, granted a bonorum possessio secundum tabulas or contra tabulas, Dig. 37, tit. 4; 37, tit. 11.—
    c.
    In bonis esse;

    with reference to the older civil law, which distinguished between civil property (habere rem ex jure Quiritium) and natural property (rem in bonis habere, res in bonis est),

    Gai. Inst. 2, 40, 41; Dig. 40, 12, 38, § 2; 37, 6, 2, § 1; 37, 6, 3, § 2; ib. Fragm. 1, 16; Gai. Inst. 1, 22; 1, 35; 1, 222; 1, 167; Dig. 1, 8, 1; 27, 10, 10:

    neque bonorum possessorum, neque... res pleno jure fiunt, sed in bonis efficiuntur,

    ib. Fragm. 3, 80.—Hence, nullam omnino arbitrabamur de eā hereditate controversiam eum habiturum, et est hodie in bonis, i. e. [p. 247] the bonorum possessio has been granted to him, which did not give full ownership, but effected only that the hereditas was in bonis. Cic. Fam. 13, 30, 1.
    III.
    Predicative use.
    A.
    With nouns or pronouns as subjects.
    1.
    Bonum esse, to be morally good, honest:

    nunc mihi bonae necessum est esse ingratiis, Quamquam esse nolo,

    Plaut. Cist. 2, 3, 82:

    bonam ego quam beatam me esse nimio dici mavolo,

    id. Poen. 1, 2, 93; so id. Capt. 2, 1, 44; id. Men. 4, 2, 6; id. Rud. prol. 29:

    itaque viros fortes magnanimos eosdem, bonos et simplices... esse volumus,

    Cic. Off. 1, 19, 63; cf. id. ib. 3, 21, 84; id. Att. 15, 6, 1:

    Cato esse quam videri bonus malebat,

    Sall. C. 54, 5:

    ut politiora, non ut meliora fiant ingenia,

    Val. Max. 5, 4, ext. 5 fin. —
    2.
    To be beneficial, prosperous, advantageous, valuable, favorable, serviceable, correct, with reference to both persons and things as subjects, and in regard to physical and mental relations:

    jam istuc non bonumst,

    Plaut. Merc. 2, 2, 29; Cato, R. R. 157:

    oleum viridius et melius fiet,

    id. ib. 3:

    vinum ut alvum bonam faciat,

    to correct the bowels, id. ib. 156:

    quid est homini salute melius?

    Plaut. As. 3, 3, 127:

    non optuma haec sunt, verum meliora quam deterruma,

    id. Trin. 2, 3, 1:

    quid est quod huc possit quod melius sit accedere?

    Cic. Fin. 1, 12, 41; 1, 18, 57; id. Tusc. 1, 41, 99:

    in quo (vestitu), sicut in plerisque rebus, mediocritas optima est,

    id. Off. 1, 36, 130; 2, 17, 59; id. Inv. 1, 31, 51; id. Or. 2, 6; 11, 36:

    meliorem tamen militem... in futura proelia id certamen fecit,

    Liv. 2, 51, 3:

    parvus ut est cygni melior canor, ille gruum quam Clamor,

    Lucr. 4, 181; 4, 191:

    si meliora dies, ut vina, poemata reddit,

    Hor. Ep. 2, 1, 34.—So in the optative formula:

    quod bonum, faustum, felixque sit,

    Liv. 1, 28, 7; 1, 17, 10; 39, 15, 1; 3, 54;

    3, 34.—Also, quod bonum atque fortunatum mihi sit,

    Plaut. Cas. 2, 6, 50;

    and with a noun as subject: ut nobis haec habitatio Bona, fausta, felix, fortunataque evenat,

    Plaut. Trin. 1, 2, 3.—
    3.
    To be kind:

    bonus cum probis'st (erus), malus cum malis,

    Plaut. Most. 4, 1, 22:

    hic si vellet bonus ac benignus Esse,

    Hor. S. 1, 2, 52.—
    4.
    With reference to the gods:

    ecastor ambae (Fortuna et Salus sunt bonae,

    Plaut. As. 3, 3, 129:

    Palladis aut oculos ausa negare bonos (esse),

    Prop. 3, 24, 12 (2, 28, 12).—
    B.
    Impers.
    1.
    Bonum est (very rare for the class. bene est; v. bene).
    (α).
    Without a subject:

    bonum sit!

    may it be fortunate, favorable! Verg. E. 8, 106.—
    (β).
    With subject inf.:

    nam et stulte facere, et stulte fabularier in aetate haud bonum est,

    Plaut. Trin. 2, 4, 61:

    bonum est pauxillum amare, insane non bonum est,

    id. Curc. 1, 3,20.—
    2.
    Melius est.
    (α).
    With subject inf.:

    melius sanam est mentem sumere,

    Plaut. Men. 5, 2, 51:

    nihil sentire est melius quam tam prava sentire,

    Cic. Ac. 2, 40, 125; cf. id. Fin. 1, 19, 62; id. Off. 1, 43, 156; so,

    melius fuit, fuisset, or fuerat,

    it would have been better, id. N. D. 3, 33; id. Sen. 23, 82; id. Off. 3, 25, 94:

    proinde quiesse erit melius,

    Liv. 3, 48, 3; 3, 41, 3; Verg. A. 11, 303.—
    (β).
    With subject inf.-clause:

    meliu'st te quae sunt mandata tibi praevortier,

    Plaut. Merc. 2, 3, 125; id. Men. 5, 9, 32.—
    (γ).
    With ut-clause:

    quid melius quam ut hinc intro abeam et me suspendam clanculum,

    Plaut. Rud. 4, 4, 145; so id. Ps. 4, 7, 18.—
    (δ).
    With subjectclause in the subjunctive:

    nunc quid mihi meliu'st quam ilico hic opperiar erum,

    Plaut. Rud. 2, 2, 22.—
    3.
    Optimum est.
    (α).
    With subject inf.:

    optimum visum est, captivos quam primum deportare,

    Liv. 23, 34, 8:

    si quis dicit optimum esse navigare,

    Sen. Ot. Sap. 8, 4 (32 fin.); so, optimum fuit, it would have been better, and optimum erat, it would be better, Quint. 6, prooem. 3; 11, 2, 33; Hor. S. 2, 1, 7.—
    (β).
    With inf.-clause:

    constituerunt optimum esse, domum suam quemque reverti,

    Caes. B. G. 2, 10: optimum visum est, in fluctuantem aciem tradi equos, etc., Liv 6, 24, 10; 22, 27, 6.—
    (γ).
    With ut and subj:

    hoc vero optimum, ut is qui, etc., id ultimum bonorum, id ipsum quid et quale sit nesciat,

    Cic. Fin. 2, 3, 6.—
    (δ).
    With quod:

    illa vero optima (sunt) quod cum Haluntium venisset Archagathum vocari jussit,

    Cic. Verr. 2, 4, 23, § 51:

    optimum vero (est) quod dictaturae nomen in perpetuum de re publica sustulisti,

    id. Phil. 2, 36, 91.—
    (ε).
    With second sup., in the phrase optumum factu est (where factu is redundant):

    sed hoc mihi optumum factu arbitror,

    Plaut. Stich. 1, 2, 16:

    optimum factu esse duxerant frumento... nostros prohibere,

    Caes. B. G. 4, 30:

    optumum factu credens exercitum augere,

    Sall. C. 32, 1 (Kritz, factum); 57, 5 (Kritz, factum).
    IV.
    Ellipt. use: di meliora, i. e. dent or velint, i. e. let the gods grant better things than what you say, etc.; God forbid! in full:

    di melius duint,

    Ter. Phorm. 5, 9, 16:

    di meliora velint!

    Ov. M. 7, 37.—Ellipt.:

    di meliora! inquit,

    Cic. Sen. 14, 47:

    id ubi mulier audivit, perturbata, dii meliora inquit, etc.,

    Liv. 39, 10, 2; 9, 9, 6; Verg. G. 3, 513;

    similarly, di melius, i. e. fecerunt,

    Val. Max. 6, 1, ext. 3.
    V.
    With object expressed,
    1.
    By dat.
    (α).
    = good, useful, beneficial for:

    ambula, id lieni optumum est,

    Plaut. Curc. 2, 1, 25:

    quia vobis eadem quae mihi bona malaque esse intellexi,

    Sall. C. 20, 3:

    bona bello Cornus, jaculis, etc.,

    Verg. G. 2, 447.—
    (β).
    = benignus or propitius, kind to:

    vicinis bonus esto,

    Cato, R. R. 4:

    bene merenti mala es, male merenti bona es,

    Plaut. As. 1, 2, 3:

    vos o mihi Manes, Este boni,

    Verg. A. 12, 647.—
    (γ).
    = idoneus, fit for, adapted to:

    qui locus vino optimus dicetur esse,

    Cato, R. R. 6:

    tum erit ei rei optumum tempus,

    id. ib. 26:

    terra cui putre solum, Optima frumentis,

    Verg. G. 2, 205; 2, 319; 1, 286.—
    (δ).
    With sum and dat., in the phrase alicui bono est, it is of service to one, profits him:

    accusant in quibus occidi patrem Sex. Roscii bono fuit,

    Cic. Rosc. Am. 5, 13:

    bono fuisse Romanis adventum eorum constabat,

    Liv. 7, 12, 4.—Hence, with rel. dat.: cui bono (est), for whose advantage it is:

    quod si quis usurpet illud Cassianum cui bono fuerit, etc.,

    Cic. Phil. 2, 14, 35:

    cui bono fuisset,

    id. Rosc. Am. 30, 84; id. Mil. 12, 32 Ascon. ad loc.; cf.

    ellipt. form cui bono?

    Prisc. p. 1208 P.—
    (ε).
    With dat. gerund:

    ager oleto conserundo qui in Favonium spectavit, aliis bonus nullus erit,

    Cato, R. R. 6; Varr. R. R. 1, 24:

    (mons) quia pecori bonus alendo erat,

    Liv. 29, 31; 9, 10.—
    2.
    By ad and acc.:

    refert et ad quam rem bona aut non bona sit,

    Varr. R. R. 1, 91:

    occasio quaeritur idoneane fuerit ad rem adoriendam, an alia melior,

    Auct. Her. 2, 4, 7:

    non campos modo militi Romano ad proelium bonos, etc.,

    Tac. A. 2, 14.

    Lewis & Short latin dictionary > bonae

  • 8 bonus

    bŏnus (old form dŭonus, Carm. Sall. ap. Varr. L. L. 7, § 26 Mull.; cf. Paul. ex Fest. p. 67 Mull.), a, um, adj. [for duonus, cf. bellum, bis, and cf. root dvi-; hence deidô, deos], good; comp. melior, us [cf. Gr. mala, mallon], better; sup. optimus ( optumus, ante-class. and often class.) [root opof ops, opes; cf. copia, apiscor], best.
    I.
    Attributively.
    A.
    As adjunct of nouns denoting persons.
    1.
    Vir bonus.
    (α).
    A man morally good (kalos kagathos):

    quoniam boni me viri pauperant, improbi alunt,

    Plaut. Poen. 5, 4, 60:

    omnibus virtutibus instructos et ornatos tum sapientes, tum viros bonos dicimus,

    Cic. Tusc. 5, 10, 28:

    ille vir bonus qui... intolerabili dolore lacerari potius quam aut officium prodat aut fidem,

    id. Ac. 2, 8, 23:

    sive vir bonus est is qui prodest quibus potest, nocet nemini, certe istum virum bonum non facile reperimus,

    id. Off. 3, 15, 64:

    qui se ita gerunt ut eorum probitas, fides, integritas, etc.... hos viros bonos... appellandos putemus,

    id. Lael. 5, 19:

    non intellegunt se de callido homine loqui, non de bono viro,

    id. Att. 7, 2, 4:

    ut quisque est vir optimus, ita difficillime esse alios improbos suspicatur,

    id. Q. Fr. 1, 1, 4, § 12:

    nec enim melior vir fuit Africano quisquam, nec clarior,

    id. Lael. 2, 6; id. Leg. 1, 14, 41; 1, 18, 48; id. Planc. 4, 9; id. Par. 3, 1, 21; id. Marcell. 6, 20; id. Fam. 7, 21; id. Off. 2, 16, 57.—
    (β).
    An honest man:

    justitia, ex qua viri boni nominantur,

    Cic. Off. 1, 7, 21; 1, 44, 155; 2, 11, 39; 2, 12, 42; 2, 20, 71;

    3, 12, 50: cum is sponsionem fecisset ni vir bonus esset,

    id. ib. 3, 19, 77:

    quoniam Demosthenes nec vir bonus esset, nec bene meritus de civitate,

    id. Opt. Gen. 7, 20; cf. id. Rosc. Am. 40, 116.—
    (γ).
    A man of good standing in the community:

    id viri boni arbitratu deducetur,

    Cato, R. R. 143; so id. ib. 149:

    tuam partem viri bono arbitratu... dari oportet,

    Dig. 17, 1, [p. 244] 35;

    37, 6, 2, § 2: quem voles virum bonum nominato,

    Cic. Verr. 2, 4, 25, § 55:

    vir bonus est... quo res sponsore, et quo causae teste tenentur,

    Hor. Ep. 1, 16, 40.—Hence, ironically of wealthy men:

    praetores jus dicunt, aediles ludos parant, viri boni usuras perscribunt,

    Cic. Att. 9, 12, 3.—
    (δ).
    Ironically of bad men:

    sed eccum lenonem Lycum, bonum virum,

    Plaut. Poen. 5, 5, 52; Ter. Eun. 5, 3, 9; 4, 3, 18; id. Ad. 3, 4, 30:

    expectabam quinam isti viri boni testes hujus manifesto deprehensi veneni dicerentur,

    Cic. Cael. 26, 63:

    nam socer ejus, vir multum bonus est,

    id. Agr. 3, 3, 13;

    so especially in addresses (mostly comic.): age tu, illuc procede, bone vir!

    Plaut. Capt. 5, 2, 1; id. Curc. 5, 2, 12; id. Ps. 4, 7, 48; id. Pers. 5, 2, 11; Ter. And. 3, 5, 10; 5, 2, 5; id. Ad. 4, 2, 17; id. Eun. 5, 2, 11:

    quid tu, vir optime? Ecquid habes quod dicas?

    Cic. Rosc. Am. 36, 104.—
    (ε).
    Sometimes boni viri = boni, in the sense of optimates (v. I. A. 3.):

    bonis viris quid juris reliquit tribunatus C. Gracchi?

    Cic. Leg. 3, 9, 20.—
    (ζ).
    As a conventional courtesy:

    homines optimi non intellegunt, etc.,

    Cic. Fin. 1, 7, 25:

    bone accusator,

    id. Rosc. Am. 21, 58:

    sic illum amicum vocasti, quomodo omnes candidatos bonos viros dicimus,

    gentlemen, Sen. Ep. 3, 1.—For bonus vir, a good husband, v. 3.; and for vir optimus, as a laudatory epithet, v. 5.—
    2.
    Boni homines (rare) = boni, better classes of society, v. II. A. 3:

    in foro infimo boni homines atque dites ambulant,

    Plaut. Curc. 4, 1, 14.—
    3.
    With nouns denoting persons in regard to their functions, offices, occupations, and qualities, denoting excellence:

    bonus consul,

    Liv. 4, 40, 6; 22, 39, 2 (different: consules duos, bonos quidem, sed dumtaxat bonos, amisimus, consuls of good sentiments, almost = bad consuls, Cic. ad Brut. 1, 3, 4):

    boni tribuni plebis,

    Cic. Phil. 1, 10, 25:

    bonus senator,

    id. Prov. Cons. 15, 37:

    senator bonus,

    id. Dom. 4, 8:

    bonus judex,

    id. Verr. 2, 4, 15, § 34:

    bonus augur (ironically),

    id. Phil. 2, 32, 80:

    bonus vates,

    Plaut. Mil. 3, 3, 27:

    bonus imperator,

    Sall. C. 60, 4:

    bonus dux,

    Quint. 12, 1, 43 (cf. trop.:

    naturam, optimam ducem,

    the best guide, Cic. Sen. 2, 5):

    bonus miles,

    Sall. C. 60, 4; Sen. Vit. Beat. 15, 5:

    bonus orator,

    Cic. Fin. 1, 3, 10:

    optimus orator,

    id. Opt. Gen. 1, 3:

    poeta bonus,

    id. de Or. 1, 3, 11; 2, 46, 194; id. Fin. 1, 3, 10:

    scriptor bonus,

    Quint. 10, 1, 104:

    bonus advocatus,

    id. 5, 13, 10:

    bonus defensor,

    id. 5, 13, 3:

    bonus altercator,

    a good debater, id. 6, 4, 10:

    bonus praeceptor,

    id. 5, 13, 44; 10, 5, 22:

    bonus gubernator,

    Cic. Ac. 2, 31, 100:

    optimus opifex,

    Hor. S. 1, 3, 133:

    sutor bonus,

    id. ib. 1, 3, 125:

    actor optimus,

    Cic. Sest. 57, 122:

    cantor optimus est modulator,

    Hor. S. 1, 3, 130:

    melior gladiator,

    Ov. Tr. 4, 6, 33: agricola (colonus, dominus) bonus, Cato, R. R. prooem.; Cic. Sen. 16, 56:

    bonus paterfamilias,

    a thrifty head of the house, Nep. Att. 13, 1:

    bonus servus,

    Plaut. Trin. 4, 3, 58; id. Am. 2, 1, 46; id. Men. 5, 6, 1; Cic. Mil. 22, 58:

    dominus bonus,

    Cato, R. R. 14:

    bonus custos,

    Plaut. Truc. 4, 3, 38.—Ironically, Ter. Phorm. 2, 1, 57:

    filius bonus,

    Plaut. Am. 3, 4, 9:

    patres,

    Quint. 11, 3, 178:

    parens,

    id. 6, prooem. 4: bonus (melior, optimus), viz. a good husband, Cic. Inv. 1, 31, 51 sq.; Liv. 1, 9, 15:

    uxor melior,

    Cic. Inv. 1, 31, 52:

    amicus,

    id. Fam. 2, 15, 3:

    amicus optimus,

    Plaut. Cas. 3, 3, 18:

    optimus testis,

    Cic. Fam. 7, 27, 2:

    auctor, in two senses,

    good authority, id. Att. 5, 12, 3;

    and = bonus scriptor (post-class.),

    Quint. 10, 1, 74.—Esp.:

    bonus civis (rarely civis bonus): in re publica ea velle quae tranquilla et honesta sint: talem enim solemus et sentire bonum civem et dicere, Cic.-Off. 1, 34, 124: eaque est summa ratio et sapientia boni civis, commoda civium non divellere, atque omnes aequitate eadem continere,

    id. ib. 2, 23, 83:

    eum esse civem et fidelem et bonum,

    Plaut. Pers. 1, 2, 15; Cic. Fam. 2, 8, 2; 1, 9, 10; 3, 12, 1; 6, 6, 11; id. Off. 1, 44, 155; Liv. 22, 39, 3; Sall. H. Fragm. 1, 10 Dietsch:

    optimus et fortissimus civis,

    Cic. Fam. 12, 2, 3; id. Sest. 17, 39.—
    4.
    Bonus and optimus as epithets of the gods.
    (α).
    In gen.:

    sed te bonus Mercurius perdat,

    Plaut. Cas. 2, 3, 23:

    fata... bonique divi,

    Hor. C. 4, 2, 38:

    divis orte bonis,

    id. ib. 4, 5, 1:

    O bone deus!

    Scrib. Comp. 84 fin.: BONORVM DEORVM, Inscr. ap. Cic. N. D. 3, 34, 84: totidem, pater optime, dixi, Tu mihi da cives, referring to Jupiter, Ov. M. 7, 627.—
    (β).
    Optimus Maximus, a standing epithet of Jupiter:

    (Juppiter) a majoribus nostris Optimus Maximus (nominatur), et quidem ante optimus, id est beneficentissimus, quam Maximus,

    Cic. N. D. 2, 25, 64:

    Jovem optimum et maximum ob eas res appellant, non quod, etc.,

    id. ib. 3, 36, 87:

    in templo Jovis Optimi Maximi,

    id. Sest. 56, 129; id. Prov. Cons. 9, 22:

    nutu Jovis Optimi Maximi,

    id. Cat. 3, 9, 21; Liv. 1, 12, 7; id. 6, 16, 2.—
    (γ).
    Di boni, O di boni, expressing indignation, sorrow, or surprise:

    di boni, hunc visitavi antidhac!

    Plaut. Ep. 4, 1, 16:

    di boni, boni quid porto!

    Ter. And. 2, 2, 1:

    di boni, quid hoc morbi est,

    id. Eun. 2, 1, 19; id. Heaut. 2, 3, 13; id. Ad. 3, 3, 86:

    alter, O di boni, quam taeter incedebat!

    Cic. Sest. 8, 19; id. Brut. 84, 288; id. Phil. 2, 8, 20; 2, 32, 80; id. Att. 1, 16, 5; 14, 21, 2; Val. Max. 3, 5, 1; Sen. Vit. Beat. 2, 3.—
    (δ).
    Bona Dea, etc., v. 6.—
    5.
    Optimus as a laudatory epithet.
    (α).
    Vir optimus:

    per vos nobis, per optimos viros optimis civibus periculum inferre conantur,

    Cic. Sest. 1, 2:

    virum optimum et constantissimum M. Cispium,

    id. ib. 35, 76:

    fratrem meum, virum optimum, fortissimum,

    id. ib.:

    consolabor hos praesentes, viros optimos,

    id. Balb. 19, 44; id. Planc. 21, 51; 23, 55; id. Mil. 14, 38; id. Marcell. 4, 10; id. Att. 5, 1, 5; Hor. S. 1, 6, 53.—
    (β).
    Femina bona, optima:

    tua conjunx bona femina,

    Cic. Phil. 3, 6, 16:

    hujus sanctissimae feminae atque optimae pater,

    id. ib. —
    (γ).
    Senex, pater, frater, etc.:

    optimus: parentes ejus, prudentissimi atque optimi senis,

    Cic. Planc. 41, 97:

    insuevit pater optimus hoc me,

    Hor. S. 1, 4, 105; 2, 1, 12:

    C. Marcelli, fratris optimi,

    Cic. Fam. 4, 7, 6; id. Q. Fr. 2, 6 (8), 2; 2, 4, 2.—
    (δ).
    With proper names ( poet.):

    optimus Vergilius,

    Hor. S. 1, 6, 54:

    Maecenas optimus,

    id. ib. 1, 5, 27:

    optime Quinti,

    id. Ep. 1, 16, 1.—
    (ε).
    Esp. as an epithet of the Roman emperors:

    quid tam civile, tam senatorium quam illud, additum a nobis Optimi cognomen?

    Plin. Pan. 2, 7:

    gratias, inquit, ago, optime Princeps!

    Sen. Tranq. 14. 4:

    ex epistula optimi imperatoris Antonini,

    Gai. Inst. 1, 102; cf.:

    bene te patriae pater optime Caesar,

    Ov. F. 2, 637:

    optime Romulae Custos gentis,

    Hor. C. 4, 5, 1.—
    6.
    Bonus and Bona, names of deities.
    (α).
    Bona Dea, the goddess of Chastity, whose temple could not be entered by males (cf. Macr. S. 1, 12; Lact. 1, 22):

    Bonae Deae pulvinaribus,

    Cic. Pis. 39, 95; id. Mil. 31, 86; id. Fam. 1, 9, 15; cf.

    in mal. part.,

    Juv. 2, 86 sq.; 6, 314 sq.; 6, 335 sq.—
    (β).
    Bonus Eventus, Varr. R. R. 1, 1 med.; Amm. 29, 6, 19; Inscr. Orell. 907; 1780 sq.—
    (γ).
    Bona Fortuna:

    si bona Fortuna veniat, ne intromiseris,

    Plaut. Aul. 1, 3, 22:

    Bonae Fortunae (signum),

    Cic. Verr. 2, 4, 3, § 7:

    FORTVNAE BONAE DOMESTICAE,

    Inscr. Orell. 1743 sq. —
    (δ).
    Bona Spes:

    Spes Bona, obsecro, subventa mihi,

    Plaut. Rud. 1, 4, 12:

    BONAE SPEI,

    Aug. Inscr. Grut. 1075, 1.—
    (ε).
    BONA MENS, Inscr. Orell. 1818 sqq.:

    Mens Bona, si qua dea es, tua me in sacraria dono,

    Prop. 3, 24, 19.
    B.
    With nouns denoting things.
    1.
    Things concrete, denoting excellence:

    navis bona dicitur non quae pretiosis coloribus picta est... sed stabilis et firma,

    Sen. Ep. 76, 13:

    gladium bonum dices, non cui auratus est balteus, etc., sed cui et ad secandum subtilis acies est, et, etc.,

    id. ib. 76, 14:

    id vinum erit lene et bono colore,

    Cato, R. R. 109; Lucr. 2, 418; Ov. Am. 2, 7, 9:

    tabulas... collocare in bono lumine,

    Cic. Brut. 75, 261: ex quavis olea oleum... bonum fieri potest. Cato, R. R. 3:

    per aestatem boves aquam bonam et liquidam bibant semper curato,

    id. ib. 73; cf.:

    bonae aquae, ironically compared to wine,

    Prop. 2, 33 (3, 31), 28:

    praedium bonum caelum habeat,

    good temperature, Cato, R. R. 1:

    bona tempestate,

    in good weather, Cic. Q. Fr. 2, 2, 4:

    (praedium) solo bono valeat,

    by good soil, Cato, R. R. 1:

    bonae (aedes) cum curantur male,

    Plaut. Most. 1, 2, 24:

    villam bonam,

    Cic. Off. 3, 13, 55:

    bonus pons,

    Cat. 17, 5:

    scyphi optimi (= optime facti),

    Cic. Verr. 2, 4, 14, § 32:

    perbona toreumata,

    id. ib. 2, 4, 18, §

    38: bona domicilia,

    comfortable residences, id. N. D. 2, 37, 95:

    agrum Meliorem nemo habet,

    Ter. Heaut. 1, 1, 12:

    fundum meliorem,

    Cic. Inv. 1, 31, 52: fundos optimos et fructuosissimos, id. Agr. 3, 4, 14:

    equus melior,

    id. Inv. 1, 31, 52:

    bona cena,

    Cat. 13, 3:

    boni nummi,

    good, not counterfeit, Plaut. As. 3, 3, 144; Cic. Off. 3, 23, 91:

    super omnia vultus accessere boni,

    good looks, Ov. M. 8, 678:

    mulier bona forma,

    of a fine form, Ter. Heaut. 3, 2, 13:

    equus formae melioris,

    Hor. S. 2, 7, 52:

    tam bona cervix, simul ac jussero, demetur,

    fine, beautiful, Suet. Calig. 33:

    fruges bonae,

    Cat. 34, 19:

    ova suci melioris,

    of better flavor, Hor. S. 2, 4, 13.— Trop.:

    animus aequus optimum est aerumnae condimentum,

    Plaut. Rud. 2, 3, 71: bona dextra, a lucky hand (cf.:

    bonum omen, 2. e.),

    Quint. 6, 3, 69:

    scio te bona esse voce, ne clama nimis,

    good, sound, loud voice, Plaut. Most. 3, 1, 43; so,

    bona firmaque vox,

    Quint. 11, 3, 13.—
    2.
    Things abstract.
    a.
    Of physical well-being:

    ut si qui neget sine bona valetudine posse bene vivi,

    Cic. Inv. 1, 51, 93; Sen. Vit. Beat. 22, 2; Lucr. 3, 102; Val. Max. 2, 5, 6; Quint. 10, 3, 26; 11, 2, 35 et saep.:

    non bonus somnus de prandio est,

    Plaut. Most. 3, 2, 8:

    bona aetas,

    prime of life, Cic. Sen. 14, 48:

    optima aetate,

    id. Fam. 10, 3, 3.—Ironically:

    bona, inquis, aetate, etc.,

    Sen. Ep. 76, 1.—
    b.
    Of the mind and soul:

    meliore esse sensu,

    Cic. Sest. 21, 47:

    optima indoles,

    id. Fin. 5, 22, 61:

    bona conscientia,

    Quint. 6, 1, 33; 9, 2, 93; Sen. Vit. Beat. 20, 5:

    bono ingenio me esse ornatam quam auro multo mavolo,

    with a good heart, Plaut. Poen. 1, 2, 91; id. Stich. 1, 21, 59; Sall. C. 10, 5:

    mens melior,

    Ter. Ad. 3, 3, 78; Cic. Phil. 3, 5, 13; Liv. 39, 16, 5; Sen. Ben. 1, 11, 4; id. Ep. 10, 4; Pers. 2, 8; Petr. 61.—Personified, Prop. 3 (4), 24, 19; Ov. Am. 1, 2, 31:

    duos optimae indolis filios,

    Val. Max. 5, 7, 2; Sen. Ben. 6, 16, 6; Quint. 1, 2, 5:

    bonum consilium,

    Plaut. Merc. 2, 3, 6; id. Rud. 4, 3, 18; Cic. Off. 1, 33, 121:

    bona voluntas,

    a good purpose, Quint. 12, 11, 31:

    memoria bona,

    Cic. Att. 8, 4, 2:

    bona ratio cum perdita... confligit,

    id. Cat. 2, 11, 25:

    bonae rationes,

    Ter. Ad. 5, 3, 50:

    pronuntiatio bona,

    Auct. Her. 3, 15, 27.—
    c.
    Of moral relations:

    ego si bonam famam mihi servasso, sat ero dives,

    Plaut. Most. 1, 3, 71; Cic. Sest. 66, 139; Liv. 6, 11, 7; Hor. S. 1, 2, 61 (cf. Cic. Att. 7, 26, 1;

    v. e. infra): si ego in causa tam bona cessi tribuni plebis furori,

    Cic. Sest. 16, 36; id. Planc. 36, 87; Ov. M. 5, 220:

    fac, sis, bonae frugi sies,

    of good, regular habits, Plaut. Curc. 4, 2, 35; id. Cas. 2, 4, 5; 2, 5, 19; id. Ps. 1, 5, 53; id. Truc. 1, 1, 13; id. Capt. 5, 2, 3 sq. (v. frux, II. B. 1. b.): vilicus disciplina bona utatur. Cato, R. R. 5:

    bona studia,

    moral pursuits, Auct. Her. 4, 17, 25:

    quidquid vita meliore parasti,

    Hor. S. 2, 3, 15: ad spem mortis melioris, an honorable death; so as an epithet of religious exercises:

    Juppiter, te bonas preces precor,

    Cato, R. R. 134; 139.—
    d.
    Of external, artistic, and literary value and usefulness:

    bono usui estis nulli,

    Plaut. Curc. 4, 2, 15:

    Optumo optume optumam operam das,

    id. Am. 1, 1, 122:

    bonam dedistis mihi operam,

    a valuable service to me, id. Poen. 2, 3, 70; 3, 6, 11; id. Pers. 4, 7, 11; id. Rud. 3, 6, 11 (in a different sense: me bona opera aut mala Tibi inventurum esse auxilium argentarium, by fair or unfair means, id. Ps. 1, 1, 102;

    v. e. infra): optima hereditas a patribus traditur liberis... gloria virtutis rerumque gestarum,

    Cic. Off. 1, 33, 121:

    bonum otium,

    valuable leisure, Sall. C. 4, 1:

    bonis versibus,

    Cic. Ac. 2, 23, 74:

    versus meliores,

    Plaut. Trin. 3, 2, 81:

    meliora poemata,

    Hor. A. P. 303:

    in illa pro Ctesiphonte oratione longe optima,

    Cic. Or. 8, 26:

    optimas fabulas,

    id. Off. 1, 31, 114:

    melius munus,

    id. Ac. 1, 2, 7.—
    e.
    Favorable, prosperous, lucky, fortunate:

    de Procilio rumores non boni,

    unfavorable rumors, Cic. Att. 4, 16, 5:

    bona de Domitio, praeclara de Afranio fama est,

    about their success in the war, id. ib. 7, 26, 1:

    si fuisset in discipulo comparando meliore fortuna,

    id. Pis. 29, 71; cf.

    fortuna optima esse,

    to be in the best pecuniary circumstances, id. ad Brut. 1, 1, 2:

    occasio tam bona,

    Plaut. Most. 2, 2, 9:

    senex est eo meliore condicione quam adulesoens cum, etc.,

    Cic. Sen. 19, 68; id. Fam. 4, 32:

    bona navigatio,

    id. N. D. 3, 34, 83;

    esp. in phrase bona spes.—Object.: ergo in iis adulescentibus bonam spem esse dicemus et magnam indolem quos, etc.,

    Cic. Fin. 2, 35, 117.—Subject.:

    ego sum spe bona,

    Cic. Fam. 12, 28, 3; id. Cat. 2, 11, 25; [p. 245] id. Att. 14, 1 a, 3; id. Q. Fr. 1, 2, 5, § 16:

    optima spe,

    id. Fam. 12, 11, 2.—Pregn., = spes bonarum rerum, Sall. C. 21, 1;

    v. C. 1. c. infra: meliora responsa,

    more favorable, Liv. 7, 21, 6:

    melior interpretatio,

    Tac. H. 3, 65:

    cum laude et bonis recordationibus,

    id. A. 4, 38:

    amnis Doctus iter melius,

    i. e. less injurious, Hor. A. P. 68:

    omen bonum,

    a good, lucky omen, Cic. Pis. 13, 31; cf.

    Liv. praef. § 13: melius omen,

    Ov. F. 1, 221;

    optimum,

    Cic. Fam. 3, 12, 2:

    bona scaeva,

    Plaut. Stich. 5, 2, 24:

    auspicio optumo,

    id. ib. 3, 2, 6; cf.:

    memini bene, sed meliore Tempore dicam = opportuniore tempore,

    Hor. S. 1, 9, 68.—
    f.
    Of public affairs, si mihi bona re publica frui non licuerit, Cic. Mil. 34, 93:

    optima res publica,

    id. Or. 1, 1, 1; id. Phil. 1, 8, 19:

    minus bonis temporibus,

    id. Dom. 4, 8; so,

    optimis temporibus,

    id. Sest. 3, 6:

    nostrae res meliore loco videbantur,

    id. ad Brut. 1, 3, 1:

    lex optima,

    id. Pis. 16, 37; id. Sest. 64, 137; id. Phil, 1, 8, 19.—
    g.
    Good = large, considerable:

    bono atque amplo lucro,

    Plaut. Am. prol. 6:

    bona librorum copia,

    Hor. Ep. 1, 18, 109; cf.:

    bona copia cornu,

    Ov. M. 9, 88; v. bona pars, C. 8. g.—
    h.
    Noble; with genus, good family, noble extraction, honorable birth: quali me arbitraris genere prognatum? Eu. Bono, Plaut. Aul. 2, 2, 35; so id. Ep. 1, 2, 4; 2, 1, 3; id. Pers. 4, 4, 94:

    si bono genere natus sit,

    Auct. Her. 3, 7, 13.—
    k.
    Referring to good-will, kindness, faithfulness, in certain phrases.
    (α).
    Bona venia or cum bona venia, with the kind permission of a person addressed, especially bona venia orare, expetere, etc.:

    primum abs te hoc bona venia expeto,

    Ter. Phorm. 2, 3, 31:

    bona tua venia dixerim,

    Cic. Leg. 3, 15, 34:

    oravit bona venia Quirites, ne, etc.,

    Liv. 7, 41, 3:

    obsecro vos.. bona venia vestra liceat, etc.,

    id. 6, 40, 10:

    cum bona venia quaeso audiatis, etc.,

    id. 29, 17, 6; Arn. c. Gent. 1, p. 5; cf.

    . sed des veniam bonus oro = venia bona oro,

    Hor. S. 2, 4, 5.—
    (β).
    Bona pax, without quarrelling:

    bona pax sit potius,

    let us have no quarrel about that, Plaut. Pers. 2, 2, 7;

    so especially cum bona pace, or bona pace: Hannibal ad Alpis cum bona pace incolentium... pervenit,

    without a difficulty with the inhabitants, Liv. 21, 32, 6; 21, 24, 5; 1, 24, 3; 28, 37, 4; 8, 15, 1; cf.: si bonam (pacem) dederitis, = a fair peace, under acceptable conditions, id. 8, 21, 4.—
    (γ).
    Amicitia bona = bona fide servata, faithful, undisturbed friendship:

    igitur amicitia Masinissae bona atque honesta nobis permansit,

    Sall. J. 5, 5.—
    (δ).
    Bona societas, alliance:

    Segestes, memoria bonae societatis, impavidus,

    Tac. A. 1, 58.
    C.
    In particular phrases.
    1.
    Bonae res.
    a.
    = Vitae commoda, comforts of life, abstract or concrete:

    concedatur bonis rebus homines morte privari,

    Cic. Tusc. 1, 36, 87:

    optimis rebus usus est,

    he had every most desirable thing, Nep. Att. 18, 1.—
    b.
    = Res secundae, opp. res adversae, prosperity:

    bonis rebus tuis, meas irrides malas,

    Plaut. Trin. 2, 4, 45:

    in bonis rebus,

    Hor. C. 2, 3, 2. —
    c.
    Res bona = res familiaris bona, wealth ( poet.): in re bona esse, Laber. ap. Gell. 10, 17, 4.—Also an object of value:

    homines quibus mala abunde omnia erant, sed neque res neque spes bona ulla,

    who had no property, nor the hope of any, Sall. C. 21, 1. —
    d.
    Costly things, articles of luxury:

    capere urbem in Arabia plenam bonarum rerum,

    Plaut. Pers. 4, 3, 46; 4, 4, 82:

    nimium rei bonae,

    id. Stich. 2, 3, 55:

    ignorantia bonarum rerum,

    Nep. Ages. 8, 5 ' bonis rebus gaudere, Hor. S. 2, 6, 110:

    re bona copiosum esse,

    Gell. 16, 19, 7.—
    e.
    Moral, morally good:

    illi cum res non bonas tractent,

    Cic. Ac. 2, 33, 72:

    ut de virtutibus et vitiis, omninoque de bonis rebus et malis quaererent,

    id. ib. 1, 4, 15:

    quid habemus in rebus bonis et malis explorati?

    id. ib. 2, 42, 129; so id. Or. 1, 10, 42; id. Leg. 1, 22, 58:

    quae tamen omnia dulciora fuint et moribus bonis et artibus,

    id. Sen. 18, 65.—
    f.
    In literary composition, important or interesting matter, subjects, or questions:

    res bonas verbis electis dictas quis non legat?

    Cic. Fin. 1, 3, 8:

    studiis generorum, praesertim in re bona,

    Plaut. Am. 8, 26.—
    2.
    Bonae artes.
    (α).
    A good, laudable way of dealing:

    qui praeclari facinoris aut artis bonae famam quaerit,

    Sall. C. 2, 9:

    huic bonae artes desunt, dolis atque fallaciis contendit,

    id. ib. 11, 2:

    quod is bonarum artium cupiens erat,

    Tac. A. 6, 46.—
    (β).
    Liberal arts and sciences:

    litteris aut ulli bonae arti,

    Quint. 12, 1, 7:

    conservate civem bonarum artium, bonarum partium, bonorum virorum,

    Cic. Sest. 32, 77. —Esp.:

    optimae artes: optimarum artium scientia,

    Cic. Fin. 1, 3, 4; id. Ac. 2, 1, 1; id. Cael. 10, 24; id. Marcell. 1, 4.—
    3.
    Bona fides, or fides bona.
    a.
    Good faith, i. e. conscious honesty in acts or words: qui nummos fide bona solvit, who pays (the price of labor) in good faith, i. e. as it is honestly earned, Cato, R. R. 14:

    dic, bona fide, tu id aurum non subripuisti?

    Plaut. Aul. 4, 10, 46; 4, 10, 47; id. Capt. 4, 2, 111; id. Most. 3, 1, 137; id. Poen. 1, 3, 30; id. Pers. 4, 3, 16; id. Ps. 4, 6, 33:

    si tibi optima fide omnia concessit,

    Cic. Rosc. Am. 49, 144; Quint. 10, 3, 23.—Hence, bonae fidei vir, a conscientious man, Quint. 10, 7, 1.—
    b.
    Jurid. t. t.
    (α).
    Good faith in contracts and legal acts in general, opposed to dolus malus, honesty and fairness in dealing with another:

    ad fidem bonam statuit pertinere, notum esse emptori vitium quod nosset venditor,

    Cic. Off. 3, 16, 67.—Hence, alienam rem bona fide emere, to buy, believing the seller to be the rightful owner, Dig. 41, 3, 10; 41, 3, 13, § 1. bonae fidei possessor (also possessio), believing that he is the rightful owner, ib. 5, 3, 25, § 11; 5, 3, 22; 41, 3, 15, § 2;

    41, 3, 24: conventio contra bonam fidem et mores bonos,

    ib. 16, 31, § 7: bonam fidem praestare, to be responsible for one ' s good faith, ib. 17, 1, 10 prooem.—Hence,
    (β).
    Bonae fidei actiones or judicia, actions in equity, i. e. certain classes of actions in which the strict civil law was set aside by the praetorian edict in favor of equity:

    actiones quaedam bonae fidei sunt, quaedam stricti juris. Bonae fidei sunt haec: exempto vendito, locato conducto, etc.,

    Just. Inst. 4, 6, 28, § 19.—In the republican time the praetor added in such actions to his formula for the judex the words ex fide bona, or, in full:

    quidquid dare facere oportet ex fide bona,

    Cic. Off. 3, 16, 66:

    iste dolus malus et legibus erat vindicatus, et sine lege, judiciis in quibus additur ex fide bona,

    id. ib. 3, 15, 61; cf. id. ib. 3, 17, 70.—
    4.
    Bona verba.
    (α).
    Kind words:

    Bona verba quaeso,

    Ter. And. 1, 2, 33.—
    (β).
    Words of good omen (v. omen):

    dicamus bona verba,

    Tib. 2, 2, 1:

    dicite suffuso ter bona verba mero,

    Ov. F. 2, 638.—
    (γ).
    Elegant or well-chosen expressions:

    quid est tam furiosum quam verborum vel optimorum atque ornatissimorum sonitus inanis,

    Cic. Or. 1, 12, 51:

    verborum bonorum cursu,

    id. Brut. 66, 233:

    omnia verba sunt alicubi optima,

    Quint. 10, 1, 9.—
    (δ).
    Moral sayings:

    non est quod contemnas bona verba et bonis cogitationibus plena praecordia,

    Sen. Vit. Beat. 20, 1. —
    5.
    Bona dicta.
    (α).
    Polite, courteous language:

    hoc petere me precario a vobis jussit leniter dictis bonis,

    Plaut. Am. prol. 25.—
    (β).
    Witticisms ( bon-mots): flammam a sapiente facilius ore in ardente opprimi, quam bona dicta teneat, Enn. ap. Cic. Or. 2, 54, 222:

    dico unum ridiculum dictum de dictis melioribus quibus solebam menstruales epulas ante adipiscier,

    Plaut. Capt. 3, 1, 22:

    ibo intro ad libros ut discam de dictis melioribus,

    id. Stich. 2, 3, 75.—
    6.
    Bona facta.
    (α).
    = bene facta (v. bene, I. B. 2. b.), laudable deeds:

    nobilitas ambobus et majorum bona facta (sc. erant),

    Tac. A. 3, 40.—
    (β).
    Bonum factum est, colloq., = bene est, bene factum est (v. bene, I. B. 2. b.):

    bonum factum est, ut edicta servetis mea,

    Plaut. Poen. prol. 16:

    haec imperata quae sunt pro imperio histrico, bonum hercle factum (est) pro se quisque ut meminerit,

    id. ib. 45.— Hence,
    (γ).
    Elliptically, introducing commands which cannot be enforced, = if you will do so, it will be well:

    peregrinis in senatum allectis, libellus propositus est: bonum factum, ne quis senatori novo curiam monstrare velit,

    Suet. Caes. 80:

    et Chaldaeos edicere: bonum factum, ne Vitellius... usquam esset,

    id. Vit. 14:

    hac die Carthaginem vici: bonum factum, in Capitolium eamus, et deos supplicemus,

    Aur. Vict. 49; cf.:

    o edictum, cui adscribi non poterit bonum factum,

    Tert. Pud. 1.—
    7.
    Bona gratia.
    (α).
    A friendly understanding:

    cur non videmus inter nos haec potius cum bona Ut componantur gratia quam cum mala?

    Ter. Phorm. 4, 3, 17; so,

    per gratiam bonam abire,

    to part with good feelings, Plaut. Mil. 4, 3, 33.—In jest: sine bona gratia abire, of things cast away, Plaut Truc. 2, 7, 15.—
    (β).
    Pleon., in the phrase bonam gratiam habere, = gratiam habere, to thank (v. B. 2. k.), Plaut. Rud. 2, 5, 32; id. Bacch. 4, 8, 99.—
    8.
    Bona pars.
    (α).
    The well-disposed part of a body of persons:

    ut plerumque fit, major pars (i. e. of the senate) meliorem vicit,

    Liv. 21, 4, 1:

    pars melior senatus ad meliora responsa trahere,

    id. 7, 21, 6.—
    (β).
    The good party, i. e. the optimates (gen. in plur.):

    civem bonarum partium,

    Cic. Sest. 32, 77:

    (fuit) meliorum partium aliquando,

    id. Cael. 6, 13:

    qui sibi gratiam melioris partis velit quaesitam,

    Liv. 2, 44, 3.—Paronom.: (Roscius) semper partium in re publica tam quam in scaena optimarum, i. e. party and part in a drama, Cic. Sest. 56, 120.—
    (γ).
    Of things or persons, a considerable part (cf. a good deal):

    bonam partem ad te adtulit,

    Ter. Eun. 1, 2, 43:

    bonam partem sermonis in hunc diem esse dilatam,

    Cic. Or. 2, 3, 14:

    bonam magnamque partem exercitus,

    Val. Max. 5, 2, ext. 4:

    bona pars noctium,

    Quint. 12, 11, 19:

    bona pars hominum,

    Hor. S. 1, 1, 61:

    meae vocis... bona pars,

    id. C. 4, 2, 46; so id. A. P. 297; Ov. P. 1, 8, 74:

    melior pars diei,

    Verg. A. 9, 156.—
    (δ).
    Rarely, and mostly eccl. Lat.: optima pars, the best part or lot:

    nostri melior pars animus est,

    Sen. Q. N. 1, prooem. § 14; cf.:

    quae pars optima est in homine,

    best, most valuable, Cic. Tusc. 5, 23, 67:

    major pars aetatis, certe melior reipublicae data sit,

    Sen. Brev. Vit. 18, 1:

    Maria optimam partem elegit, quae non auferetur ab ea,

    Vulg. Luc. 10, 42.—
    (ε).
    Adverb.:

    bonam partem = ex magna parte,

    Lucr. 6, 1249.—
    (ζ).
    Aliquem in optimam partem cognoscere, to know somebody from his most favorable side, Cic. Off. 2, 13, 46: aliquid in optimam partem accipere, to take something in good part, interpret it most favorably:

    Caesar mihi ignoscit quod non venerim, seseque in optimam partem id accipere dicit,

    id. Att. 10, 3 a, 2; id. ad Brut. 1, 2, 3:

    quaeso ut hoc in bonam partem accipias,

    id. Rosc. Am. 16, 45.—
    9.
    Dies bonus or bona.
    (α).
    A day of good omen, a fortunate day (= dies laetus, faustus):

    tum tu igitur die bono, Aphrodisiis, addice, etc.,

    Plaut. Poen. 2, 49:

    nunc dicenda bona sunt bona verba die,

    Ov. F. 1, 72.—
    (β).
    A beautiful, serene day, Sen. Vit. Beat. 22, 3.—
    10.
    Bonus mos.
    (α).
    Boni mores, referring to individuals, good, decent, moral habits:

    nihil est amabilius quam morum similitudo bonorum,

    Cic. Off. 1, 17, 56:

    nam hic nimium morbus mores invasit bonos,

    Plaut. Trin. 1, 1, 6:

    domi militiaeque boni mores colebantur,

    Sall. C. 9, 1:

    propter ejus suavissimos et optimos mores,

    Cic. Phil. 3, 5, 13:

    cum per tot annos matronae optimis moribus vixerint,

    Liv. 34, 6, 9:

    mores meliores,

    Plaut. Aul. 3, 5, 18.—
    (β).
    Bonus mos or boni mores, in the abstract, morality, the laws, rules of morality: ei vos morigerari mos bonu'st, it is a rule of morality that you should, etc., Plaut. Capt. 2, 1, 4:

    ex optimo more et sanctissima disciplina,

    Cic. Phil. 2, 28, 69:

    neglegentia boni moris,

    Sen. Ep. 97, 1.—Jurid. t. t.:

    conventio, mandatum contra bonos mores,

    in conflict with morality, Quint. 3, 1, 57; Dig. 16, 3, 1, § 7; Gai. Inst. 3, 157 et saep. —
    11.
    Adverbial phrases.
    a.
    Bono animo esse, or bonum animum habere.
    (α).
    To be of good cheer or courage:

    bono animo es! Liberabit ille te homo,

    Plaut. Merc 3, 1, 33; so id. Aul. 4, 10, 61; id. Mil. 4, 8, 32; id. Rud. 3, 3, 17; Ter. Eun. 1, 2, 4; id. Heaut. 4, 6, 18; id. Ad. 2, 4, 20; 3, 5, 1; 4, 2, 4; 4, 5, 62; id. Phorm. 5, 8, 72:

    animo bono es,

    Plaut. Ps. 1, 3, 103; id. Am. 2, 2, 48; 5, 2, 1:

    bono animo es, inquit Scrofa, et fiscinam expedi,

    Varr. R. R. 1, 26:

    bono animo sint et tui et mei familiares,

    Cic. Fam. 6, 18, 1; 6, 10, 29:

    bono animo esse jubere eam consul,

    Liv. 39, 13, 7:

    habe modo bonum animum,

    Plaut. Capt. 1, 2, 58; so id. Am. 1, 3, 47; id. Truc. 2, 6, 44; id. Aul. 2, 2, 15:

    habe animum bonum,

    id. Cas. 2, 6, 35; id. Ep. 2, 2, 1; 4, 2, 31:

    bonum animum habe,

    Liv. 45, 8, 5:

    clamor ortus ut bonum animum haberet,

    id. 8, 32, 1; so Sen. Ep. 87, 38.—
    (β).
    Bono animo esse, or facere aliquid, to be of a good or friendly disposition, or to do with good, honest intentions:

    audire jubet vos imperator histricus, bonoque ut animo sedeant in subselliis qui, etc.,

    Plaut. Poen. prol. 5: sunt enim (consules) [p. 246] optimo animo, summo consilio, of the best disposition, Cic. Phil. 3, 1, 2:

    bono te animo tum populus Romanus... dicere existimavit ea quae sentiebatis, sed, etc.,

    id. Imp. Pomp. 19, 56:

    quod nondum bono animo in populum Romanum viderentur,

    Caes. B. G. 1, 6; Quint. 7, 4, 15.—
    (γ).
    Bonus animus, good temper, patience:

    bonus animus in mala re dimidium mali est,

    Plaut. Ps. 1, 5, 37:

    vos etiam hoc animo meliore feratis,

    Ov. M. 9, 433.—
    b.
    Bono modo.
    (α).
    = placide, with composure, moderation:

    si quis quid deliquerit, pro noxa bono modo vindicet,

    Cato, R. R. 5:

    haec tibi tam sunt defendenda quam moenia, mihi autem bono modo, tantum quantum videbitur,

    Cic. Ac. 2, 44, 137.—
    (β).
    In a decent manner:

    neu quisquam prohibeto filium quin amet... quod bono fiat modo,

    Plaut. Merc. 5, 4, 62. —
    c.
    Jure optimo or optimo jure, with good, perfect right:

    te ipse jure optumo incuses licet,

    Plaut. Most. 3, 2, 23; id. Rud. 2, 6, 53:

    ut jure optimo me deserere posses,

    Cic. Fam. 3, 8, 6; Sen. Ot. Sap. 2 (29), 2.—With pass. or intr. verb, deservedly:

    ne jure optimo irrideamur,

    Cic. Off. 1, 31, 111; cf. id. ib. 1, 42, 151; id. Marcell. 1, 4;

    similarly, optimo judicio,

    Val. Max. 2, 9, 2.
    II.
    As subst.
    A.
    bŏnus, boni, m.; of persons.
    1.
    In sing. or plur. orig. = bonus vir, boni viri; v. I. A. 1. a. b, supra, a morally good man.
    (α).
    Plur.:

    bonis quod bene fit haud perit,

    Plaut. Rud. 4, 3, 2; id. Capt. 2, 2, 108; id. Trin. 2, 1, 55; id. Pers. 4, 5, 2:

    melius apud bonos quam apud fortunatos beneficium collocari puto,

    Cic. Off. 2, 20, 71:

    verum esse ut bonos boni diligant, quamobrem... bonis inter bonos quasi necessariam (esse) benevolentiam,

    id. Lael. 14, 50:

    diverso itinere malos a bonis loca taetra... habere,

    Sall. C. 52, 13; 7, 2; 52, 22:

    oderunt peccare boni virtutis amore,

    Hor. Ep. 1, 16, 52:

    tam bonis quam malis conduntur urbes,

    Sen. Ben. 4, 28, 4; so id. Vit. Beat. 15, 6; Quint. 9, 2, 76.—Rarely bŏnae, arum, f., good women:

    quia omnes bonos bonasque adcurare addecet, etc.,

    Plaut. Trin. 1, 2, 41.—
    (β).
    Sing.:

    malus bonum malum esse volt ut sit sui similis,

    Plaut. Trin. 2, 2, 8:

    nec enim cuique bono mali quidquam evenire potest,

    Cic. Tusc. 1, 41, 99; cf.:

    qui meliorem audax vocet in jus,

    Hor. S. 2, 5, 29.—
    2.
    Bonus, a man of honor.
    (α).
    A brave man:

    pro qua (patria) quis bonus dubitet mortem oppetere si ei sit profuturus?

    Cic. Off. 1, 17, 57:

    libertatem quam nemo bonus nisi cum anima simul amittat,

    Sall. C. 33, 5:

    fortes creantur fortibus et bonis,

    Hor. C. 4, 4, 29 (opp. ignavi):

    fama impari boni atque ignavi erant,

    Sall. J. 57, 6; 53, 8; id. C. 11, 2. —
    (β).
    A gentleman:

    quis enim umquam, qui paululum modo bonorum consuetudinem nosset, litteras ad se ab amico missas... in medium protulit?

    Cic. Phil. 2, 4, 7.—
    3.
    Boni, the better (i. e. higher) classes of society.
    (α).
    In gen. (of political sentiments, = optimates, opp. populares, seditiosi, perditi cives, etc.;

    so usu. in Cic.): meam causam omnes boni proprie enixeque susceperant,

    Cic. Sest. 16, 38:

    audaces homines et perditi nutu impelluntur... boni, nescio quomodo, tardiores sunt, etc.,

    id. ib. 47, 100:

    ego Kal. Jan. senatum et bonos omnes legis agrariae... metu liberavi,

    id. Pis. 2, 4:

    etenim omnes boni, quantum in ipsis fuit, Caesarem occiderunt,

    id. Phil. 2, 13, 29; id. Fam. 5, 2, 8; 5, 21, 2; id. Sest. 2, 5; 16, 36; 48, 103; id. Planc. 35, 86; id. Mil. 2, 5; id. Off. 2. 12, 43:

    maledictis increpat omnes bonos,

    Sall. C. 21, 4; 19, 2; 33, 3; Hirt. B. G. 8, 22; so,

    optimi,

    Cic. Leg. 3, 17, 37; and, ironically, boni identified with the rich:

    bonorum, id est lautorum et locupletum,

    id. Att. 8, 1, 3.—
    (β).
    Without reference to political views;

    opp. vulgus (rare): nihil ego istos moror fatuos mores quibus boni dedecorant se,

    Plaut. Trin. 2, 2, 22:

    semper in civitate quibus opes nullae sunt bonis invident,

    Sall. C. 37, 3:

    elatus est sine ulla pompa funeris, comitantibus omnibus bonis, maxima vulgi frequentia,

    Nep. Att. 22, 2.—So, mĕlĭōres, um, m., one ' s betters:

    ut quaestui habeant male loqui melioribus,

    Plaut. Poen. 3, 3, 13:

    da locum melioribus,

    Ter. Phorm. 3, 2, 37.—
    4.
    Boni, bone, in addresses, as an expression of courtesy, Hor. S. 2, 2, 1; 2, 6, 51; 2, 6, 95; id. Ep. 2, 2, 37; ironice, id. S. 2, 3, 31.—
    5.
    Optimus quisque = quivis bonus, omnes boni.
    (α).
    Referring to morality:

    esse aliquid natura pulcrum quod optimus quisque sequeretur,

    every good man, Cic. Sen. 13, 43:

    qui ita se gerebant ut sua consilia optimo cuique probarent, optimates habebantur,

    id. Sest. 45, 96; id. Off. 1, 43, 154; id. Fin. 1, 7, 24; id. Sest. 54, 115; and = even the best:

    quare deus optimum quemque mala valetudine adficit?

    Sen. Prov. 4, 8.—
    (β).
    Of the educated classes:

    adhibenda est quaedam reverentia adversus homines, et optimi cujusque et reliquorum,

    Cic. Off. 1, 28, 99; cf. id. ib. 1, 25, 85:

    Catilina plerisque consularibus, praeterea optumo cuique, litteras mittit,

    Sall. C. 34, 2:

    optimo cuique infesta libertas,

    Sen. Ot. Sap. 8, 2 (32 fin.).—
    (γ).
    Honorable, brave:

    optumus quisque cadere et sauciari, ceteris metus augeri,

    Sall. J. 92, 8.—
    (δ).
    In gen., excellent:

    optimus quisque facere quam dicere... malebat,

    Sall. C. 8, 5.—
    (ε).
    Distributively:

    ita imperium semper ad optumum quemque a minus bono transfertur,

    to the best man in each instance, Sall. C. 2, 6.—
    (ζ).
    Referring to another superlative ( = quo quisque melior eo magis, etc.):

    hic aditus laudis qui semper optimo cuique maxime patuit,

    Cic. Imp. Pomp. 1, 1; so id. Lael. 4, 14; id. Inv. 2, 11, 36; Sen. Vit. Beat. 18, 1.—
    (η).
    Attributively, with a noun:

    optimam quamque causam,

    Cic. Sest. 43, 93:

    optima quaeque dies,

    Verg. G. 3, 66.
    2.
    bŏnum, i, n., plur. bona; mĕlĭus, ōris, n.; optĭmum, i, n. (v. infra); of things in gen.
    1.
    Bonum, or plur. bona, a good, or goods in a moral and metaphysical sense, a moral good, a blessing: sunt autem hae de finibus defensae sententiae: nihil bonum nisi honestum, ut Stoici; nihil bonum nisi voluptatem, ut Epicurus;

    nihil bonum nisi vacuitatem doloris, ut Hieronymus... tria genera bonorum, maxima animi, secunda corporis, externa tertia, ut Peripatetici, etc.,

    Cic. Tusc. 5, 30, 84 sq.:

    quid est igitur bonum? Si quid recte fit et honeste et cum virtute, id bene fieri vere dicitur, et quod rectum et honestum et cum virtute est, id solum opinor bonum,

    id. Par. 1, 1, 9:

    ut quis intellegat, quid sit illud simplex et verum bonum quod non possit ab honestate sejungi,

    id. Ac. 1, 2, 7:

    non-est igitur voluptas bonum,

    id. Fin. 1, 11, 39: finis bonorum et malorum (telos agathôn) = summa bona et mala:

    sunt nonnullae disciplinae quae, propositis bonorum et malorum finibus, officium omne pervertant. Nam qui summum bonum sic instituit ut, etc.,

    id. Off. 1, 2, 5; cf. id. Par. 1, 3, 14; id. Ac. 2, 9, 29; 2, 36, 114; 2, 42, 129; id. Fin. 1, 9, 29; 1, 12, 42; id. Tusc. 4, 31, 66; Sen. Vit. Beat. 24, 5; id. Ep. 117, 1 et saep.—
    2.
    Bonum, what is valuable, beneficial, estimable, favorable, pleasant, physically or mentally:

    quoi boni Tantum adfero quantum ipsus a diis optat,

    Plaut. Capt. 4, 1, 9:

    multa bona vobis volt facere,

    will do you much good, id. Poen. 5, 4, 60; id. Am. prol. 43, 49; id. Pers. 4, 8, 4; 2, 3, 14; id. Cas. 2, 8, 32:

    tum demum nostra intellegemus bona quom ea amisimus,

    id. Capt. 1, 2, 33:

    multa tibi di dent bona,

    id. Poen. 1, 1, 80; cf. id. ib. 3, 3, 54; 3, 3, 74; id. Mil. 3, 1, 120; id. Men. 3, 3, 34; id. Pers. 4, 3, 23; id. Truc. 1, 2, 23; id. Merc. 1, 2, 40; id. Most. 1, 1, 47:

    omnia Bona dicere,

    to speak in the highest terms of one, Ter. And. 1, 1, 70:

    sed ne vivus quidem bono caret, si eo non indiget,

    Cic. Tusc. 1, 36, 88:

    cum quaecumque bona Peripateticis, eadem Stoicis commoda viderentur,

    id. ib. 5, 41, 120:

    nihil enim boni nosti,

    nothing that is good for any thing, id. Phil. 2, 7, 16:

    mala pro bonis legere dementia est,

    Sen. Vit. Beat. 6, 1; Val. Max. 5, 3, ext. 3 fin.; Hor. S. 1, 2, 73:

    quia bonum sit valere,

    a good thing, Cic. Fin. 4, 23, 62 (cf. III. A. 5. infra):

    melius: quo quidem haud scio an... quidquam melius sit homini a dis immortalibus datum,

    id. Lael. 6, 20:

    meliora... Aristotelem de istis rebus scripsisse,

    id. Or. 1, 10, 43:

    optimum: difficillimum est formam exponere optimi,

    id. ib. 11, 36.— Here belongs the phrase boni consulere;

    v. consulo.—So after prepositions: in bonum vertere, v. under verto: in melius ire,

    to change for the better, Tac. A. 12, 68.—In the same sense: in melius aliquid referre, or reflectere ( poet.), Verg. A. 1, 281; 11, 426; 10, 632:

    ad melius transcurrere,

    to pass over to something better, Hor. S. 2, 2, 82.—
    3.
    Bonum or bona, prosperity:

    fortiter malum qui patitur, idem post patitur bonum,

    Plaut. As. 2, 2, 58:

    nulli est homini perpetuum bonum,

    id. Curc. 1, 3, 33:

    unā tecum bona, mala tolerabimus,

    Ter. Phorm. 3, 3, 23:

    quibus in bonis fuerint et nunc quibus in malis sint, ostenditur ( = in secundis, in adversis rebus),

    Cic. Inv. 1, 55, 107.—
    4.
    Good qualities, gifts:

    omnia adsunt bona, quem penes'st virtus,

    Plaut. Am. 2, 2, 30:

    magnis illi et divinis bonis hanc licentiam adsequebantur,

    Cic. Off. 1, 41, 148:

    nisi qui se suā gravitate et castimoniā... tum etiam naturali quodam bono defenderet, etc.,

    id. Cael. 5, 11:

    hunc meā sententiā divinis quibusdam bonis instructum atque ornatum puto,

    id. ib. 17, 39:

    non intellego quod bonum cuiquam sit apud tales viros profuturum,

    id. Balb. 28, 63:

    gaude isto tuo tam excellenti bono,

    id. Marcell. 6, 19; so id. Imp. Pomp. 16, 49.—
    5.
    Advantage, benefit:

    si plus adipiscare, re explicatā, boni, quam addubitatā mali,

    Cic. Off. 1, 24, 83:

    saepe cogitavi bonine an mali plus adtulerit... eloquentiae studium,

    id. Inv. 1, 1, 1; 2, 35, 106; id. Off. 2, 2, 5; id. Sest. 10, 24:

    maximum bonum in celeritate ponebat,

    Sall. C. 43, 4; so, bono publico (abl.), for the public good:

    hoc ita si fit, publico fiat bono,

    Plaut. Trin. 1, 2, 183; Liv. 2, 44, 3; Dig. 41, 3, 1.—
    6.
    With aequum, what is fair and good, the fair ( thing), fairness, equity:

    si bonum aequomque oras,

    Plaut. Most. 3, 1, 149; so id. Pers. 3, 1, 71; id. Rud. 1, 2, 94; id. Men. 4, 2, 11:

    si tu aliquam partem aequi bonique dixeris,

    Ter. Phorm. 4, 3, 32; id. Heaut. 4, 1, 29; id. Ad. 1, 1, 39:

    a quo vivo nec praesens nec absens quidquam aequi bonique impetravit,

    Cic. Phil. 2, 37, 94.—Hence, aequo et bono, or ex aequo et bono, in ( with) fairness, in equity, Ter. Ad. 5, 9, 30; Auct. Her. 2, 10, 14; 2, 12, 18; 2, 13, 20; Gai. Inst. 3, 137: aequi bonique, as gen. of value, with facere:

    istuc, Chreme, Aequi bonique facio,

    I place a fair and proper value on it, Ter. Heaut. 4, 5, 40.—
    7.
    Bona, one ' s property, fortunes, almost always denoting the whole of one's possessions.
    a.
    In gen.:

    paterna oportet reddi filio bona,

    Plaut. Poen. 5, 2, 120:

    bona sua med habiturum omnia,

    id. Truc. 2, 4, 49; cf. id. ib. 2, 7, 6; 4, 2, 29; id. Rud. 2, 6, 22; id. Most. 1, 3, 77; id. Trin. 4, 4, 3; Ter. Eun. 2, 2, 4:

    bona mea diripiebantur atque ad consulem deferebantur,

    Cic. Sest. 24, 54:

    cum de capite, civis et de bonis proscriptio ferretur,

    id. ib. 30, 65:

    bona, fortunas, possessiones omnium,

    id. Caecin. 13, 38:

    at mulctantur bonis exsules,

    id. Tusc. 5, 37, 106; id. Off. 2, 23, 81; id. Par. 1, 1, 7; id. Sest. 19, 42; 43, 94; 52, 111; id. Phil. 2, 26, 64; Caes. B. G. 7, 3; Liv. 2, 3, 5; 2, 5, 5; 4, 15, 8; Tac. A. 2, 48; Quint. 6, 1, 19 et saep.—
    b.
    Bonorum possessio, the possession of one ' s property by another.
    (α).
    Bonorum possessio in consequence of bonorum cessio, i. e. an assignment of one ' s property for the benefit of creditors, Dig. 42, tit. 3.—
    (β).
    Bonorum possessio granted by the prætor against a contumacious or insolvent debtor (in bona mittere, in bona ire jubere, bona possidere jubere, etc.); cf. Dig. 42, tit. 4:

    postulat a Burrieno Naevius ut ex edicto bona possidere liceat,

    Cic. Quint. 6, 25, and the whole of c. 8:

    edixit... neu quis militis... bona possideret aut venderet,

    Liv. 2, 24, 6:

    bona proscribere,

    to offer the property thus transferred for sale, Cic. Quint. 6, 25.—
    (γ).
    Chiefly referring to the property of a defunct person (hereditas), where the prætor, till the heir had proved his right, granted a bonorum possessio secundum tabulas or contra tabulas, Dig. 37, tit. 4; 37, tit. 11.—
    c.
    In bonis esse;

    with reference to the older civil law, which distinguished between civil property (habere rem ex jure Quiritium) and natural property (rem in bonis habere, res in bonis est),

    Gai. Inst. 2, 40, 41; Dig. 40, 12, 38, § 2; 37, 6, 2, § 1; 37, 6, 3, § 2; ib. Fragm. 1, 16; Gai. Inst. 1, 22; 1, 35; 1, 222; 1, 167; Dig. 1, 8, 1; 27, 10, 10:

    neque bonorum possessorum, neque... res pleno jure fiunt, sed in bonis efficiuntur,

    ib. Fragm. 3, 80.—Hence, nullam omnino arbitrabamur de eā hereditate controversiam eum habiturum, et est hodie in bonis, i. e. [p. 247] the bonorum possessio has been granted to him, which did not give full ownership, but effected only that the hereditas was in bonis. Cic. Fam. 13, 30, 1.
    III.
    Predicative use.
    A.
    With nouns or pronouns as subjects.
    1.
    Bonum esse, to be morally good, honest:

    nunc mihi bonae necessum est esse ingratiis, Quamquam esse nolo,

    Plaut. Cist. 2, 3, 82:

    bonam ego quam beatam me esse nimio dici mavolo,

    id. Poen. 1, 2, 93; so id. Capt. 2, 1, 44; id. Men. 4, 2, 6; id. Rud. prol. 29:

    itaque viros fortes magnanimos eosdem, bonos et simplices... esse volumus,

    Cic. Off. 1, 19, 63; cf. id. ib. 3, 21, 84; id. Att. 15, 6, 1:

    Cato esse quam videri bonus malebat,

    Sall. C. 54, 5:

    ut politiora, non ut meliora fiant ingenia,

    Val. Max. 5, 4, ext. 5 fin. —
    2.
    To be beneficial, prosperous, advantageous, valuable, favorable, serviceable, correct, with reference to both persons and things as subjects, and in regard to physical and mental relations:

    jam istuc non bonumst,

    Plaut. Merc. 2, 2, 29; Cato, R. R. 157:

    oleum viridius et melius fiet,

    id. ib. 3:

    vinum ut alvum bonam faciat,

    to correct the bowels, id. ib. 156:

    quid est homini salute melius?

    Plaut. As. 3, 3, 127:

    non optuma haec sunt, verum meliora quam deterruma,

    id. Trin. 2, 3, 1:

    quid est quod huc possit quod melius sit accedere?

    Cic. Fin. 1, 12, 41; 1, 18, 57; id. Tusc. 1, 41, 99:

    in quo (vestitu), sicut in plerisque rebus, mediocritas optima est,

    id. Off. 1, 36, 130; 2, 17, 59; id. Inv. 1, 31, 51; id. Or. 2, 6; 11, 36:

    meliorem tamen militem... in futura proelia id certamen fecit,

    Liv. 2, 51, 3:

    parvus ut est cygni melior canor, ille gruum quam Clamor,

    Lucr. 4, 181; 4, 191:

    si meliora dies, ut vina, poemata reddit,

    Hor. Ep. 2, 1, 34.—So in the optative formula:

    quod bonum, faustum, felixque sit,

    Liv. 1, 28, 7; 1, 17, 10; 39, 15, 1; 3, 54;

    3, 34.—Also, quod bonum atque fortunatum mihi sit,

    Plaut. Cas. 2, 6, 50;

    and with a noun as subject: ut nobis haec habitatio Bona, fausta, felix, fortunataque evenat,

    Plaut. Trin. 1, 2, 3.—
    3.
    To be kind:

    bonus cum probis'st (erus), malus cum malis,

    Plaut. Most. 4, 1, 22:

    hic si vellet bonus ac benignus Esse,

    Hor. S. 1, 2, 52.—
    4.
    With reference to the gods:

    ecastor ambae (Fortuna et Salus sunt bonae,

    Plaut. As. 3, 3, 129:

    Palladis aut oculos ausa negare bonos (esse),

    Prop. 3, 24, 12 (2, 28, 12).—
    B.
    Impers.
    1.
    Bonum est (very rare for the class. bene est; v. bene).
    (α).
    Without a subject:

    bonum sit!

    may it be fortunate, favorable! Verg. E. 8, 106.—
    (β).
    With subject inf.:

    nam et stulte facere, et stulte fabularier in aetate haud bonum est,

    Plaut. Trin. 2, 4, 61:

    bonum est pauxillum amare, insane non bonum est,

    id. Curc. 1, 3,20.—
    2.
    Melius est.
    (α).
    With subject inf.:

    melius sanam est mentem sumere,

    Plaut. Men. 5, 2, 51:

    nihil sentire est melius quam tam prava sentire,

    Cic. Ac. 2, 40, 125; cf. id. Fin. 1, 19, 62; id. Off. 1, 43, 156; so,

    melius fuit, fuisset, or fuerat,

    it would have been better, id. N. D. 3, 33; id. Sen. 23, 82; id. Off. 3, 25, 94:

    proinde quiesse erit melius,

    Liv. 3, 48, 3; 3, 41, 3; Verg. A. 11, 303.—
    (β).
    With subject inf.-clause:

    meliu'st te quae sunt mandata tibi praevortier,

    Plaut. Merc. 2, 3, 125; id. Men. 5, 9, 32.—
    (γ).
    With ut-clause:

    quid melius quam ut hinc intro abeam et me suspendam clanculum,

    Plaut. Rud. 4, 4, 145; so id. Ps. 4, 7, 18.—
    (δ).
    With subjectclause in the subjunctive:

    nunc quid mihi meliu'st quam ilico hic opperiar erum,

    Plaut. Rud. 2, 2, 22.—
    3.
    Optimum est.
    (α).
    With subject inf.:

    optimum visum est, captivos quam primum deportare,

    Liv. 23, 34, 8:

    si quis dicit optimum esse navigare,

    Sen. Ot. Sap. 8, 4 (32 fin.); so, optimum fuit, it would have been better, and optimum erat, it would be better, Quint. 6, prooem. 3; 11, 2, 33; Hor. S. 2, 1, 7.—
    (β).
    With inf.-clause:

    constituerunt optimum esse, domum suam quemque reverti,

    Caes. B. G. 2, 10: optimum visum est, in fluctuantem aciem tradi equos, etc., Liv 6, 24, 10; 22, 27, 6.—
    (γ).
    With ut and subj:

    hoc vero optimum, ut is qui, etc., id ultimum bonorum, id ipsum quid et quale sit nesciat,

    Cic. Fin. 2, 3, 6.—
    (δ).
    With quod:

    illa vero optima (sunt) quod cum Haluntium venisset Archagathum vocari jussit,

    Cic. Verr. 2, 4, 23, § 51:

    optimum vero (est) quod dictaturae nomen in perpetuum de re publica sustulisti,

    id. Phil. 2, 36, 91.—
    (ε).
    With second sup., in the phrase optumum factu est (where factu is redundant):

    sed hoc mihi optumum factu arbitror,

    Plaut. Stich. 1, 2, 16:

    optimum factu esse duxerant frumento... nostros prohibere,

    Caes. B. G. 4, 30:

    optumum factu credens exercitum augere,

    Sall. C. 32, 1 (Kritz, factum); 57, 5 (Kritz, factum).
    IV.
    Ellipt. use: di meliora, i. e. dent or velint, i. e. let the gods grant better things than what you say, etc.; God forbid! in full:

    di melius duint,

    Ter. Phorm. 5, 9, 16:

    di meliora velint!

    Ov. M. 7, 37.—Ellipt.:

    di meliora! inquit,

    Cic. Sen. 14, 47:

    id ubi mulier audivit, perturbata, dii meliora inquit, etc.,

    Liv. 39, 10, 2; 9, 9, 6; Verg. G. 3, 513;

    similarly, di melius, i. e. fecerunt,

    Val. Max. 6, 1, ext. 3.
    V.
    With object expressed,
    1.
    By dat.
    (α).
    = good, useful, beneficial for:

    ambula, id lieni optumum est,

    Plaut. Curc. 2, 1, 25:

    quia vobis eadem quae mihi bona malaque esse intellexi,

    Sall. C. 20, 3:

    bona bello Cornus, jaculis, etc.,

    Verg. G. 2, 447.—
    (β).
    = benignus or propitius, kind to:

    vicinis bonus esto,

    Cato, R. R. 4:

    bene merenti mala es, male merenti bona es,

    Plaut. As. 1, 2, 3:

    vos o mihi Manes, Este boni,

    Verg. A. 12, 647.—
    (γ).
    = idoneus, fit for, adapted to:

    qui locus vino optimus dicetur esse,

    Cato, R. R. 6:

    tum erit ei rei optumum tempus,

    id. ib. 26:

    terra cui putre solum, Optima frumentis,

    Verg. G. 2, 205; 2, 319; 1, 286.—
    (δ).
    With sum and dat., in the phrase alicui bono est, it is of service to one, profits him:

    accusant in quibus occidi patrem Sex. Roscii bono fuit,

    Cic. Rosc. Am. 5, 13:

    bono fuisse Romanis adventum eorum constabat,

    Liv. 7, 12, 4.—Hence, with rel. dat.: cui bono (est), for whose advantage it is:

    quod si quis usurpet illud Cassianum cui bono fuerit, etc.,

    Cic. Phil. 2, 14, 35:

    cui bono fuisset,

    id. Rosc. Am. 30, 84; id. Mil. 12, 32 Ascon. ad loc.; cf.

    ellipt. form cui bono?

    Prisc. p. 1208 P.—
    (ε).
    With dat. gerund:

    ager oleto conserundo qui in Favonium spectavit, aliis bonus nullus erit,

    Cato, R. R. 6; Varr. R. R. 1, 24:

    (mons) quia pecori bonus alendo erat,

    Liv. 29, 31; 9, 10.—
    2.
    By ad and acc.:

    refert et ad quam rem bona aut non bona sit,

    Varr. R. R. 1, 91:

    occasio quaeritur idoneane fuerit ad rem adoriendam, an alia melior,

    Auct. Her. 2, 4, 7:

    non campos modo militi Romano ad proelium bonos, etc.,

    Tac. A. 2, 14.

    Lewis & Short latin dictionary > bonus

  • 9 meliores

    bŏnus (old form dŭonus, Carm. Sall. ap. Varr. L. L. 7, § 26 Mull.; cf. Paul. ex Fest. p. 67 Mull.), a, um, adj. [for duonus, cf. bellum, bis, and cf. root dvi-; hence deidô, deos], good; comp. melior, us [cf. Gr. mala, mallon], better; sup. optimus ( optumus, ante-class. and often class.) [root opof ops, opes; cf. copia, apiscor], best.
    I.
    Attributively.
    A.
    As adjunct of nouns denoting persons.
    1.
    Vir bonus.
    (α).
    A man morally good (kalos kagathos):

    quoniam boni me viri pauperant, improbi alunt,

    Plaut. Poen. 5, 4, 60:

    omnibus virtutibus instructos et ornatos tum sapientes, tum viros bonos dicimus,

    Cic. Tusc. 5, 10, 28:

    ille vir bonus qui... intolerabili dolore lacerari potius quam aut officium prodat aut fidem,

    id. Ac. 2, 8, 23:

    sive vir bonus est is qui prodest quibus potest, nocet nemini, certe istum virum bonum non facile reperimus,

    id. Off. 3, 15, 64:

    qui se ita gerunt ut eorum probitas, fides, integritas, etc.... hos viros bonos... appellandos putemus,

    id. Lael. 5, 19:

    non intellegunt se de callido homine loqui, non de bono viro,

    id. Att. 7, 2, 4:

    ut quisque est vir optimus, ita difficillime esse alios improbos suspicatur,

    id. Q. Fr. 1, 1, 4, § 12:

    nec enim melior vir fuit Africano quisquam, nec clarior,

    id. Lael. 2, 6; id. Leg. 1, 14, 41; 1, 18, 48; id. Planc. 4, 9; id. Par. 3, 1, 21; id. Marcell. 6, 20; id. Fam. 7, 21; id. Off. 2, 16, 57.—
    (β).
    An honest man:

    justitia, ex qua viri boni nominantur,

    Cic. Off. 1, 7, 21; 1, 44, 155; 2, 11, 39; 2, 12, 42; 2, 20, 71;

    3, 12, 50: cum is sponsionem fecisset ni vir bonus esset,

    id. ib. 3, 19, 77:

    quoniam Demosthenes nec vir bonus esset, nec bene meritus de civitate,

    id. Opt. Gen. 7, 20; cf. id. Rosc. Am. 40, 116.—
    (γ).
    A man of good standing in the community:

    id viri boni arbitratu deducetur,

    Cato, R. R. 143; so id. ib. 149:

    tuam partem viri bono arbitratu... dari oportet,

    Dig. 17, 1, [p. 244] 35;

    37, 6, 2, § 2: quem voles virum bonum nominato,

    Cic. Verr. 2, 4, 25, § 55:

    vir bonus est... quo res sponsore, et quo causae teste tenentur,

    Hor. Ep. 1, 16, 40.—Hence, ironically of wealthy men:

    praetores jus dicunt, aediles ludos parant, viri boni usuras perscribunt,

    Cic. Att. 9, 12, 3.—
    (δ).
    Ironically of bad men:

    sed eccum lenonem Lycum, bonum virum,

    Plaut. Poen. 5, 5, 52; Ter. Eun. 5, 3, 9; 4, 3, 18; id. Ad. 3, 4, 30:

    expectabam quinam isti viri boni testes hujus manifesto deprehensi veneni dicerentur,

    Cic. Cael. 26, 63:

    nam socer ejus, vir multum bonus est,

    id. Agr. 3, 3, 13;

    so especially in addresses (mostly comic.): age tu, illuc procede, bone vir!

    Plaut. Capt. 5, 2, 1; id. Curc. 5, 2, 12; id. Ps. 4, 7, 48; id. Pers. 5, 2, 11; Ter. And. 3, 5, 10; 5, 2, 5; id. Ad. 4, 2, 17; id. Eun. 5, 2, 11:

    quid tu, vir optime? Ecquid habes quod dicas?

    Cic. Rosc. Am. 36, 104.—
    (ε).
    Sometimes boni viri = boni, in the sense of optimates (v. I. A. 3.):

    bonis viris quid juris reliquit tribunatus C. Gracchi?

    Cic. Leg. 3, 9, 20.—
    (ζ).
    As a conventional courtesy:

    homines optimi non intellegunt, etc.,

    Cic. Fin. 1, 7, 25:

    bone accusator,

    id. Rosc. Am. 21, 58:

    sic illum amicum vocasti, quomodo omnes candidatos bonos viros dicimus,

    gentlemen, Sen. Ep. 3, 1.—For bonus vir, a good husband, v. 3.; and for vir optimus, as a laudatory epithet, v. 5.—
    2.
    Boni homines (rare) = boni, better classes of society, v. II. A. 3:

    in foro infimo boni homines atque dites ambulant,

    Plaut. Curc. 4, 1, 14.—
    3.
    With nouns denoting persons in regard to their functions, offices, occupations, and qualities, denoting excellence:

    bonus consul,

    Liv. 4, 40, 6; 22, 39, 2 (different: consules duos, bonos quidem, sed dumtaxat bonos, amisimus, consuls of good sentiments, almost = bad consuls, Cic. ad Brut. 1, 3, 4):

    boni tribuni plebis,

    Cic. Phil. 1, 10, 25:

    bonus senator,

    id. Prov. Cons. 15, 37:

    senator bonus,

    id. Dom. 4, 8:

    bonus judex,

    id. Verr. 2, 4, 15, § 34:

    bonus augur (ironically),

    id. Phil. 2, 32, 80:

    bonus vates,

    Plaut. Mil. 3, 3, 27:

    bonus imperator,

    Sall. C. 60, 4:

    bonus dux,

    Quint. 12, 1, 43 (cf. trop.:

    naturam, optimam ducem,

    the best guide, Cic. Sen. 2, 5):

    bonus miles,

    Sall. C. 60, 4; Sen. Vit. Beat. 15, 5:

    bonus orator,

    Cic. Fin. 1, 3, 10:

    optimus orator,

    id. Opt. Gen. 1, 3:

    poeta bonus,

    id. de Or. 1, 3, 11; 2, 46, 194; id. Fin. 1, 3, 10:

    scriptor bonus,

    Quint. 10, 1, 104:

    bonus advocatus,

    id. 5, 13, 10:

    bonus defensor,

    id. 5, 13, 3:

    bonus altercator,

    a good debater, id. 6, 4, 10:

    bonus praeceptor,

    id. 5, 13, 44; 10, 5, 22:

    bonus gubernator,

    Cic. Ac. 2, 31, 100:

    optimus opifex,

    Hor. S. 1, 3, 133:

    sutor bonus,

    id. ib. 1, 3, 125:

    actor optimus,

    Cic. Sest. 57, 122:

    cantor optimus est modulator,

    Hor. S. 1, 3, 130:

    melior gladiator,

    Ov. Tr. 4, 6, 33: agricola (colonus, dominus) bonus, Cato, R. R. prooem.; Cic. Sen. 16, 56:

    bonus paterfamilias,

    a thrifty head of the house, Nep. Att. 13, 1:

    bonus servus,

    Plaut. Trin. 4, 3, 58; id. Am. 2, 1, 46; id. Men. 5, 6, 1; Cic. Mil. 22, 58:

    dominus bonus,

    Cato, R. R. 14:

    bonus custos,

    Plaut. Truc. 4, 3, 38.—Ironically, Ter. Phorm. 2, 1, 57:

    filius bonus,

    Plaut. Am. 3, 4, 9:

    patres,

    Quint. 11, 3, 178:

    parens,

    id. 6, prooem. 4: bonus (melior, optimus), viz. a good husband, Cic. Inv. 1, 31, 51 sq.; Liv. 1, 9, 15:

    uxor melior,

    Cic. Inv. 1, 31, 52:

    amicus,

    id. Fam. 2, 15, 3:

    amicus optimus,

    Plaut. Cas. 3, 3, 18:

    optimus testis,

    Cic. Fam. 7, 27, 2:

    auctor, in two senses,

    good authority, id. Att. 5, 12, 3;

    and = bonus scriptor (post-class.),

    Quint. 10, 1, 74.—Esp.:

    bonus civis (rarely civis bonus): in re publica ea velle quae tranquilla et honesta sint: talem enim solemus et sentire bonum civem et dicere, Cic.-Off. 1, 34, 124: eaque est summa ratio et sapientia boni civis, commoda civium non divellere, atque omnes aequitate eadem continere,

    id. ib. 2, 23, 83:

    eum esse civem et fidelem et bonum,

    Plaut. Pers. 1, 2, 15; Cic. Fam. 2, 8, 2; 1, 9, 10; 3, 12, 1; 6, 6, 11; id. Off. 1, 44, 155; Liv. 22, 39, 3; Sall. H. Fragm. 1, 10 Dietsch:

    optimus et fortissimus civis,

    Cic. Fam. 12, 2, 3; id. Sest. 17, 39.—
    4.
    Bonus and optimus as epithets of the gods.
    (α).
    In gen.:

    sed te bonus Mercurius perdat,

    Plaut. Cas. 2, 3, 23:

    fata... bonique divi,

    Hor. C. 4, 2, 38:

    divis orte bonis,

    id. ib. 4, 5, 1:

    O bone deus!

    Scrib. Comp. 84 fin.: BONORVM DEORVM, Inscr. ap. Cic. N. D. 3, 34, 84: totidem, pater optime, dixi, Tu mihi da cives, referring to Jupiter, Ov. M. 7, 627.—
    (β).
    Optimus Maximus, a standing epithet of Jupiter:

    (Juppiter) a majoribus nostris Optimus Maximus (nominatur), et quidem ante optimus, id est beneficentissimus, quam Maximus,

    Cic. N. D. 2, 25, 64:

    Jovem optimum et maximum ob eas res appellant, non quod, etc.,

    id. ib. 3, 36, 87:

    in templo Jovis Optimi Maximi,

    id. Sest. 56, 129; id. Prov. Cons. 9, 22:

    nutu Jovis Optimi Maximi,

    id. Cat. 3, 9, 21; Liv. 1, 12, 7; id. 6, 16, 2.—
    (γ).
    Di boni, O di boni, expressing indignation, sorrow, or surprise:

    di boni, hunc visitavi antidhac!

    Plaut. Ep. 4, 1, 16:

    di boni, boni quid porto!

    Ter. And. 2, 2, 1:

    di boni, quid hoc morbi est,

    id. Eun. 2, 1, 19; id. Heaut. 2, 3, 13; id. Ad. 3, 3, 86:

    alter, O di boni, quam taeter incedebat!

    Cic. Sest. 8, 19; id. Brut. 84, 288; id. Phil. 2, 8, 20; 2, 32, 80; id. Att. 1, 16, 5; 14, 21, 2; Val. Max. 3, 5, 1; Sen. Vit. Beat. 2, 3.—
    (δ).
    Bona Dea, etc., v. 6.—
    5.
    Optimus as a laudatory epithet.
    (α).
    Vir optimus:

    per vos nobis, per optimos viros optimis civibus periculum inferre conantur,

    Cic. Sest. 1, 2:

    virum optimum et constantissimum M. Cispium,

    id. ib. 35, 76:

    fratrem meum, virum optimum, fortissimum,

    id. ib.:

    consolabor hos praesentes, viros optimos,

    id. Balb. 19, 44; id. Planc. 21, 51; 23, 55; id. Mil. 14, 38; id. Marcell. 4, 10; id. Att. 5, 1, 5; Hor. S. 1, 6, 53.—
    (β).
    Femina bona, optima:

    tua conjunx bona femina,

    Cic. Phil. 3, 6, 16:

    hujus sanctissimae feminae atque optimae pater,

    id. ib. —
    (γ).
    Senex, pater, frater, etc.:

    optimus: parentes ejus, prudentissimi atque optimi senis,

    Cic. Planc. 41, 97:

    insuevit pater optimus hoc me,

    Hor. S. 1, 4, 105; 2, 1, 12:

    C. Marcelli, fratris optimi,

    Cic. Fam. 4, 7, 6; id. Q. Fr. 2, 6 (8), 2; 2, 4, 2.—
    (δ).
    With proper names ( poet.):

    optimus Vergilius,

    Hor. S. 1, 6, 54:

    Maecenas optimus,

    id. ib. 1, 5, 27:

    optime Quinti,

    id. Ep. 1, 16, 1.—
    (ε).
    Esp. as an epithet of the Roman emperors:

    quid tam civile, tam senatorium quam illud, additum a nobis Optimi cognomen?

    Plin. Pan. 2, 7:

    gratias, inquit, ago, optime Princeps!

    Sen. Tranq. 14. 4:

    ex epistula optimi imperatoris Antonini,

    Gai. Inst. 1, 102; cf.:

    bene te patriae pater optime Caesar,

    Ov. F. 2, 637:

    optime Romulae Custos gentis,

    Hor. C. 4, 5, 1.—
    6.
    Bonus and Bona, names of deities.
    (α).
    Bona Dea, the goddess of Chastity, whose temple could not be entered by males (cf. Macr. S. 1, 12; Lact. 1, 22):

    Bonae Deae pulvinaribus,

    Cic. Pis. 39, 95; id. Mil. 31, 86; id. Fam. 1, 9, 15; cf.

    in mal. part.,

    Juv. 2, 86 sq.; 6, 314 sq.; 6, 335 sq.—
    (β).
    Bonus Eventus, Varr. R. R. 1, 1 med.; Amm. 29, 6, 19; Inscr. Orell. 907; 1780 sq.—
    (γ).
    Bona Fortuna:

    si bona Fortuna veniat, ne intromiseris,

    Plaut. Aul. 1, 3, 22:

    Bonae Fortunae (signum),

    Cic. Verr. 2, 4, 3, § 7:

    FORTVNAE BONAE DOMESTICAE,

    Inscr. Orell. 1743 sq. —
    (δ).
    Bona Spes:

    Spes Bona, obsecro, subventa mihi,

    Plaut. Rud. 1, 4, 12:

    BONAE SPEI,

    Aug. Inscr. Grut. 1075, 1.—
    (ε).
    BONA MENS, Inscr. Orell. 1818 sqq.:

    Mens Bona, si qua dea es, tua me in sacraria dono,

    Prop. 3, 24, 19.
    B.
    With nouns denoting things.
    1.
    Things concrete, denoting excellence:

    navis bona dicitur non quae pretiosis coloribus picta est... sed stabilis et firma,

    Sen. Ep. 76, 13:

    gladium bonum dices, non cui auratus est balteus, etc., sed cui et ad secandum subtilis acies est, et, etc.,

    id. ib. 76, 14:

    id vinum erit lene et bono colore,

    Cato, R. R. 109; Lucr. 2, 418; Ov. Am. 2, 7, 9:

    tabulas... collocare in bono lumine,

    Cic. Brut. 75, 261: ex quavis olea oleum... bonum fieri potest. Cato, R. R. 3:

    per aestatem boves aquam bonam et liquidam bibant semper curato,

    id. ib. 73; cf.:

    bonae aquae, ironically compared to wine,

    Prop. 2, 33 (3, 31), 28:

    praedium bonum caelum habeat,

    good temperature, Cato, R. R. 1:

    bona tempestate,

    in good weather, Cic. Q. Fr. 2, 2, 4:

    (praedium) solo bono valeat,

    by good soil, Cato, R. R. 1:

    bonae (aedes) cum curantur male,

    Plaut. Most. 1, 2, 24:

    villam bonam,

    Cic. Off. 3, 13, 55:

    bonus pons,

    Cat. 17, 5:

    scyphi optimi (= optime facti),

    Cic. Verr. 2, 4, 14, § 32:

    perbona toreumata,

    id. ib. 2, 4, 18, §

    38: bona domicilia,

    comfortable residences, id. N. D. 2, 37, 95:

    agrum Meliorem nemo habet,

    Ter. Heaut. 1, 1, 12:

    fundum meliorem,

    Cic. Inv. 1, 31, 52: fundos optimos et fructuosissimos, id. Agr. 3, 4, 14:

    equus melior,

    id. Inv. 1, 31, 52:

    bona cena,

    Cat. 13, 3:

    boni nummi,

    good, not counterfeit, Plaut. As. 3, 3, 144; Cic. Off. 3, 23, 91:

    super omnia vultus accessere boni,

    good looks, Ov. M. 8, 678:

    mulier bona forma,

    of a fine form, Ter. Heaut. 3, 2, 13:

    equus formae melioris,

    Hor. S. 2, 7, 52:

    tam bona cervix, simul ac jussero, demetur,

    fine, beautiful, Suet. Calig. 33:

    fruges bonae,

    Cat. 34, 19:

    ova suci melioris,

    of better flavor, Hor. S. 2, 4, 13.— Trop.:

    animus aequus optimum est aerumnae condimentum,

    Plaut. Rud. 2, 3, 71: bona dextra, a lucky hand (cf.:

    bonum omen, 2. e.),

    Quint. 6, 3, 69:

    scio te bona esse voce, ne clama nimis,

    good, sound, loud voice, Plaut. Most. 3, 1, 43; so,

    bona firmaque vox,

    Quint. 11, 3, 13.—
    2.
    Things abstract.
    a.
    Of physical well-being:

    ut si qui neget sine bona valetudine posse bene vivi,

    Cic. Inv. 1, 51, 93; Sen. Vit. Beat. 22, 2; Lucr. 3, 102; Val. Max. 2, 5, 6; Quint. 10, 3, 26; 11, 2, 35 et saep.:

    non bonus somnus de prandio est,

    Plaut. Most. 3, 2, 8:

    bona aetas,

    prime of life, Cic. Sen. 14, 48:

    optima aetate,

    id. Fam. 10, 3, 3.—Ironically:

    bona, inquis, aetate, etc.,

    Sen. Ep. 76, 1.—
    b.
    Of the mind and soul:

    meliore esse sensu,

    Cic. Sest. 21, 47:

    optima indoles,

    id. Fin. 5, 22, 61:

    bona conscientia,

    Quint. 6, 1, 33; 9, 2, 93; Sen. Vit. Beat. 20, 5:

    bono ingenio me esse ornatam quam auro multo mavolo,

    with a good heart, Plaut. Poen. 1, 2, 91; id. Stich. 1, 21, 59; Sall. C. 10, 5:

    mens melior,

    Ter. Ad. 3, 3, 78; Cic. Phil. 3, 5, 13; Liv. 39, 16, 5; Sen. Ben. 1, 11, 4; id. Ep. 10, 4; Pers. 2, 8; Petr. 61.—Personified, Prop. 3 (4), 24, 19; Ov. Am. 1, 2, 31:

    duos optimae indolis filios,

    Val. Max. 5, 7, 2; Sen. Ben. 6, 16, 6; Quint. 1, 2, 5:

    bonum consilium,

    Plaut. Merc. 2, 3, 6; id. Rud. 4, 3, 18; Cic. Off. 1, 33, 121:

    bona voluntas,

    a good purpose, Quint. 12, 11, 31:

    memoria bona,

    Cic. Att. 8, 4, 2:

    bona ratio cum perdita... confligit,

    id. Cat. 2, 11, 25:

    bonae rationes,

    Ter. Ad. 5, 3, 50:

    pronuntiatio bona,

    Auct. Her. 3, 15, 27.—
    c.
    Of moral relations:

    ego si bonam famam mihi servasso, sat ero dives,

    Plaut. Most. 1, 3, 71; Cic. Sest. 66, 139; Liv. 6, 11, 7; Hor. S. 1, 2, 61 (cf. Cic. Att. 7, 26, 1;

    v. e. infra): si ego in causa tam bona cessi tribuni plebis furori,

    Cic. Sest. 16, 36; id. Planc. 36, 87; Ov. M. 5, 220:

    fac, sis, bonae frugi sies,

    of good, regular habits, Plaut. Curc. 4, 2, 35; id. Cas. 2, 4, 5; 2, 5, 19; id. Ps. 1, 5, 53; id. Truc. 1, 1, 13; id. Capt. 5, 2, 3 sq. (v. frux, II. B. 1. b.): vilicus disciplina bona utatur. Cato, R. R. 5:

    bona studia,

    moral pursuits, Auct. Her. 4, 17, 25:

    quidquid vita meliore parasti,

    Hor. S. 2, 3, 15: ad spem mortis melioris, an honorable death; so as an epithet of religious exercises:

    Juppiter, te bonas preces precor,

    Cato, R. R. 134; 139.—
    d.
    Of external, artistic, and literary value and usefulness:

    bono usui estis nulli,

    Plaut. Curc. 4, 2, 15:

    Optumo optume optumam operam das,

    id. Am. 1, 1, 122:

    bonam dedistis mihi operam,

    a valuable service to me, id. Poen. 2, 3, 70; 3, 6, 11; id. Pers. 4, 7, 11; id. Rud. 3, 6, 11 (in a different sense: me bona opera aut mala Tibi inventurum esse auxilium argentarium, by fair or unfair means, id. Ps. 1, 1, 102;

    v. e. infra): optima hereditas a patribus traditur liberis... gloria virtutis rerumque gestarum,

    Cic. Off. 1, 33, 121:

    bonum otium,

    valuable leisure, Sall. C. 4, 1:

    bonis versibus,

    Cic. Ac. 2, 23, 74:

    versus meliores,

    Plaut. Trin. 3, 2, 81:

    meliora poemata,

    Hor. A. P. 303:

    in illa pro Ctesiphonte oratione longe optima,

    Cic. Or. 8, 26:

    optimas fabulas,

    id. Off. 1, 31, 114:

    melius munus,

    id. Ac. 1, 2, 7.—
    e.
    Favorable, prosperous, lucky, fortunate:

    de Procilio rumores non boni,

    unfavorable rumors, Cic. Att. 4, 16, 5:

    bona de Domitio, praeclara de Afranio fama est,

    about their success in the war, id. ib. 7, 26, 1:

    si fuisset in discipulo comparando meliore fortuna,

    id. Pis. 29, 71; cf.

    fortuna optima esse,

    to be in the best pecuniary circumstances, id. ad Brut. 1, 1, 2:

    occasio tam bona,

    Plaut. Most. 2, 2, 9:

    senex est eo meliore condicione quam adulesoens cum, etc.,

    Cic. Sen. 19, 68; id. Fam. 4, 32:

    bona navigatio,

    id. N. D. 3, 34, 83;

    esp. in phrase bona spes.—Object.: ergo in iis adulescentibus bonam spem esse dicemus et magnam indolem quos, etc.,

    Cic. Fin. 2, 35, 117.—Subject.:

    ego sum spe bona,

    Cic. Fam. 12, 28, 3; id. Cat. 2, 11, 25; [p. 245] id. Att. 14, 1 a, 3; id. Q. Fr. 1, 2, 5, § 16:

    optima spe,

    id. Fam. 12, 11, 2.—Pregn., = spes bonarum rerum, Sall. C. 21, 1;

    v. C. 1. c. infra: meliora responsa,

    more favorable, Liv. 7, 21, 6:

    melior interpretatio,

    Tac. H. 3, 65:

    cum laude et bonis recordationibus,

    id. A. 4, 38:

    amnis Doctus iter melius,

    i. e. less injurious, Hor. A. P. 68:

    omen bonum,

    a good, lucky omen, Cic. Pis. 13, 31; cf.

    Liv. praef. § 13: melius omen,

    Ov. F. 1, 221;

    optimum,

    Cic. Fam. 3, 12, 2:

    bona scaeva,

    Plaut. Stich. 5, 2, 24:

    auspicio optumo,

    id. ib. 3, 2, 6; cf.:

    memini bene, sed meliore Tempore dicam = opportuniore tempore,

    Hor. S. 1, 9, 68.—
    f.
    Of public affairs, si mihi bona re publica frui non licuerit, Cic. Mil. 34, 93:

    optima res publica,

    id. Or. 1, 1, 1; id. Phil. 1, 8, 19:

    minus bonis temporibus,

    id. Dom. 4, 8; so,

    optimis temporibus,

    id. Sest. 3, 6:

    nostrae res meliore loco videbantur,

    id. ad Brut. 1, 3, 1:

    lex optima,

    id. Pis. 16, 37; id. Sest. 64, 137; id. Phil, 1, 8, 19.—
    g.
    Good = large, considerable:

    bono atque amplo lucro,

    Plaut. Am. prol. 6:

    bona librorum copia,

    Hor. Ep. 1, 18, 109; cf.:

    bona copia cornu,

    Ov. M. 9, 88; v. bona pars, C. 8. g.—
    h.
    Noble; with genus, good family, noble extraction, honorable birth: quali me arbitraris genere prognatum? Eu. Bono, Plaut. Aul. 2, 2, 35; so id. Ep. 1, 2, 4; 2, 1, 3; id. Pers. 4, 4, 94:

    si bono genere natus sit,

    Auct. Her. 3, 7, 13.—
    k.
    Referring to good-will, kindness, faithfulness, in certain phrases.
    (α).
    Bona venia or cum bona venia, with the kind permission of a person addressed, especially bona venia orare, expetere, etc.:

    primum abs te hoc bona venia expeto,

    Ter. Phorm. 2, 3, 31:

    bona tua venia dixerim,

    Cic. Leg. 3, 15, 34:

    oravit bona venia Quirites, ne, etc.,

    Liv. 7, 41, 3:

    obsecro vos.. bona venia vestra liceat, etc.,

    id. 6, 40, 10:

    cum bona venia quaeso audiatis, etc.,

    id. 29, 17, 6; Arn. c. Gent. 1, p. 5; cf.

    . sed des veniam bonus oro = venia bona oro,

    Hor. S. 2, 4, 5.—
    (β).
    Bona pax, without quarrelling:

    bona pax sit potius,

    let us have no quarrel about that, Plaut. Pers. 2, 2, 7;

    so especially cum bona pace, or bona pace: Hannibal ad Alpis cum bona pace incolentium... pervenit,

    without a difficulty with the inhabitants, Liv. 21, 32, 6; 21, 24, 5; 1, 24, 3; 28, 37, 4; 8, 15, 1; cf.: si bonam (pacem) dederitis, = a fair peace, under acceptable conditions, id. 8, 21, 4.—
    (γ).
    Amicitia bona = bona fide servata, faithful, undisturbed friendship:

    igitur amicitia Masinissae bona atque honesta nobis permansit,

    Sall. J. 5, 5.—
    (δ).
    Bona societas, alliance:

    Segestes, memoria bonae societatis, impavidus,

    Tac. A. 1, 58.
    C.
    In particular phrases.
    1.
    Bonae res.
    a.
    = Vitae commoda, comforts of life, abstract or concrete:

    concedatur bonis rebus homines morte privari,

    Cic. Tusc. 1, 36, 87:

    optimis rebus usus est,

    he had every most desirable thing, Nep. Att. 18, 1.—
    b.
    = Res secundae, opp. res adversae, prosperity:

    bonis rebus tuis, meas irrides malas,

    Plaut. Trin. 2, 4, 45:

    in bonis rebus,

    Hor. C. 2, 3, 2. —
    c.
    Res bona = res familiaris bona, wealth ( poet.): in re bona esse, Laber. ap. Gell. 10, 17, 4.—Also an object of value:

    homines quibus mala abunde omnia erant, sed neque res neque spes bona ulla,

    who had no property, nor the hope of any, Sall. C. 21, 1. —
    d.
    Costly things, articles of luxury:

    capere urbem in Arabia plenam bonarum rerum,

    Plaut. Pers. 4, 3, 46; 4, 4, 82:

    nimium rei bonae,

    id. Stich. 2, 3, 55:

    ignorantia bonarum rerum,

    Nep. Ages. 8, 5 ' bonis rebus gaudere, Hor. S. 2, 6, 110:

    re bona copiosum esse,

    Gell. 16, 19, 7.—
    e.
    Moral, morally good:

    illi cum res non bonas tractent,

    Cic. Ac. 2, 33, 72:

    ut de virtutibus et vitiis, omninoque de bonis rebus et malis quaererent,

    id. ib. 1, 4, 15:

    quid habemus in rebus bonis et malis explorati?

    id. ib. 2, 42, 129; so id. Or. 1, 10, 42; id. Leg. 1, 22, 58:

    quae tamen omnia dulciora fuint et moribus bonis et artibus,

    id. Sen. 18, 65.—
    f.
    In literary composition, important or interesting matter, subjects, or questions:

    res bonas verbis electis dictas quis non legat?

    Cic. Fin. 1, 3, 8:

    studiis generorum, praesertim in re bona,

    Plaut. Am. 8, 26.—
    2.
    Bonae artes.
    (α).
    A good, laudable way of dealing:

    qui praeclari facinoris aut artis bonae famam quaerit,

    Sall. C. 2, 9:

    huic bonae artes desunt, dolis atque fallaciis contendit,

    id. ib. 11, 2:

    quod is bonarum artium cupiens erat,

    Tac. A. 6, 46.—
    (β).
    Liberal arts and sciences:

    litteris aut ulli bonae arti,

    Quint. 12, 1, 7:

    conservate civem bonarum artium, bonarum partium, bonorum virorum,

    Cic. Sest. 32, 77. —Esp.:

    optimae artes: optimarum artium scientia,

    Cic. Fin. 1, 3, 4; id. Ac. 2, 1, 1; id. Cael. 10, 24; id. Marcell. 1, 4.—
    3.
    Bona fides, or fides bona.
    a.
    Good faith, i. e. conscious honesty in acts or words: qui nummos fide bona solvit, who pays (the price of labor) in good faith, i. e. as it is honestly earned, Cato, R. R. 14:

    dic, bona fide, tu id aurum non subripuisti?

    Plaut. Aul. 4, 10, 46; 4, 10, 47; id. Capt. 4, 2, 111; id. Most. 3, 1, 137; id. Poen. 1, 3, 30; id. Pers. 4, 3, 16; id. Ps. 4, 6, 33:

    si tibi optima fide omnia concessit,

    Cic. Rosc. Am. 49, 144; Quint. 10, 3, 23.—Hence, bonae fidei vir, a conscientious man, Quint. 10, 7, 1.—
    b.
    Jurid. t. t.
    (α).
    Good faith in contracts and legal acts in general, opposed to dolus malus, honesty and fairness in dealing with another:

    ad fidem bonam statuit pertinere, notum esse emptori vitium quod nosset venditor,

    Cic. Off. 3, 16, 67.—Hence, alienam rem bona fide emere, to buy, believing the seller to be the rightful owner, Dig. 41, 3, 10; 41, 3, 13, § 1. bonae fidei possessor (also possessio), believing that he is the rightful owner, ib. 5, 3, 25, § 11; 5, 3, 22; 41, 3, 15, § 2;

    41, 3, 24: conventio contra bonam fidem et mores bonos,

    ib. 16, 31, § 7: bonam fidem praestare, to be responsible for one ' s good faith, ib. 17, 1, 10 prooem.—Hence,
    (β).
    Bonae fidei actiones or judicia, actions in equity, i. e. certain classes of actions in which the strict civil law was set aside by the praetorian edict in favor of equity:

    actiones quaedam bonae fidei sunt, quaedam stricti juris. Bonae fidei sunt haec: exempto vendito, locato conducto, etc.,

    Just. Inst. 4, 6, 28, § 19.—In the republican time the praetor added in such actions to his formula for the judex the words ex fide bona, or, in full:

    quidquid dare facere oportet ex fide bona,

    Cic. Off. 3, 16, 66:

    iste dolus malus et legibus erat vindicatus, et sine lege, judiciis in quibus additur ex fide bona,

    id. ib. 3, 15, 61; cf. id. ib. 3, 17, 70.—
    4.
    Bona verba.
    (α).
    Kind words:

    Bona verba quaeso,

    Ter. And. 1, 2, 33.—
    (β).
    Words of good omen (v. omen):

    dicamus bona verba,

    Tib. 2, 2, 1:

    dicite suffuso ter bona verba mero,

    Ov. F. 2, 638.—
    (γ).
    Elegant or well-chosen expressions:

    quid est tam furiosum quam verborum vel optimorum atque ornatissimorum sonitus inanis,

    Cic. Or. 1, 12, 51:

    verborum bonorum cursu,

    id. Brut. 66, 233:

    omnia verba sunt alicubi optima,

    Quint. 10, 1, 9.—
    (δ).
    Moral sayings:

    non est quod contemnas bona verba et bonis cogitationibus plena praecordia,

    Sen. Vit. Beat. 20, 1. —
    5.
    Bona dicta.
    (α).
    Polite, courteous language:

    hoc petere me precario a vobis jussit leniter dictis bonis,

    Plaut. Am. prol. 25.—
    (β).
    Witticisms ( bon-mots): flammam a sapiente facilius ore in ardente opprimi, quam bona dicta teneat, Enn. ap. Cic. Or. 2, 54, 222:

    dico unum ridiculum dictum de dictis melioribus quibus solebam menstruales epulas ante adipiscier,

    Plaut. Capt. 3, 1, 22:

    ibo intro ad libros ut discam de dictis melioribus,

    id. Stich. 2, 3, 75.—
    6.
    Bona facta.
    (α).
    = bene facta (v. bene, I. B. 2. b.), laudable deeds:

    nobilitas ambobus et majorum bona facta (sc. erant),

    Tac. A. 3, 40.—
    (β).
    Bonum factum est, colloq., = bene est, bene factum est (v. bene, I. B. 2. b.):

    bonum factum est, ut edicta servetis mea,

    Plaut. Poen. prol. 16:

    haec imperata quae sunt pro imperio histrico, bonum hercle factum (est) pro se quisque ut meminerit,

    id. ib. 45.— Hence,
    (γ).
    Elliptically, introducing commands which cannot be enforced, = if you will do so, it will be well:

    peregrinis in senatum allectis, libellus propositus est: bonum factum, ne quis senatori novo curiam monstrare velit,

    Suet. Caes. 80:

    et Chaldaeos edicere: bonum factum, ne Vitellius... usquam esset,

    id. Vit. 14:

    hac die Carthaginem vici: bonum factum, in Capitolium eamus, et deos supplicemus,

    Aur. Vict. 49; cf.:

    o edictum, cui adscribi non poterit bonum factum,

    Tert. Pud. 1.—
    7.
    Bona gratia.
    (α).
    A friendly understanding:

    cur non videmus inter nos haec potius cum bona Ut componantur gratia quam cum mala?

    Ter. Phorm. 4, 3, 17; so,

    per gratiam bonam abire,

    to part with good feelings, Plaut. Mil. 4, 3, 33.—In jest: sine bona gratia abire, of things cast away, Plaut Truc. 2, 7, 15.—
    (β).
    Pleon., in the phrase bonam gratiam habere, = gratiam habere, to thank (v. B. 2. k.), Plaut. Rud. 2, 5, 32; id. Bacch. 4, 8, 99.—
    8.
    Bona pars.
    (α).
    The well-disposed part of a body of persons:

    ut plerumque fit, major pars (i. e. of the senate) meliorem vicit,

    Liv. 21, 4, 1:

    pars melior senatus ad meliora responsa trahere,

    id. 7, 21, 6.—
    (β).
    The good party, i. e. the optimates (gen. in plur.):

    civem bonarum partium,

    Cic. Sest. 32, 77:

    (fuit) meliorum partium aliquando,

    id. Cael. 6, 13:

    qui sibi gratiam melioris partis velit quaesitam,

    Liv. 2, 44, 3.—Paronom.: (Roscius) semper partium in re publica tam quam in scaena optimarum, i. e. party and part in a drama, Cic. Sest. 56, 120.—
    (γ).
    Of things or persons, a considerable part (cf. a good deal):

    bonam partem ad te adtulit,

    Ter. Eun. 1, 2, 43:

    bonam partem sermonis in hunc diem esse dilatam,

    Cic. Or. 2, 3, 14:

    bonam magnamque partem exercitus,

    Val. Max. 5, 2, ext. 4:

    bona pars noctium,

    Quint. 12, 11, 19:

    bona pars hominum,

    Hor. S. 1, 1, 61:

    meae vocis... bona pars,

    id. C. 4, 2, 46; so id. A. P. 297; Ov. P. 1, 8, 74:

    melior pars diei,

    Verg. A. 9, 156.—
    (δ).
    Rarely, and mostly eccl. Lat.: optima pars, the best part or lot:

    nostri melior pars animus est,

    Sen. Q. N. 1, prooem. § 14; cf.:

    quae pars optima est in homine,

    best, most valuable, Cic. Tusc. 5, 23, 67:

    major pars aetatis, certe melior reipublicae data sit,

    Sen. Brev. Vit. 18, 1:

    Maria optimam partem elegit, quae non auferetur ab ea,

    Vulg. Luc. 10, 42.—
    (ε).
    Adverb.:

    bonam partem = ex magna parte,

    Lucr. 6, 1249.—
    (ζ).
    Aliquem in optimam partem cognoscere, to know somebody from his most favorable side, Cic. Off. 2, 13, 46: aliquid in optimam partem accipere, to take something in good part, interpret it most favorably:

    Caesar mihi ignoscit quod non venerim, seseque in optimam partem id accipere dicit,

    id. Att. 10, 3 a, 2; id. ad Brut. 1, 2, 3:

    quaeso ut hoc in bonam partem accipias,

    id. Rosc. Am. 16, 45.—
    9.
    Dies bonus or bona.
    (α).
    A day of good omen, a fortunate day (= dies laetus, faustus):

    tum tu igitur die bono, Aphrodisiis, addice, etc.,

    Plaut. Poen. 2, 49:

    nunc dicenda bona sunt bona verba die,

    Ov. F. 1, 72.—
    (β).
    A beautiful, serene day, Sen. Vit. Beat. 22, 3.—
    10.
    Bonus mos.
    (α).
    Boni mores, referring to individuals, good, decent, moral habits:

    nihil est amabilius quam morum similitudo bonorum,

    Cic. Off. 1, 17, 56:

    nam hic nimium morbus mores invasit bonos,

    Plaut. Trin. 1, 1, 6:

    domi militiaeque boni mores colebantur,

    Sall. C. 9, 1:

    propter ejus suavissimos et optimos mores,

    Cic. Phil. 3, 5, 13:

    cum per tot annos matronae optimis moribus vixerint,

    Liv. 34, 6, 9:

    mores meliores,

    Plaut. Aul. 3, 5, 18.—
    (β).
    Bonus mos or boni mores, in the abstract, morality, the laws, rules of morality: ei vos morigerari mos bonu'st, it is a rule of morality that you should, etc., Plaut. Capt. 2, 1, 4:

    ex optimo more et sanctissima disciplina,

    Cic. Phil. 2, 28, 69:

    neglegentia boni moris,

    Sen. Ep. 97, 1.—Jurid. t. t.:

    conventio, mandatum contra bonos mores,

    in conflict with morality, Quint. 3, 1, 57; Dig. 16, 3, 1, § 7; Gai. Inst. 3, 157 et saep. —
    11.
    Adverbial phrases.
    a.
    Bono animo esse, or bonum animum habere.
    (α).
    To be of good cheer or courage:

    bono animo es! Liberabit ille te homo,

    Plaut. Merc 3, 1, 33; so id. Aul. 4, 10, 61; id. Mil. 4, 8, 32; id. Rud. 3, 3, 17; Ter. Eun. 1, 2, 4; id. Heaut. 4, 6, 18; id. Ad. 2, 4, 20; 3, 5, 1; 4, 2, 4; 4, 5, 62; id. Phorm. 5, 8, 72:

    animo bono es,

    Plaut. Ps. 1, 3, 103; id. Am. 2, 2, 48; 5, 2, 1:

    bono animo es, inquit Scrofa, et fiscinam expedi,

    Varr. R. R. 1, 26:

    bono animo sint et tui et mei familiares,

    Cic. Fam. 6, 18, 1; 6, 10, 29:

    bono animo esse jubere eam consul,

    Liv. 39, 13, 7:

    habe modo bonum animum,

    Plaut. Capt. 1, 2, 58; so id. Am. 1, 3, 47; id. Truc. 2, 6, 44; id. Aul. 2, 2, 15:

    habe animum bonum,

    id. Cas. 2, 6, 35; id. Ep. 2, 2, 1; 4, 2, 31:

    bonum animum habe,

    Liv. 45, 8, 5:

    clamor ortus ut bonum animum haberet,

    id. 8, 32, 1; so Sen. Ep. 87, 38.—
    (β).
    Bono animo esse, or facere aliquid, to be of a good or friendly disposition, or to do with good, honest intentions:

    audire jubet vos imperator histricus, bonoque ut animo sedeant in subselliis qui, etc.,

    Plaut. Poen. prol. 5: sunt enim (consules) [p. 246] optimo animo, summo consilio, of the best disposition, Cic. Phil. 3, 1, 2:

    bono te animo tum populus Romanus... dicere existimavit ea quae sentiebatis, sed, etc.,

    id. Imp. Pomp. 19, 56:

    quod nondum bono animo in populum Romanum viderentur,

    Caes. B. G. 1, 6; Quint. 7, 4, 15.—
    (γ).
    Bonus animus, good temper, patience:

    bonus animus in mala re dimidium mali est,

    Plaut. Ps. 1, 5, 37:

    vos etiam hoc animo meliore feratis,

    Ov. M. 9, 433.—
    b.
    Bono modo.
    (α).
    = placide, with composure, moderation:

    si quis quid deliquerit, pro noxa bono modo vindicet,

    Cato, R. R. 5:

    haec tibi tam sunt defendenda quam moenia, mihi autem bono modo, tantum quantum videbitur,

    Cic. Ac. 2, 44, 137.—
    (β).
    In a decent manner:

    neu quisquam prohibeto filium quin amet... quod bono fiat modo,

    Plaut. Merc. 5, 4, 62. —
    c.
    Jure optimo or optimo jure, with good, perfect right:

    te ipse jure optumo incuses licet,

    Plaut. Most. 3, 2, 23; id. Rud. 2, 6, 53:

    ut jure optimo me deserere posses,

    Cic. Fam. 3, 8, 6; Sen. Ot. Sap. 2 (29), 2.—With pass. or intr. verb, deservedly:

    ne jure optimo irrideamur,

    Cic. Off. 1, 31, 111; cf. id. ib. 1, 42, 151; id. Marcell. 1, 4;

    similarly, optimo judicio,

    Val. Max. 2, 9, 2.
    II.
    As subst.
    A.
    bŏnus, boni, m.; of persons.
    1.
    In sing. or plur. orig. = bonus vir, boni viri; v. I. A. 1. a. b, supra, a morally good man.
    (α).
    Plur.:

    bonis quod bene fit haud perit,

    Plaut. Rud. 4, 3, 2; id. Capt. 2, 2, 108; id. Trin. 2, 1, 55; id. Pers. 4, 5, 2:

    melius apud bonos quam apud fortunatos beneficium collocari puto,

    Cic. Off. 2, 20, 71:

    verum esse ut bonos boni diligant, quamobrem... bonis inter bonos quasi necessariam (esse) benevolentiam,

    id. Lael. 14, 50:

    diverso itinere malos a bonis loca taetra... habere,

    Sall. C. 52, 13; 7, 2; 52, 22:

    oderunt peccare boni virtutis amore,

    Hor. Ep. 1, 16, 52:

    tam bonis quam malis conduntur urbes,

    Sen. Ben. 4, 28, 4; so id. Vit. Beat. 15, 6; Quint. 9, 2, 76.—Rarely bŏnae, arum, f., good women:

    quia omnes bonos bonasque adcurare addecet, etc.,

    Plaut. Trin. 1, 2, 41.—
    (β).
    Sing.:

    malus bonum malum esse volt ut sit sui similis,

    Plaut. Trin. 2, 2, 8:

    nec enim cuique bono mali quidquam evenire potest,

    Cic. Tusc. 1, 41, 99; cf.:

    qui meliorem audax vocet in jus,

    Hor. S. 2, 5, 29.—
    2.
    Bonus, a man of honor.
    (α).
    A brave man:

    pro qua (patria) quis bonus dubitet mortem oppetere si ei sit profuturus?

    Cic. Off. 1, 17, 57:

    libertatem quam nemo bonus nisi cum anima simul amittat,

    Sall. C. 33, 5:

    fortes creantur fortibus et bonis,

    Hor. C. 4, 4, 29 (opp. ignavi):

    fama impari boni atque ignavi erant,

    Sall. J. 57, 6; 53, 8; id. C. 11, 2. —
    (β).
    A gentleman:

    quis enim umquam, qui paululum modo bonorum consuetudinem nosset, litteras ad se ab amico missas... in medium protulit?

    Cic. Phil. 2, 4, 7.—
    3.
    Boni, the better (i. e. higher) classes of society.
    (α).
    In gen. (of political sentiments, = optimates, opp. populares, seditiosi, perditi cives, etc.;

    so usu. in Cic.): meam causam omnes boni proprie enixeque susceperant,

    Cic. Sest. 16, 38:

    audaces homines et perditi nutu impelluntur... boni, nescio quomodo, tardiores sunt, etc.,

    id. ib. 47, 100:

    ego Kal. Jan. senatum et bonos omnes legis agrariae... metu liberavi,

    id. Pis. 2, 4:

    etenim omnes boni, quantum in ipsis fuit, Caesarem occiderunt,

    id. Phil. 2, 13, 29; id. Fam. 5, 2, 8; 5, 21, 2; id. Sest. 2, 5; 16, 36; 48, 103; id. Planc. 35, 86; id. Mil. 2, 5; id. Off. 2. 12, 43:

    maledictis increpat omnes bonos,

    Sall. C. 21, 4; 19, 2; 33, 3; Hirt. B. G. 8, 22; so,

    optimi,

    Cic. Leg. 3, 17, 37; and, ironically, boni identified with the rich:

    bonorum, id est lautorum et locupletum,

    id. Att. 8, 1, 3.—
    (β).
    Without reference to political views;

    opp. vulgus (rare): nihil ego istos moror fatuos mores quibus boni dedecorant se,

    Plaut. Trin. 2, 2, 22:

    semper in civitate quibus opes nullae sunt bonis invident,

    Sall. C. 37, 3:

    elatus est sine ulla pompa funeris, comitantibus omnibus bonis, maxima vulgi frequentia,

    Nep. Att. 22, 2.—So, mĕlĭōres, um, m., one ' s betters:

    ut quaestui habeant male loqui melioribus,

    Plaut. Poen. 3, 3, 13:

    da locum melioribus,

    Ter. Phorm. 3, 2, 37.—
    4.
    Boni, bone, in addresses, as an expression of courtesy, Hor. S. 2, 2, 1; 2, 6, 51; 2, 6, 95; id. Ep. 2, 2, 37; ironice, id. S. 2, 3, 31.—
    5.
    Optimus quisque = quivis bonus, omnes boni.
    (α).
    Referring to morality:

    esse aliquid natura pulcrum quod optimus quisque sequeretur,

    every good man, Cic. Sen. 13, 43:

    qui ita se gerebant ut sua consilia optimo cuique probarent, optimates habebantur,

    id. Sest. 45, 96; id. Off. 1, 43, 154; id. Fin. 1, 7, 24; id. Sest. 54, 115; and = even the best:

    quare deus optimum quemque mala valetudine adficit?

    Sen. Prov. 4, 8.—
    (β).
    Of the educated classes:

    adhibenda est quaedam reverentia adversus homines, et optimi cujusque et reliquorum,

    Cic. Off. 1, 28, 99; cf. id. ib. 1, 25, 85:

    Catilina plerisque consularibus, praeterea optumo cuique, litteras mittit,

    Sall. C. 34, 2:

    optimo cuique infesta libertas,

    Sen. Ot. Sap. 8, 2 (32 fin.).—
    (γ).
    Honorable, brave:

    optumus quisque cadere et sauciari, ceteris metus augeri,

    Sall. J. 92, 8.—
    (δ).
    In gen., excellent:

    optimus quisque facere quam dicere... malebat,

    Sall. C. 8, 5.—
    (ε).
    Distributively:

    ita imperium semper ad optumum quemque a minus bono transfertur,

    to the best man in each instance, Sall. C. 2, 6.—
    (ζ).
    Referring to another superlative ( = quo quisque melior eo magis, etc.):

    hic aditus laudis qui semper optimo cuique maxime patuit,

    Cic. Imp. Pomp. 1, 1; so id. Lael. 4, 14; id. Inv. 2, 11, 36; Sen. Vit. Beat. 18, 1.—
    (η).
    Attributively, with a noun:

    optimam quamque causam,

    Cic. Sest. 43, 93:

    optima quaeque dies,

    Verg. G. 3, 66.
    2.
    bŏnum, i, n., plur. bona; mĕlĭus, ōris, n.; optĭmum, i, n. (v. infra); of things in gen.
    1.
    Bonum, or plur. bona, a good, or goods in a moral and metaphysical sense, a moral good, a blessing: sunt autem hae de finibus defensae sententiae: nihil bonum nisi honestum, ut Stoici; nihil bonum nisi voluptatem, ut Epicurus;

    nihil bonum nisi vacuitatem doloris, ut Hieronymus... tria genera bonorum, maxima animi, secunda corporis, externa tertia, ut Peripatetici, etc.,

    Cic. Tusc. 5, 30, 84 sq.:

    quid est igitur bonum? Si quid recte fit et honeste et cum virtute, id bene fieri vere dicitur, et quod rectum et honestum et cum virtute est, id solum opinor bonum,

    id. Par. 1, 1, 9:

    ut quis intellegat, quid sit illud simplex et verum bonum quod non possit ab honestate sejungi,

    id. Ac. 1, 2, 7:

    non-est igitur voluptas bonum,

    id. Fin. 1, 11, 39: finis bonorum et malorum (telos agathôn) = summa bona et mala:

    sunt nonnullae disciplinae quae, propositis bonorum et malorum finibus, officium omne pervertant. Nam qui summum bonum sic instituit ut, etc.,

    id. Off. 1, 2, 5; cf. id. Par. 1, 3, 14; id. Ac. 2, 9, 29; 2, 36, 114; 2, 42, 129; id. Fin. 1, 9, 29; 1, 12, 42; id. Tusc. 4, 31, 66; Sen. Vit. Beat. 24, 5; id. Ep. 117, 1 et saep.—
    2.
    Bonum, what is valuable, beneficial, estimable, favorable, pleasant, physically or mentally:

    quoi boni Tantum adfero quantum ipsus a diis optat,

    Plaut. Capt. 4, 1, 9:

    multa bona vobis volt facere,

    will do you much good, id. Poen. 5, 4, 60; id. Am. prol. 43, 49; id. Pers. 4, 8, 4; 2, 3, 14; id. Cas. 2, 8, 32:

    tum demum nostra intellegemus bona quom ea amisimus,

    id. Capt. 1, 2, 33:

    multa tibi di dent bona,

    id. Poen. 1, 1, 80; cf. id. ib. 3, 3, 54; 3, 3, 74; id. Mil. 3, 1, 120; id. Men. 3, 3, 34; id. Pers. 4, 3, 23; id. Truc. 1, 2, 23; id. Merc. 1, 2, 40; id. Most. 1, 1, 47:

    omnia Bona dicere,

    to speak in the highest terms of one, Ter. And. 1, 1, 70:

    sed ne vivus quidem bono caret, si eo non indiget,

    Cic. Tusc. 1, 36, 88:

    cum quaecumque bona Peripateticis, eadem Stoicis commoda viderentur,

    id. ib. 5, 41, 120:

    nihil enim boni nosti,

    nothing that is good for any thing, id. Phil. 2, 7, 16:

    mala pro bonis legere dementia est,

    Sen. Vit. Beat. 6, 1; Val. Max. 5, 3, ext. 3 fin.; Hor. S. 1, 2, 73:

    quia bonum sit valere,

    a good thing, Cic. Fin. 4, 23, 62 (cf. III. A. 5. infra):

    melius: quo quidem haud scio an... quidquam melius sit homini a dis immortalibus datum,

    id. Lael. 6, 20:

    meliora... Aristotelem de istis rebus scripsisse,

    id. Or. 1, 10, 43:

    optimum: difficillimum est formam exponere optimi,

    id. ib. 11, 36.— Here belongs the phrase boni consulere;

    v. consulo.—So after prepositions: in bonum vertere, v. under verto: in melius ire,

    to change for the better, Tac. A. 12, 68.—In the same sense: in melius aliquid referre, or reflectere ( poet.), Verg. A. 1, 281; 11, 426; 10, 632:

    ad melius transcurrere,

    to pass over to something better, Hor. S. 2, 2, 82.—
    3.
    Bonum or bona, prosperity:

    fortiter malum qui patitur, idem post patitur bonum,

    Plaut. As. 2, 2, 58:

    nulli est homini perpetuum bonum,

    id. Curc. 1, 3, 33:

    unā tecum bona, mala tolerabimus,

    Ter. Phorm. 3, 3, 23:

    quibus in bonis fuerint et nunc quibus in malis sint, ostenditur ( = in secundis, in adversis rebus),

    Cic. Inv. 1, 55, 107.—
    4.
    Good qualities, gifts:

    omnia adsunt bona, quem penes'st virtus,

    Plaut. Am. 2, 2, 30:

    magnis illi et divinis bonis hanc licentiam adsequebantur,

    Cic. Off. 1, 41, 148:

    nisi qui se suā gravitate et castimoniā... tum etiam naturali quodam bono defenderet, etc.,

    id. Cael. 5, 11:

    hunc meā sententiā divinis quibusdam bonis instructum atque ornatum puto,

    id. ib. 17, 39:

    non intellego quod bonum cuiquam sit apud tales viros profuturum,

    id. Balb. 28, 63:

    gaude isto tuo tam excellenti bono,

    id. Marcell. 6, 19; so id. Imp. Pomp. 16, 49.—
    5.
    Advantage, benefit:

    si plus adipiscare, re explicatā, boni, quam addubitatā mali,

    Cic. Off. 1, 24, 83:

    saepe cogitavi bonine an mali plus adtulerit... eloquentiae studium,

    id. Inv. 1, 1, 1; 2, 35, 106; id. Off. 2, 2, 5; id. Sest. 10, 24:

    maximum bonum in celeritate ponebat,

    Sall. C. 43, 4; so, bono publico (abl.), for the public good:

    hoc ita si fit, publico fiat bono,

    Plaut. Trin. 1, 2, 183; Liv. 2, 44, 3; Dig. 41, 3, 1.—
    6.
    With aequum, what is fair and good, the fair ( thing), fairness, equity:

    si bonum aequomque oras,

    Plaut. Most. 3, 1, 149; so id. Pers. 3, 1, 71; id. Rud. 1, 2, 94; id. Men. 4, 2, 11:

    si tu aliquam partem aequi bonique dixeris,

    Ter. Phorm. 4, 3, 32; id. Heaut. 4, 1, 29; id. Ad. 1, 1, 39:

    a quo vivo nec praesens nec absens quidquam aequi bonique impetravit,

    Cic. Phil. 2, 37, 94.—Hence, aequo et bono, or ex aequo et bono, in ( with) fairness, in equity, Ter. Ad. 5, 9, 30; Auct. Her. 2, 10, 14; 2, 12, 18; 2, 13, 20; Gai. Inst. 3, 137: aequi bonique, as gen. of value, with facere:

    istuc, Chreme, Aequi bonique facio,

    I place a fair and proper value on it, Ter. Heaut. 4, 5, 40.—
    7.
    Bona, one ' s property, fortunes, almost always denoting the whole of one's possessions.
    a.
    In gen.:

    paterna oportet reddi filio bona,

    Plaut. Poen. 5, 2, 120:

    bona sua med habiturum omnia,

    id. Truc. 2, 4, 49; cf. id. ib. 2, 7, 6; 4, 2, 29; id. Rud. 2, 6, 22; id. Most. 1, 3, 77; id. Trin. 4, 4, 3; Ter. Eun. 2, 2, 4:

    bona mea diripiebantur atque ad consulem deferebantur,

    Cic. Sest. 24, 54:

    cum de capite, civis et de bonis proscriptio ferretur,

    id. ib. 30, 65:

    bona, fortunas, possessiones omnium,

    id. Caecin. 13, 38:

    at mulctantur bonis exsules,

    id. Tusc. 5, 37, 106; id. Off. 2, 23, 81; id. Par. 1, 1, 7; id. Sest. 19, 42; 43, 94; 52, 111; id. Phil. 2, 26, 64; Caes. B. G. 7, 3; Liv. 2, 3, 5; 2, 5, 5; 4, 15, 8; Tac. A. 2, 48; Quint. 6, 1, 19 et saep.—
    b.
    Bonorum possessio, the possession of one ' s property by another.
    (α).
    Bonorum possessio in consequence of bonorum cessio, i. e. an assignment of one ' s property for the benefit of creditors, Dig. 42, tit. 3.—
    (β).
    Bonorum possessio granted by the prætor against a contumacious or insolvent debtor (in bona mittere, in bona ire jubere, bona possidere jubere, etc.); cf. Dig. 42, tit. 4:

    postulat a Burrieno Naevius ut ex edicto bona possidere liceat,

    Cic. Quint. 6, 25, and the whole of c. 8:

    edixit... neu quis militis... bona possideret aut venderet,

    Liv. 2, 24, 6:

    bona proscribere,

    to offer the property thus transferred for sale, Cic. Quint. 6, 25.—
    (γ).
    Chiefly referring to the property of a defunct person (hereditas), where the prætor, till the heir had proved his right, granted a bonorum possessio secundum tabulas or contra tabulas, Dig. 37, tit. 4; 37, tit. 11.—
    c.
    In bonis esse;

    with reference to the older civil law, which distinguished between civil property (habere rem ex jure Quiritium) and natural property (rem in bonis habere, res in bonis est),

    Gai. Inst. 2, 40, 41; Dig. 40, 12, 38, § 2; 37, 6, 2, § 1; 37, 6, 3, § 2; ib. Fragm. 1, 16; Gai. Inst. 1, 22; 1, 35; 1, 222; 1, 167; Dig. 1, 8, 1; 27, 10, 10:

    neque bonorum possessorum, neque... res pleno jure fiunt, sed in bonis efficiuntur,

    ib. Fragm. 3, 80.—Hence, nullam omnino arbitrabamur de eā hereditate controversiam eum habiturum, et est hodie in bonis, i. e. [p. 247] the bonorum possessio has been granted to him, which did not give full ownership, but effected only that the hereditas was in bonis. Cic. Fam. 13, 30, 1.
    III.
    Predicative use.
    A.
    With nouns or pronouns as subjects.
    1.
    Bonum esse, to be morally good, honest:

    nunc mihi bonae necessum est esse ingratiis, Quamquam esse nolo,

    Plaut. Cist. 2, 3, 82:

    bonam ego quam beatam me esse nimio dici mavolo,

    id. Poen. 1, 2, 93; so id. Capt. 2, 1, 44; id. Men. 4, 2, 6; id. Rud. prol. 29:

    itaque viros fortes magnanimos eosdem, bonos et simplices... esse volumus,

    Cic. Off. 1, 19, 63; cf. id. ib. 3, 21, 84; id. Att. 15, 6, 1:

    Cato esse quam videri bonus malebat,

    Sall. C. 54, 5:

    ut politiora, non ut meliora fiant ingenia,

    Val. Max. 5, 4, ext. 5 fin. —
    2.
    To be beneficial, prosperous, advantageous, valuable, favorable, serviceable, correct, with reference to both persons and things as subjects, and in regard to physical and mental relations:

    jam istuc non bonumst,

    Plaut. Merc. 2, 2, 29; Cato, R. R. 157:

    oleum viridius et melius fiet,

    id. ib. 3:

    vinum ut alvum bonam faciat,

    to correct the bowels, id. ib. 156:

    quid est homini salute melius?

    Plaut. As. 3, 3, 127:

    non optuma haec sunt, verum meliora quam deterruma,

    id. Trin. 2, 3, 1:

    quid est quod huc possit quod melius sit accedere?

    Cic. Fin. 1, 12, 41; 1, 18, 57; id. Tusc. 1, 41, 99:

    in quo (vestitu), sicut in plerisque rebus, mediocritas optima est,

    id. Off. 1, 36, 130; 2, 17, 59; id. Inv. 1, 31, 51; id. Or. 2, 6; 11, 36:

    meliorem tamen militem... in futura proelia id certamen fecit,

    Liv. 2, 51, 3:

    parvus ut est cygni melior canor, ille gruum quam Clamor,

    Lucr. 4, 181; 4, 191:

    si meliora dies, ut vina, poemata reddit,

    Hor. Ep. 2, 1, 34.—So in the optative formula:

    quod bonum, faustum, felixque sit,

    Liv. 1, 28, 7; 1, 17, 10; 39, 15, 1; 3, 54;

    3, 34.—Also, quod bonum atque fortunatum mihi sit,

    Plaut. Cas. 2, 6, 50;

    and with a noun as subject: ut nobis haec habitatio Bona, fausta, felix, fortunataque evenat,

    Plaut. Trin. 1, 2, 3.—
    3.
    To be kind:

    bonus cum probis'st (erus), malus cum malis,

    Plaut. Most. 4, 1, 22:

    hic si vellet bonus ac benignus Esse,

    Hor. S. 1, 2, 52.—
    4.
    With reference to the gods:

    ecastor ambae (Fortuna et Salus sunt bonae,

    Plaut. As. 3, 3, 129:

    Palladis aut oculos ausa negare bonos (esse),

    Prop. 3, 24, 12 (2, 28, 12).—
    B.
    Impers.
    1.
    Bonum est (very rare for the class. bene est; v. bene).
    (α).
    Without a subject:

    bonum sit!

    may it be fortunate, favorable! Verg. E. 8, 106.—
    (β).
    With subject inf.:

    nam et stulte facere, et stulte fabularier in aetate haud bonum est,

    Plaut. Trin. 2, 4, 61:

    bonum est pauxillum amare, insane non bonum est,

    id. Curc. 1, 3,20.—
    2.
    Melius est.
    (α).
    With subject inf.:

    melius sanam est mentem sumere,

    Plaut. Men. 5, 2, 51:

    nihil sentire est melius quam tam prava sentire,

    Cic. Ac. 2, 40, 125; cf. id. Fin. 1, 19, 62; id. Off. 1, 43, 156; so,

    melius fuit, fuisset, or fuerat,

    it would have been better, id. N. D. 3, 33; id. Sen. 23, 82; id. Off. 3, 25, 94:

    proinde quiesse erit melius,

    Liv. 3, 48, 3; 3, 41, 3; Verg. A. 11, 303.—
    (β).
    With subject inf.-clause:

    meliu'st te quae sunt mandata tibi praevortier,

    Plaut. Merc. 2, 3, 125; id. Men. 5, 9, 32.—
    (γ).
    With ut-clause:

    quid melius quam ut hinc intro abeam et me suspendam clanculum,

    Plaut. Rud. 4, 4, 145; so id. Ps. 4, 7, 18.—
    (δ).
    With subjectclause in the subjunctive:

    nunc quid mihi meliu'st quam ilico hic opperiar erum,

    Plaut. Rud. 2, 2, 22.—
    3.
    Optimum est.
    (α).
    With subject inf.:

    optimum visum est, captivos quam primum deportare,

    Liv. 23, 34, 8:

    si quis dicit optimum esse navigare,

    Sen. Ot. Sap. 8, 4 (32 fin.); so, optimum fuit, it would have been better, and optimum erat, it would be better, Quint. 6, prooem. 3; 11, 2, 33; Hor. S. 2, 1, 7.—
    (β).
    With inf.-clause:

    constituerunt optimum esse, domum suam quemque reverti,

    Caes. B. G. 2, 10: optimum visum est, in fluctuantem aciem tradi equos, etc., Liv 6, 24, 10; 22, 27, 6.—
    (γ).
    With ut and subj:

    hoc vero optimum, ut is qui, etc., id ultimum bonorum, id ipsum quid et quale sit nesciat,

    Cic. Fin. 2, 3, 6.—
    (δ).
    With quod:

    illa vero optima (sunt) quod cum Haluntium venisset Archagathum vocari jussit,

    Cic. Verr. 2, 4, 23, § 51:

    optimum vero (est) quod dictaturae nomen in perpetuum de re publica sustulisti,

    id. Phil. 2, 36, 91.—
    (ε).
    With second sup., in the phrase optumum factu est (where factu is redundant):

    sed hoc mihi optumum factu arbitror,

    Plaut. Stich. 1, 2, 16:

    optimum factu esse duxerant frumento... nostros prohibere,

    Caes. B. G. 4, 30:

    optumum factu credens exercitum augere,

    Sall. C. 32, 1 (Kritz, factum); 57, 5 (Kritz, factum).
    IV.
    Ellipt. use: di meliora, i. e. dent or velint, i. e. let the gods grant better things than what you say, etc.; God forbid! in full:

    di melius duint,

    Ter. Phorm. 5, 9, 16:

    di meliora velint!

    Ov. M. 7, 37.—Ellipt.:

    di meliora! inquit,

    Cic. Sen. 14, 47:

    id ubi mulier audivit, perturbata, dii meliora inquit, etc.,

    Liv. 39, 10, 2; 9, 9, 6; Verg. G. 3, 513;

    similarly, di melius, i. e. fecerunt,

    Val. Max. 6, 1, ext. 3.
    V.
    With object expressed,
    1.
    By dat.
    (α).
    = good, useful, beneficial for:

    ambula, id lieni optumum est,

    Plaut. Curc. 2, 1, 25:

    quia vobis eadem quae mihi bona malaque esse intellexi,

    Sall. C. 20, 3:

    bona bello Cornus, jaculis, etc.,

    Verg. G. 2, 447.—
    (β).
    = benignus or propitius, kind to:

    vicinis bonus esto,

    Cato, R. R. 4:

    bene merenti mala es, male merenti bona es,

    Plaut. As. 1, 2, 3:

    vos o mihi Manes, Este boni,

    Verg. A. 12, 647.—
    (γ).
    = idoneus, fit for, adapted to:

    qui locus vino optimus dicetur esse,

    Cato, R. R. 6:

    tum erit ei rei optumum tempus,

    id. ib. 26:

    terra cui putre solum, Optima frumentis,

    Verg. G. 2, 205; 2, 319; 1, 286.—
    (δ).
    With sum and dat., in the phrase alicui bono est, it is of service to one, profits him:

    accusant in quibus occidi patrem Sex. Roscii bono fuit,

    Cic. Rosc. Am. 5, 13:

    bono fuisse Romanis adventum eorum constabat,

    Liv. 7, 12, 4.—Hence, with rel. dat.: cui bono (est), for whose advantage it is:

    quod si quis usurpet illud Cassianum cui bono fuerit, etc.,

    Cic. Phil. 2, 14, 35:

    cui bono fuisset,

    id. Rosc. Am. 30, 84; id. Mil. 12, 32 Ascon. ad loc.; cf.

    ellipt. form cui bono?

    Prisc. p. 1208 P.—
    (ε).
    With dat. gerund:

    ager oleto conserundo qui in Favonium spectavit, aliis bonus nullus erit,

    Cato, R. R. 6; Varr. R. R. 1, 24:

    (mons) quia pecori bonus alendo erat,

    Liv. 29, 31; 9, 10.—
    2.
    By ad and acc.:

    refert et ad quam rem bona aut non bona sit,

    Varr. R. R. 1, 91:

    occasio quaeritur idoneane fuerit ad rem adoriendam, an alia melior,

    Auct. Her. 2, 4, 7:

    non campos modo militi Romano ad proelium bonos, etc.,

    Tac. A. 2, 14.

    Lewis & Short latin dictionary > meliores

  • 10 optimum

    bŏnus (old form dŭonus, Carm. Sall. ap. Varr. L. L. 7, § 26 Mull.; cf. Paul. ex Fest. p. 67 Mull.), a, um, adj. [for duonus, cf. bellum, bis, and cf. root dvi-; hence deidô, deos], good; comp. melior, us [cf. Gr. mala, mallon], better; sup. optimus ( optumus, ante-class. and often class.) [root opof ops, opes; cf. copia, apiscor], best.
    I.
    Attributively.
    A.
    As adjunct of nouns denoting persons.
    1.
    Vir bonus.
    (α).
    A man morally good (kalos kagathos):

    quoniam boni me viri pauperant, improbi alunt,

    Plaut. Poen. 5, 4, 60:

    omnibus virtutibus instructos et ornatos tum sapientes, tum viros bonos dicimus,

    Cic. Tusc. 5, 10, 28:

    ille vir bonus qui... intolerabili dolore lacerari potius quam aut officium prodat aut fidem,

    id. Ac. 2, 8, 23:

    sive vir bonus est is qui prodest quibus potest, nocet nemini, certe istum virum bonum non facile reperimus,

    id. Off. 3, 15, 64:

    qui se ita gerunt ut eorum probitas, fides, integritas, etc.... hos viros bonos... appellandos putemus,

    id. Lael. 5, 19:

    non intellegunt se de callido homine loqui, non de bono viro,

    id. Att. 7, 2, 4:

    ut quisque est vir optimus, ita difficillime esse alios improbos suspicatur,

    id. Q. Fr. 1, 1, 4, § 12:

    nec enim melior vir fuit Africano quisquam, nec clarior,

    id. Lael. 2, 6; id. Leg. 1, 14, 41; 1, 18, 48; id. Planc. 4, 9; id. Par. 3, 1, 21; id. Marcell. 6, 20; id. Fam. 7, 21; id. Off. 2, 16, 57.—
    (β).
    An honest man:

    justitia, ex qua viri boni nominantur,

    Cic. Off. 1, 7, 21; 1, 44, 155; 2, 11, 39; 2, 12, 42; 2, 20, 71;

    3, 12, 50: cum is sponsionem fecisset ni vir bonus esset,

    id. ib. 3, 19, 77:

    quoniam Demosthenes nec vir bonus esset, nec bene meritus de civitate,

    id. Opt. Gen. 7, 20; cf. id. Rosc. Am. 40, 116.—
    (γ).
    A man of good standing in the community:

    id viri boni arbitratu deducetur,

    Cato, R. R. 143; so id. ib. 149:

    tuam partem viri bono arbitratu... dari oportet,

    Dig. 17, 1, [p. 244] 35;

    37, 6, 2, § 2: quem voles virum bonum nominato,

    Cic. Verr. 2, 4, 25, § 55:

    vir bonus est... quo res sponsore, et quo causae teste tenentur,

    Hor. Ep. 1, 16, 40.—Hence, ironically of wealthy men:

    praetores jus dicunt, aediles ludos parant, viri boni usuras perscribunt,

    Cic. Att. 9, 12, 3.—
    (δ).
    Ironically of bad men:

    sed eccum lenonem Lycum, bonum virum,

    Plaut. Poen. 5, 5, 52; Ter. Eun. 5, 3, 9; 4, 3, 18; id. Ad. 3, 4, 30:

    expectabam quinam isti viri boni testes hujus manifesto deprehensi veneni dicerentur,

    Cic. Cael. 26, 63:

    nam socer ejus, vir multum bonus est,

    id. Agr. 3, 3, 13;

    so especially in addresses (mostly comic.): age tu, illuc procede, bone vir!

    Plaut. Capt. 5, 2, 1; id. Curc. 5, 2, 12; id. Ps. 4, 7, 48; id. Pers. 5, 2, 11; Ter. And. 3, 5, 10; 5, 2, 5; id. Ad. 4, 2, 17; id. Eun. 5, 2, 11:

    quid tu, vir optime? Ecquid habes quod dicas?

    Cic. Rosc. Am. 36, 104.—
    (ε).
    Sometimes boni viri = boni, in the sense of optimates (v. I. A. 3.):

    bonis viris quid juris reliquit tribunatus C. Gracchi?

    Cic. Leg. 3, 9, 20.—
    (ζ).
    As a conventional courtesy:

    homines optimi non intellegunt, etc.,

    Cic. Fin. 1, 7, 25:

    bone accusator,

    id. Rosc. Am. 21, 58:

    sic illum amicum vocasti, quomodo omnes candidatos bonos viros dicimus,

    gentlemen, Sen. Ep. 3, 1.—For bonus vir, a good husband, v. 3.; and for vir optimus, as a laudatory epithet, v. 5.—
    2.
    Boni homines (rare) = boni, better classes of society, v. II. A. 3:

    in foro infimo boni homines atque dites ambulant,

    Plaut. Curc. 4, 1, 14.—
    3.
    With nouns denoting persons in regard to their functions, offices, occupations, and qualities, denoting excellence:

    bonus consul,

    Liv. 4, 40, 6; 22, 39, 2 (different: consules duos, bonos quidem, sed dumtaxat bonos, amisimus, consuls of good sentiments, almost = bad consuls, Cic. ad Brut. 1, 3, 4):

    boni tribuni plebis,

    Cic. Phil. 1, 10, 25:

    bonus senator,

    id. Prov. Cons. 15, 37:

    senator bonus,

    id. Dom. 4, 8:

    bonus judex,

    id. Verr. 2, 4, 15, § 34:

    bonus augur (ironically),

    id. Phil. 2, 32, 80:

    bonus vates,

    Plaut. Mil. 3, 3, 27:

    bonus imperator,

    Sall. C. 60, 4:

    bonus dux,

    Quint. 12, 1, 43 (cf. trop.:

    naturam, optimam ducem,

    the best guide, Cic. Sen. 2, 5):

    bonus miles,

    Sall. C. 60, 4; Sen. Vit. Beat. 15, 5:

    bonus orator,

    Cic. Fin. 1, 3, 10:

    optimus orator,

    id. Opt. Gen. 1, 3:

    poeta bonus,

    id. de Or. 1, 3, 11; 2, 46, 194; id. Fin. 1, 3, 10:

    scriptor bonus,

    Quint. 10, 1, 104:

    bonus advocatus,

    id. 5, 13, 10:

    bonus defensor,

    id. 5, 13, 3:

    bonus altercator,

    a good debater, id. 6, 4, 10:

    bonus praeceptor,

    id. 5, 13, 44; 10, 5, 22:

    bonus gubernator,

    Cic. Ac. 2, 31, 100:

    optimus opifex,

    Hor. S. 1, 3, 133:

    sutor bonus,

    id. ib. 1, 3, 125:

    actor optimus,

    Cic. Sest. 57, 122:

    cantor optimus est modulator,

    Hor. S. 1, 3, 130:

    melior gladiator,

    Ov. Tr. 4, 6, 33: agricola (colonus, dominus) bonus, Cato, R. R. prooem.; Cic. Sen. 16, 56:

    bonus paterfamilias,

    a thrifty head of the house, Nep. Att. 13, 1:

    bonus servus,

    Plaut. Trin. 4, 3, 58; id. Am. 2, 1, 46; id. Men. 5, 6, 1; Cic. Mil. 22, 58:

    dominus bonus,

    Cato, R. R. 14:

    bonus custos,

    Plaut. Truc. 4, 3, 38.—Ironically, Ter. Phorm. 2, 1, 57:

    filius bonus,

    Plaut. Am. 3, 4, 9:

    patres,

    Quint. 11, 3, 178:

    parens,

    id. 6, prooem. 4: bonus (melior, optimus), viz. a good husband, Cic. Inv. 1, 31, 51 sq.; Liv. 1, 9, 15:

    uxor melior,

    Cic. Inv. 1, 31, 52:

    amicus,

    id. Fam. 2, 15, 3:

    amicus optimus,

    Plaut. Cas. 3, 3, 18:

    optimus testis,

    Cic. Fam. 7, 27, 2:

    auctor, in two senses,

    good authority, id. Att. 5, 12, 3;

    and = bonus scriptor (post-class.),

    Quint. 10, 1, 74.—Esp.:

    bonus civis (rarely civis bonus): in re publica ea velle quae tranquilla et honesta sint: talem enim solemus et sentire bonum civem et dicere, Cic.-Off. 1, 34, 124: eaque est summa ratio et sapientia boni civis, commoda civium non divellere, atque omnes aequitate eadem continere,

    id. ib. 2, 23, 83:

    eum esse civem et fidelem et bonum,

    Plaut. Pers. 1, 2, 15; Cic. Fam. 2, 8, 2; 1, 9, 10; 3, 12, 1; 6, 6, 11; id. Off. 1, 44, 155; Liv. 22, 39, 3; Sall. H. Fragm. 1, 10 Dietsch:

    optimus et fortissimus civis,

    Cic. Fam. 12, 2, 3; id. Sest. 17, 39.—
    4.
    Bonus and optimus as epithets of the gods.
    (α).
    In gen.:

    sed te bonus Mercurius perdat,

    Plaut. Cas. 2, 3, 23:

    fata... bonique divi,

    Hor. C. 4, 2, 38:

    divis orte bonis,

    id. ib. 4, 5, 1:

    O bone deus!

    Scrib. Comp. 84 fin.: BONORVM DEORVM, Inscr. ap. Cic. N. D. 3, 34, 84: totidem, pater optime, dixi, Tu mihi da cives, referring to Jupiter, Ov. M. 7, 627.—
    (β).
    Optimus Maximus, a standing epithet of Jupiter:

    (Juppiter) a majoribus nostris Optimus Maximus (nominatur), et quidem ante optimus, id est beneficentissimus, quam Maximus,

    Cic. N. D. 2, 25, 64:

    Jovem optimum et maximum ob eas res appellant, non quod, etc.,

    id. ib. 3, 36, 87:

    in templo Jovis Optimi Maximi,

    id. Sest. 56, 129; id. Prov. Cons. 9, 22:

    nutu Jovis Optimi Maximi,

    id. Cat. 3, 9, 21; Liv. 1, 12, 7; id. 6, 16, 2.—
    (γ).
    Di boni, O di boni, expressing indignation, sorrow, or surprise:

    di boni, hunc visitavi antidhac!

    Plaut. Ep. 4, 1, 16:

    di boni, boni quid porto!

    Ter. And. 2, 2, 1:

    di boni, quid hoc morbi est,

    id. Eun. 2, 1, 19; id. Heaut. 2, 3, 13; id. Ad. 3, 3, 86:

    alter, O di boni, quam taeter incedebat!

    Cic. Sest. 8, 19; id. Brut. 84, 288; id. Phil. 2, 8, 20; 2, 32, 80; id. Att. 1, 16, 5; 14, 21, 2; Val. Max. 3, 5, 1; Sen. Vit. Beat. 2, 3.—
    (δ).
    Bona Dea, etc., v. 6.—
    5.
    Optimus as a laudatory epithet.
    (α).
    Vir optimus:

    per vos nobis, per optimos viros optimis civibus periculum inferre conantur,

    Cic. Sest. 1, 2:

    virum optimum et constantissimum M. Cispium,

    id. ib. 35, 76:

    fratrem meum, virum optimum, fortissimum,

    id. ib.:

    consolabor hos praesentes, viros optimos,

    id. Balb. 19, 44; id. Planc. 21, 51; 23, 55; id. Mil. 14, 38; id. Marcell. 4, 10; id. Att. 5, 1, 5; Hor. S. 1, 6, 53.—
    (β).
    Femina bona, optima:

    tua conjunx bona femina,

    Cic. Phil. 3, 6, 16:

    hujus sanctissimae feminae atque optimae pater,

    id. ib. —
    (γ).
    Senex, pater, frater, etc.:

    optimus: parentes ejus, prudentissimi atque optimi senis,

    Cic. Planc. 41, 97:

    insuevit pater optimus hoc me,

    Hor. S. 1, 4, 105; 2, 1, 12:

    C. Marcelli, fratris optimi,

    Cic. Fam. 4, 7, 6; id. Q. Fr. 2, 6 (8), 2; 2, 4, 2.—
    (δ).
    With proper names ( poet.):

    optimus Vergilius,

    Hor. S. 1, 6, 54:

    Maecenas optimus,

    id. ib. 1, 5, 27:

    optime Quinti,

    id. Ep. 1, 16, 1.—
    (ε).
    Esp. as an epithet of the Roman emperors:

    quid tam civile, tam senatorium quam illud, additum a nobis Optimi cognomen?

    Plin. Pan. 2, 7:

    gratias, inquit, ago, optime Princeps!

    Sen. Tranq. 14. 4:

    ex epistula optimi imperatoris Antonini,

    Gai. Inst. 1, 102; cf.:

    bene te patriae pater optime Caesar,

    Ov. F. 2, 637:

    optime Romulae Custos gentis,

    Hor. C. 4, 5, 1.—
    6.
    Bonus and Bona, names of deities.
    (α).
    Bona Dea, the goddess of Chastity, whose temple could not be entered by males (cf. Macr. S. 1, 12; Lact. 1, 22):

    Bonae Deae pulvinaribus,

    Cic. Pis. 39, 95; id. Mil. 31, 86; id. Fam. 1, 9, 15; cf.

    in mal. part.,

    Juv. 2, 86 sq.; 6, 314 sq.; 6, 335 sq.—
    (β).
    Bonus Eventus, Varr. R. R. 1, 1 med.; Amm. 29, 6, 19; Inscr. Orell. 907; 1780 sq.—
    (γ).
    Bona Fortuna:

    si bona Fortuna veniat, ne intromiseris,

    Plaut. Aul. 1, 3, 22:

    Bonae Fortunae (signum),

    Cic. Verr. 2, 4, 3, § 7:

    FORTVNAE BONAE DOMESTICAE,

    Inscr. Orell. 1743 sq. —
    (δ).
    Bona Spes:

    Spes Bona, obsecro, subventa mihi,

    Plaut. Rud. 1, 4, 12:

    BONAE SPEI,

    Aug. Inscr. Grut. 1075, 1.—
    (ε).
    BONA MENS, Inscr. Orell. 1818 sqq.:

    Mens Bona, si qua dea es, tua me in sacraria dono,

    Prop. 3, 24, 19.
    B.
    With nouns denoting things.
    1.
    Things concrete, denoting excellence:

    navis bona dicitur non quae pretiosis coloribus picta est... sed stabilis et firma,

    Sen. Ep. 76, 13:

    gladium bonum dices, non cui auratus est balteus, etc., sed cui et ad secandum subtilis acies est, et, etc.,

    id. ib. 76, 14:

    id vinum erit lene et bono colore,

    Cato, R. R. 109; Lucr. 2, 418; Ov. Am. 2, 7, 9:

    tabulas... collocare in bono lumine,

    Cic. Brut. 75, 261: ex quavis olea oleum... bonum fieri potest. Cato, R. R. 3:

    per aestatem boves aquam bonam et liquidam bibant semper curato,

    id. ib. 73; cf.:

    bonae aquae, ironically compared to wine,

    Prop. 2, 33 (3, 31), 28:

    praedium bonum caelum habeat,

    good temperature, Cato, R. R. 1:

    bona tempestate,

    in good weather, Cic. Q. Fr. 2, 2, 4:

    (praedium) solo bono valeat,

    by good soil, Cato, R. R. 1:

    bonae (aedes) cum curantur male,

    Plaut. Most. 1, 2, 24:

    villam bonam,

    Cic. Off. 3, 13, 55:

    bonus pons,

    Cat. 17, 5:

    scyphi optimi (= optime facti),

    Cic. Verr. 2, 4, 14, § 32:

    perbona toreumata,

    id. ib. 2, 4, 18, §

    38: bona domicilia,

    comfortable residences, id. N. D. 2, 37, 95:

    agrum Meliorem nemo habet,

    Ter. Heaut. 1, 1, 12:

    fundum meliorem,

    Cic. Inv. 1, 31, 52: fundos optimos et fructuosissimos, id. Agr. 3, 4, 14:

    equus melior,

    id. Inv. 1, 31, 52:

    bona cena,

    Cat. 13, 3:

    boni nummi,

    good, not counterfeit, Plaut. As. 3, 3, 144; Cic. Off. 3, 23, 91:

    super omnia vultus accessere boni,

    good looks, Ov. M. 8, 678:

    mulier bona forma,

    of a fine form, Ter. Heaut. 3, 2, 13:

    equus formae melioris,

    Hor. S. 2, 7, 52:

    tam bona cervix, simul ac jussero, demetur,

    fine, beautiful, Suet. Calig. 33:

    fruges bonae,

    Cat. 34, 19:

    ova suci melioris,

    of better flavor, Hor. S. 2, 4, 13.— Trop.:

    animus aequus optimum est aerumnae condimentum,

    Plaut. Rud. 2, 3, 71: bona dextra, a lucky hand (cf.:

    bonum omen, 2. e.),

    Quint. 6, 3, 69:

    scio te bona esse voce, ne clama nimis,

    good, sound, loud voice, Plaut. Most. 3, 1, 43; so,

    bona firmaque vox,

    Quint. 11, 3, 13.—
    2.
    Things abstract.
    a.
    Of physical well-being:

    ut si qui neget sine bona valetudine posse bene vivi,

    Cic. Inv. 1, 51, 93; Sen. Vit. Beat. 22, 2; Lucr. 3, 102; Val. Max. 2, 5, 6; Quint. 10, 3, 26; 11, 2, 35 et saep.:

    non bonus somnus de prandio est,

    Plaut. Most. 3, 2, 8:

    bona aetas,

    prime of life, Cic. Sen. 14, 48:

    optima aetate,

    id. Fam. 10, 3, 3.—Ironically:

    bona, inquis, aetate, etc.,

    Sen. Ep. 76, 1.—
    b.
    Of the mind and soul:

    meliore esse sensu,

    Cic. Sest. 21, 47:

    optima indoles,

    id. Fin. 5, 22, 61:

    bona conscientia,

    Quint. 6, 1, 33; 9, 2, 93; Sen. Vit. Beat. 20, 5:

    bono ingenio me esse ornatam quam auro multo mavolo,

    with a good heart, Plaut. Poen. 1, 2, 91; id. Stich. 1, 21, 59; Sall. C. 10, 5:

    mens melior,

    Ter. Ad. 3, 3, 78; Cic. Phil. 3, 5, 13; Liv. 39, 16, 5; Sen. Ben. 1, 11, 4; id. Ep. 10, 4; Pers. 2, 8; Petr. 61.—Personified, Prop. 3 (4), 24, 19; Ov. Am. 1, 2, 31:

    duos optimae indolis filios,

    Val. Max. 5, 7, 2; Sen. Ben. 6, 16, 6; Quint. 1, 2, 5:

    bonum consilium,

    Plaut. Merc. 2, 3, 6; id. Rud. 4, 3, 18; Cic. Off. 1, 33, 121:

    bona voluntas,

    a good purpose, Quint. 12, 11, 31:

    memoria bona,

    Cic. Att. 8, 4, 2:

    bona ratio cum perdita... confligit,

    id. Cat. 2, 11, 25:

    bonae rationes,

    Ter. Ad. 5, 3, 50:

    pronuntiatio bona,

    Auct. Her. 3, 15, 27.—
    c.
    Of moral relations:

    ego si bonam famam mihi servasso, sat ero dives,

    Plaut. Most. 1, 3, 71; Cic. Sest. 66, 139; Liv. 6, 11, 7; Hor. S. 1, 2, 61 (cf. Cic. Att. 7, 26, 1;

    v. e. infra): si ego in causa tam bona cessi tribuni plebis furori,

    Cic. Sest. 16, 36; id. Planc. 36, 87; Ov. M. 5, 220:

    fac, sis, bonae frugi sies,

    of good, regular habits, Plaut. Curc. 4, 2, 35; id. Cas. 2, 4, 5; 2, 5, 19; id. Ps. 1, 5, 53; id. Truc. 1, 1, 13; id. Capt. 5, 2, 3 sq. (v. frux, II. B. 1. b.): vilicus disciplina bona utatur. Cato, R. R. 5:

    bona studia,

    moral pursuits, Auct. Her. 4, 17, 25:

    quidquid vita meliore parasti,

    Hor. S. 2, 3, 15: ad spem mortis melioris, an honorable death; so as an epithet of religious exercises:

    Juppiter, te bonas preces precor,

    Cato, R. R. 134; 139.—
    d.
    Of external, artistic, and literary value and usefulness:

    bono usui estis nulli,

    Plaut. Curc. 4, 2, 15:

    Optumo optume optumam operam das,

    id. Am. 1, 1, 122:

    bonam dedistis mihi operam,

    a valuable service to me, id. Poen. 2, 3, 70; 3, 6, 11; id. Pers. 4, 7, 11; id. Rud. 3, 6, 11 (in a different sense: me bona opera aut mala Tibi inventurum esse auxilium argentarium, by fair or unfair means, id. Ps. 1, 1, 102;

    v. e. infra): optima hereditas a patribus traditur liberis... gloria virtutis rerumque gestarum,

    Cic. Off. 1, 33, 121:

    bonum otium,

    valuable leisure, Sall. C. 4, 1:

    bonis versibus,

    Cic. Ac. 2, 23, 74:

    versus meliores,

    Plaut. Trin. 3, 2, 81:

    meliora poemata,

    Hor. A. P. 303:

    in illa pro Ctesiphonte oratione longe optima,

    Cic. Or. 8, 26:

    optimas fabulas,

    id. Off. 1, 31, 114:

    melius munus,

    id. Ac. 1, 2, 7.—
    e.
    Favorable, prosperous, lucky, fortunate:

    de Procilio rumores non boni,

    unfavorable rumors, Cic. Att. 4, 16, 5:

    bona de Domitio, praeclara de Afranio fama est,

    about their success in the war, id. ib. 7, 26, 1:

    si fuisset in discipulo comparando meliore fortuna,

    id. Pis. 29, 71; cf.

    fortuna optima esse,

    to be in the best pecuniary circumstances, id. ad Brut. 1, 1, 2:

    occasio tam bona,

    Plaut. Most. 2, 2, 9:

    senex est eo meliore condicione quam adulesoens cum, etc.,

    Cic. Sen. 19, 68; id. Fam. 4, 32:

    bona navigatio,

    id. N. D. 3, 34, 83;

    esp. in phrase bona spes.—Object.: ergo in iis adulescentibus bonam spem esse dicemus et magnam indolem quos, etc.,

    Cic. Fin. 2, 35, 117.—Subject.:

    ego sum spe bona,

    Cic. Fam. 12, 28, 3; id. Cat. 2, 11, 25; [p. 245] id. Att. 14, 1 a, 3; id. Q. Fr. 1, 2, 5, § 16:

    optima spe,

    id. Fam. 12, 11, 2.—Pregn., = spes bonarum rerum, Sall. C. 21, 1;

    v. C. 1. c. infra: meliora responsa,

    more favorable, Liv. 7, 21, 6:

    melior interpretatio,

    Tac. H. 3, 65:

    cum laude et bonis recordationibus,

    id. A. 4, 38:

    amnis Doctus iter melius,

    i. e. less injurious, Hor. A. P. 68:

    omen bonum,

    a good, lucky omen, Cic. Pis. 13, 31; cf.

    Liv. praef. § 13: melius omen,

    Ov. F. 1, 221;

    optimum,

    Cic. Fam. 3, 12, 2:

    bona scaeva,

    Plaut. Stich. 5, 2, 24:

    auspicio optumo,

    id. ib. 3, 2, 6; cf.:

    memini bene, sed meliore Tempore dicam = opportuniore tempore,

    Hor. S. 1, 9, 68.—
    f.
    Of public affairs, si mihi bona re publica frui non licuerit, Cic. Mil. 34, 93:

    optima res publica,

    id. Or. 1, 1, 1; id. Phil. 1, 8, 19:

    minus bonis temporibus,

    id. Dom. 4, 8; so,

    optimis temporibus,

    id. Sest. 3, 6:

    nostrae res meliore loco videbantur,

    id. ad Brut. 1, 3, 1:

    lex optima,

    id. Pis. 16, 37; id. Sest. 64, 137; id. Phil, 1, 8, 19.—
    g.
    Good = large, considerable:

    bono atque amplo lucro,

    Plaut. Am. prol. 6:

    bona librorum copia,

    Hor. Ep. 1, 18, 109; cf.:

    bona copia cornu,

    Ov. M. 9, 88; v. bona pars, C. 8. g.—
    h.
    Noble; with genus, good family, noble extraction, honorable birth: quali me arbitraris genere prognatum? Eu. Bono, Plaut. Aul. 2, 2, 35; so id. Ep. 1, 2, 4; 2, 1, 3; id. Pers. 4, 4, 94:

    si bono genere natus sit,

    Auct. Her. 3, 7, 13.—
    k.
    Referring to good-will, kindness, faithfulness, in certain phrases.
    (α).
    Bona venia or cum bona venia, with the kind permission of a person addressed, especially bona venia orare, expetere, etc.:

    primum abs te hoc bona venia expeto,

    Ter. Phorm. 2, 3, 31:

    bona tua venia dixerim,

    Cic. Leg. 3, 15, 34:

    oravit bona venia Quirites, ne, etc.,

    Liv. 7, 41, 3:

    obsecro vos.. bona venia vestra liceat, etc.,

    id. 6, 40, 10:

    cum bona venia quaeso audiatis, etc.,

    id. 29, 17, 6; Arn. c. Gent. 1, p. 5; cf.

    . sed des veniam bonus oro = venia bona oro,

    Hor. S. 2, 4, 5.—
    (β).
    Bona pax, without quarrelling:

    bona pax sit potius,

    let us have no quarrel about that, Plaut. Pers. 2, 2, 7;

    so especially cum bona pace, or bona pace: Hannibal ad Alpis cum bona pace incolentium... pervenit,

    without a difficulty with the inhabitants, Liv. 21, 32, 6; 21, 24, 5; 1, 24, 3; 28, 37, 4; 8, 15, 1; cf.: si bonam (pacem) dederitis, = a fair peace, under acceptable conditions, id. 8, 21, 4.—
    (γ).
    Amicitia bona = bona fide servata, faithful, undisturbed friendship:

    igitur amicitia Masinissae bona atque honesta nobis permansit,

    Sall. J. 5, 5.—
    (δ).
    Bona societas, alliance:

    Segestes, memoria bonae societatis, impavidus,

    Tac. A. 1, 58.
    C.
    In particular phrases.
    1.
    Bonae res.
    a.
    = Vitae commoda, comforts of life, abstract or concrete:

    concedatur bonis rebus homines morte privari,

    Cic. Tusc. 1, 36, 87:

    optimis rebus usus est,

    he had every most desirable thing, Nep. Att. 18, 1.—
    b.
    = Res secundae, opp. res adversae, prosperity:

    bonis rebus tuis, meas irrides malas,

    Plaut. Trin. 2, 4, 45:

    in bonis rebus,

    Hor. C. 2, 3, 2. —
    c.
    Res bona = res familiaris bona, wealth ( poet.): in re bona esse, Laber. ap. Gell. 10, 17, 4.—Also an object of value:

    homines quibus mala abunde omnia erant, sed neque res neque spes bona ulla,

    who had no property, nor the hope of any, Sall. C. 21, 1. —
    d.
    Costly things, articles of luxury:

    capere urbem in Arabia plenam bonarum rerum,

    Plaut. Pers. 4, 3, 46; 4, 4, 82:

    nimium rei bonae,

    id. Stich. 2, 3, 55:

    ignorantia bonarum rerum,

    Nep. Ages. 8, 5 ' bonis rebus gaudere, Hor. S. 2, 6, 110:

    re bona copiosum esse,

    Gell. 16, 19, 7.—
    e.
    Moral, morally good:

    illi cum res non bonas tractent,

    Cic. Ac. 2, 33, 72:

    ut de virtutibus et vitiis, omninoque de bonis rebus et malis quaererent,

    id. ib. 1, 4, 15:

    quid habemus in rebus bonis et malis explorati?

    id. ib. 2, 42, 129; so id. Or. 1, 10, 42; id. Leg. 1, 22, 58:

    quae tamen omnia dulciora fuint et moribus bonis et artibus,

    id. Sen. 18, 65.—
    f.
    In literary composition, important or interesting matter, subjects, or questions:

    res bonas verbis electis dictas quis non legat?

    Cic. Fin. 1, 3, 8:

    studiis generorum, praesertim in re bona,

    Plaut. Am. 8, 26.—
    2.
    Bonae artes.
    (α).
    A good, laudable way of dealing:

    qui praeclari facinoris aut artis bonae famam quaerit,

    Sall. C. 2, 9:

    huic bonae artes desunt, dolis atque fallaciis contendit,

    id. ib. 11, 2:

    quod is bonarum artium cupiens erat,

    Tac. A. 6, 46.—
    (β).
    Liberal arts and sciences:

    litteris aut ulli bonae arti,

    Quint. 12, 1, 7:

    conservate civem bonarum artium, bonarum partium, bonorum virorum,

    Cic. Sest. 32, 77. —Esp.:

    optimae artes: optimarum artium scientia,

    Cic. Fin. 1, 3, 4; id. Ac. 2, 1, 1; id. Cael. 10, 24; id. Marcell. 1, 4.—
    3.
    Bona fides, or fides bona.
    a.
    Good faith, i. e. conscious honesty in acts or words: qui nummos fide bona solvit, who pays (the price of labor) in good faith, i. e. as it is honestly earned, Cato, R. R. 14:

    dic, bona fide, tu id aurum non subripuisti?

    Plaut. Aul. 4, 10, 46; 4, 10, 47; id. Capt. 4, 2, 111; id. Most. 3, 1, 137; id. Poen. 1, 3, 30; id. Pers. 4, 3, 16; id. Ps. 4, 6, 33:

    si tibi optima fide omnia concessit,

    Cic. Rosc. Am. 49, 144; Quint. 10, 3, 23.—Hence, bonae fidei vir, a conscientious man, Quint. 10, 7, 1.—
    b.
    Jurid. t. t.
    (α).
    Good faith in contracts and legal acts in general, opposed to dolus malus, honesty and fairness in dealing with another:

    ad fidem bonam statuit pertinere, notum esse emptori vitium quod nosset venditor,

    Cic. Off. 3, 16, 67.—Hence, alienam rem bona fide emere, to buy, believing the seller to be the rightful owner, Dig. 41, 3, 10; 41, 3, 13, § 1. bonae fidei possessor (also possessio), believing that he is the rightful owner, ib. 5, 3, 25, § 11; 5, 3, 22; 41, 3, 15, § 2;

    41, 3, 24: conventio contra bonam fidem et mores bonos,

    ib. 16, 31, § 7: bonam fidem praestare, to be responsible for one ' s good faith, ib. 17, 1, 10 prooem.—Hence,
    (β).
    Bonae fidei actiones or judicia, actions in equity, i. e. certain classes of actions in which the strict civil law was set aside by the praetorian edict in favor of equity:

    actiones quaedam bonae fidei sunt, quaedam stricti juris. Bonae fidei sunt haec: exempto vendito, locato conducto, etc.,

    Just. Inst. 4, 6, 28, § 19.—In the republican time the praetor added in such actions to his formula for the judex the words ex fide bona, or, in full:

    quidquid dare facere oportet ex fide bona,

    Cic. Off. 3, 16, 66:

    iste dolus malus et legibus erat vindicatus, et sine lege, judiciis in quibus additur ex fide bona,

    id. ib. 3, 15, 61; cf. id. ib. 3, 17, 70.—
    4.
    Bona verba.
    (α).
    Kind words:

    Bona verba quaeso,

    Ter. And. 1, 2, 33.—
    (β).
    Words of good omen (v. omen):

    dicamus bona verba,

    Tib. 2, 2, 1:

    dicite suffuso ter bona verba mero,

    Ov. F. 2, 638.—
    (γ).
    Elegant or well-chosen expressions:

    quid est tam furiosum quam verborum vel optimorum atque ornatissimorum sonitus inanis,

    Cic. Or. 1, 12, 51:

    verborum bonorum cursu,

    id. Brut. 66, 233:

    omnia verba sunt alicubi optima,

    Quint. 10, 1, 9.—
    (δ).
    Moral sayings:

    non est quod contemnas bona verba et bonis cogitationibus plena praecordia,

    Sen. Vit. Beat. 20, 1. —
    5.
    Bona dicta.
    (α).
    Polite, courteous language:

    hoc petere me precario a vobis jussit leniter dictis bonis,

    Plaut. Am. prol. 25.—
    (β).
    Witticisms ( bon-mots): flammam a sapiente facilius ore in ardente opprimi, quam bona dicta teneat, Enn. ap. Cic. Or. 2, 54, 222:

    dico unum ridiculum dictum de dictis melioribus quibus solebam menstruales epulas ante adipiscier,

    Plaut. Capt. 3, 1, 22:

    ibo intro ad libros ut discam de dictis melioribus,

    id. Stich. 2, 3, 75.—
    6.
    Bona facta.
    (α).
    = bene facta (v. bene, I. B. 2. b.), laudable deeds:

    nobilitas ambobus et majorum bona facta (sc. erant),

    Tac. A. 3, 40.—
    (β).
    Bonum factum est, colloq., = bene est, bene factum est (v. bene, I. B. 2. b.):

    bonum factum est, ut edicta servetis mea,

    Plaut. Poen. prol. 16:

    haec imperata quae sunt pro imperio histrico, bonum hercle factum (est) pro se quisque ut meminerit,

    id. ib. 45.— Hence,
    (γ).
    Elliptically, introducing commands which cannot be enforced, = if you will do so, it will be well:

    peregrinis in senatum allectis, libellus propositus est: bonum factum, ne quis senatori novo curiam monstrare velit,

    Suet. Caes. 80:

    et Chaldaeos edicere: bonum factum, ne Vitellius... usquam esset,

    id. Vit. 14:

    hac die Carthaginem vici: bonum factum, in Capitolium eamus, et deos supplicemus,

    Aur. Vict. 49; cf.:

    o edictum, cui adscribi non poterit bonum factum,

    Tert. Pud. 1.—
    7.
    Bona gratia.
    (α).
    A friendly understanding:

    cur non videmus inter nos haec potius cum bona Ut componantur gratia quam cum mala?

    Ter. Phorm. 4, 3, 17; so,

    per gratiam bonam abire,

    to part with good feelings, Plaut. Mil. 4, 3, 33.—In jest: sine bona gratia abire, of things cast away, Plaut Truc. 2, 7, 15.—
    (β).
    Pleon., in the phrase bonam gratiam habere, = gratiam habere, to thank (v. B. 2. k.), Plaut. Rud. 2, 5, 32; id. Bacch. 4, 8, 99.—
    8.
    Bona pars.
    (α).
    The well-disposed part of a body of persons:

    ut plerumque fit, major pars (i. e. of the senate) meliorem vicit,

    Liv. 21, 4, 1:

    pars melior senatus ad meliora responsa trahere,

    id. 7, 21, 6.—
    (β).
    The good party, i. e. the optimates (gen. in plur.):

    civem bonarum partium,

    Cic. Sest. 32, 77:

    (fuit) meliorum partium aliquando,

    id. Cael. 6, 13:

    qui sibi gratiam melioris partis velit quaesitam,

    Liv. 2, 44, 3.—Paronom.: (Roscius) semper partium in re publica tam quam in scaena optimarum, i. e. party and part in a drama, Cic. Sest. 56, 120.—
    (γ).
    Of things or persons, a considerable part (cf. a good deal):

    bonam partem ad te adtulit,

    Ter. Eun. 1, 2, 43:

    bonam partem sermonis in hunc diem esse dilatam,

    Cic. Or. 2, 3, 14:

    bonam magnamque partem exercitus,

    Val. Max. 5, 2, ext. 4:

    bona pars noctium,

    Quint. 12, 11, 19:

    bona pars hominum,

    Hor. S. 1, 1, 61:

    meae vocis... bona pars,

    id. C. 4, 2, 46; so id. A. P. 297; Ov. P. 1, 8, 74:

    melior pars diei,

    Verg. A. 9, 156.—
    (δ).
    Rarely, and mostly eccl. Lat.: optima pars, the best part or lot:

    nostri melior pars animus est,

    Sen. Q. N. 1, prooem. § 14; cf.:

    quae pars optima est in homine,

    best, most valuable, Cic. Tusc. 5, 23, 67:

    major pars aetatis, certe melior reipublicae data sit,

    Sen. Brev. Vit. 18, 1:

    Maria optimam partem elegit, quae non auferetur ab ea,

    Vulg. Luc. 10, 42.—
    (ε).
    Adverb.:

    bonam partem = ex magna parte,

    Lucr. 6, 1249.—
    (ζ).
    Aliquem in optimam partem cognoscere, to know somebody from his most favorable side, Cic. Off. 2, 13, 46: aliquid in optimam partem accipere, to take something in good part, interpret it most favorably:

    Caesar mihi ignoscit quod non venerim, seseque in optimam partem id accipere dicit,

    id. Att. 10, 3 a, 2; id. ad Brut. 1, 2, 3:

    quaeso ut hoc in bonam partem accipias,

    id. Rosc. Am. 16, 45.—
    9.
    Dies bonus or bona.
    (α).
    A day of good omen, a fortunate day (= dies laetus, faustus):

    tum tu igitur die bono, Aphrodisiis, addice, etc.,

    Plaut. Poen. 2, 49:

    nunc dicenda bona sunt bona verba die,

    Ov. F. 1, 72.—
    (β).
    A beautiful, serene day, Sen. Vit. Beat. 22, 3.—
    10.
    Bonus mos.
    (α).
    Boni mores, referring to individuals, good, decent, moral habits:

    nihil est amabilius quam morum similitudo bonorum,

    Cic. Off. 1, 17, 56:

    nam hic nimium morbus mores invasit bonos,

    Plaut. Trin. 1, 1, 6:

    domi militiaeque boni mores colebantur,

    Sall. C. 9, 1:

    propter ejus suavissimos et optimos mores,

    Cic. Phil. 3, 5, 13:

    cum per tot annos matronae optimis moribus vixerint,

    Liv. 34, 6, 9:

    mores meliores,

    Plaut. Aul. 3, 5, 18.—
    (β).
    Bonus mos or boni mores, in the abstract, morality, the laws, rules of morality: ei vos morigerari mos bonu'st, it is a rule of morality that you should, etc., Plaut. Capt. 2, 1, 4:

    ex optimo more et sanctissima disciplina,

    Cic. Phil. 2, 28, 69:

    neglegentia boni moris,

    Sen. Ep. 97, 1.—Jurid. t. t.:

    conventio, mandatum contra bonos mores,

    in conflict with morality, Quint. 3, 1, 57; Dig. 16, 3, 1, § 7; Gai. Inst. 3, 157 et saep. —
    11.
    Adverbial phrases.
    a.
    Bono animo esse, or bonum animum habere.
    (α).
    To be of good cheer or courage:

    bono animo es! Liberabit ille te homo,

    Plaut. Merc 3, 1, 33; so id. Aul. 4, 10, 61; id. Mil. 4, 8, 32; id. Rud. 3, 3, 17; Ter. Eun. 1, 2, 4; id. Heaut. 4, 6, 18; id. Ad. 2, 4, 20; 3, 5, 1; 4, 2, 4; 4, 5, 62; id. Phorm. 5, 8, 72:

    animo bono es,

    Plaut. Ps. 1, 3, 103; id. Am. 2, 2, 48; 5, 2, 1:

    bono animo es, inquit Scrofa, et fiscinam expedi,

    Varr. R. R. 1, 26:

    bono animo sint et tui et mei familiares,

    Cic. Fam. 6, 18, 1; 6, 10, 29:

    bono animo esse jubere eam consul,

    Liv. 39, 13, 7:

    habe modo bonum animum,

    Plaut. Capt. 1, 2, 58; so id. Am. 1, 3, 47; id. Truc. 2, 6, 44; id. Aul. 2, 2, 15:

    habe animum bonum,

    id. Cas. 2, 6, 35; id. Ep. 2, 2, 1; 4, 2, 31:

    bonum animum habe,

    Liv. 45, 8, 5:

    clamor ortus ut bonum animum haberet,

    id. 8, 32, 1; so Sen. Ep. 87, 38.—
    (β).
    Bono animo esse, or facere aliquid, to be of a good or friendly disposition, or to do with good, honest intentions:

    audire jubet vos imperator histricus, bonoque ut animo sedeant in subselliis qui, etc.,

    Plaut. Poen. prol. 5: sunt enim (consules) [p. 246] optimo animo, summo consilio, of the best disposition, Cic. Phil. 3, 1, 2:

    bono te animo tum populus Romanus... dicere existimavit ea quae sentiebatis, sed, etc.,

    id. Imp. Pomp. 19, 56:

    quod nondum bono animo in populum Romanum viderentur,

    Caes. B. G. 1, 6; Quint. 7, 4, 15.—
    (γ).
    Bonus animus, good temper, patience:

    bonus animus in mala re dimidium mali est,

    Plaut. Ps. 1, 5, 37:

    vos etiam hoc animo meliore feratis,

    Ov. M. 9, 433.—
    b.
    Bono modo.
    (α).
    = placide, with composure, moderation:

    si quis quid deliquerit, pro noxa bono modo vindicet,

    Cato, R. R. 5:

    haec tibi tam sunt defendenda quam moenia, mihi autem bono modo, tantum quantum videbitur,

    Cic. Ac. 2, 44, 137.—
    (β).
    In a decent manner:

    neu quisquam prohibeto filium quin amet... quod bono fiat modo,

    Plaut. Merc. 5, 4, 62. —
    c.
    Jure optimo or optimo jure, with good, perfect right:

    te ipse jure optumo incuses licet,

    Plaut. Most. 3, 2, 23; id. Rud. 2, 6, 53:

    ut jure optimo me deserere posses,

    Cic. Fam. 3, 8, 6; Sen. Ot. Sap. 2 (29), 2.—With pass. or intr. verb, deservedly:

    ne jure optimo irrideamur,

    Cic. Off. 1, 31, 111; cf. id. ib. 1, 42, 151; id. Marcell. 1, 4;

    similarly, optimo judicio,

    Val. Max. 2, 9, 2.
    II.
    As subst.
    A.
    bŏnus, boni, m.; of persons.
    1.
    In sing. or plur. orig. = bonus vir, boni viri; v. I. A. 1. a. b, supra, a morally good man.
    (α).
    Plur.:

    bonis quod bene fit haud perit,

    Plaut. Rud. 4, 3, 2; id. Capt. 2, 2, 108; id. Trin. 2, 1, 55; id. Pers. 4, 5, 2:

    melius apud bonos quam apud fortunatos beneficium collocari puto,

    Cic. Off. 2, 20, 71:

    verum esse ut bonos boni diligant, quamobrem... bonis inter bonos quasi necessariam (esse) benevolentiam,

    id. Lael. 14, 50:

    diverso itinere malos a bonis loca taetra... habere,

    Sall. C. 52, 13; 7, 2; 52, 22:

    oderunt peccare boni virtutis amore,

    Hor. Ep. 1, 16, 52:

    tam bonis quam malis conduntur urbes,

    Sen. Ben. 4, 28, 4; so id. Vit. Beat. 15, 6; Quint. 9, 2, 76.—Rarely bŏnae, arum, f., good women:

    quia omnes bonos bonasque adcurare addecet, etc.,

    Plaut. Trin. 1, 2, 41.—
    (β).
    Sing.:

    malus bonum malum esse volt ut sit sui similis,

    Plaut. Trin. 2, 2, 8:

    nec enim cuique bono mali quidquam evenire potest,

    Cic. Tusc. 1, 41, 99; cf.:

    qui meliorem audax vocet in jus,

    Hor. S. 2, 5, 29.—
    2.
    Bonus, a man of honor.
    (α).
    A brave man:

    pro qua (patria) quis bonus dubitet mortem oppetere si ei sit profuturus?

    Cic. Off. 1, 17, 57:

    libertatem quam nemo bonus nisi cum anima simul amittat,

    Sall. C. 33, 5:

    fortes creantur fortibus et bonis,

    Hor. C. 4, 4, 29 (opp. ignavi):

    fama impari boni atque ignavi erant,

    Sall. J. 57, 6; 53, 8; id. C. 11, 2. —
    (β).
    A gentleman:

    quis enim umquam, qui paululum modo bonorum consuetudinem nosset, litteras ad se ab amico missas... in medium protulit?

    Cic. Phil. 2, 4, 7.—
    3.
    Boni, the better (i. e. higher) classes of society.
    (α).
    In gen. (of political sentiments, = optimates, opp. populares, seditiosi, perditi cives, etc.;

    so usu. in Cic.): meam causam omnes boni proprie enixeque susceperant,

    Cic. Sest. 16, 38:

    audaces homines et perditi nutu impelluntur... boni, nescio quomodo, tardiores sunt, etc.,

    id. ib. 47, 100:

    ego Kal. Jan. senatum et bonos omnes legis agrariae... metu liberavi,

    id. Pis. 2, 4:

    etenim omnes boni, quantum in ipsis fuit, Caesarem occiderunt,

    id. Phil. 2, 13, 29; id. Fam. 5, 2, 8; 5, 21, 2; id. Sest. 2, 5; 16, 36; 48, 103; id. Planc. 35, 86; id. Mil. 2, 5; id. Off. 2. 12, 43:

    maledictis increpat omnes bonos,

    Sall. C. 21, 4; 19, 2; 33, 3; Hirt. B. G. 8, 22; so,

    optimi,

    Cic. Leg. 3, 17, 37; and, ironically, boni identified with the rich:

    bonorum, id est lautorum et locupletum,

    id. Att. 8, 1, 3.—
    (β).
    Without reference to political views;

    opp. vulgus (rare): nihil ego istos moror fatuos mores quibus boni dedecorant se,

    Plaut. Trin. 2, 2, 22:

    semper in civitate quibus opes nullae sunt bonis invident,

    Sall. C. 37, 3:

    elatus est sine ulla pompa funeris, comitantibus omnibus bonis, maxima vulgi frequentia,

    Nep. Att. 22, 2.—So, mĕlĭōres, um, m., one ' s betters:

    ut quaestui habeant male loqui melioribus,

    Plaut. Poen. 3, 3, 13:

    da locum melioribus,

    Ter. Phorm. 3, 2, 37.—
    4.
    Boni, bone, in addresses, as an expression of courtesy, Hor. S. 2, 2, 1; 2, 6, 51; 2, 6, 95; id. Ep. 2, 2, 37; ironice, id. S. 2, 3, 31.—
    5.
    Optimus quisque = quivis bonus, omnes boni.
    (α).
    Referring to morality:

    esse aliquid natura pulcrum quod optimus quisque sequeretur,

    every good man, Cic. Sen. 13, 43:

    qui ita se gerebant ut sua consilia optimo cuique probarent, optimates habebantur,

    id. Sest. 45, 96; id. Off. 1, 43, 154; id. Fin. 1, 7, 24; id. Sest. 54, 115; and = even the best:

    quare deus optimum quemque mala valetudine adficit?

    Sen. Prov. 4, 8.—
    (β).
    Of the educated classes:

    adhibenda est quaedam reverentia adversus homines, et optimi cujusque et reliquorum,

    Cic. Off. 1, 28, 99; cf. id. ib. 1, 25, 85:

    Catilina plerisque consularibus, praeterea optumo cuique, litteras mittit,

    Sall. C. 34, 2:

    optimo cuique infesta libertas,

    Sen. Ot. Sap. 8, 2 (32 fin.).—
    (γ).
    Honorable, brave:

    optumus quisque cadere et sauciari, ceteris metus augeri,

    Sall. J. 92, 8.—
    (δ).
    In gen., excellent:

    optimus quisque facere quam dicere... malebat,

    Sall. C. 8, 5.—
    (ε).
    Distributively:

    ita imperium semper ad optumum quemque a minus bono transfertur,

    to the best man in each instance, Sall. C. 2, 6.—
    (ζ).
    Referring to another superlative ( = quo quisque melior eo magis, etc.):

    hic aditus laudis qui semper optimo cuique maxime patuit,

    Cic. Imp. Pomp. 1, 1; so id. Lael. 4, 14; id. Inv. 2, 11, 36; Sen. Vit. Beat. 18, 1.—
    (η).
    Attributively, with a noun:

    optimam quamque causam,

    Cic. Sest. 43, 93:

    optima quaeque dies,

    Verg. G. 3, 66.
    2.
    bŏnum, i, n., plur. bona; mĕlĭus, ōris, n.; optĭmum, i, n. (v. infra); of things in gen.
    1.
    Bonum, or plur. bona, a good, or goods in a moral and metaphysical sense, a moral good, a blessing: sunt autem hae de finibus defensae sententiae: nihil bonum nisi honestum, ut Stoici; nihil bonum nisi voluptatem, ut Epicurus;

    nihil bonum nisi vacuitatem doloris, ut Hieronymus... tria genera bonorum, maxima animi, secunda corporis, externa tertia, ut Peripatetici, etc.,

    Cic. Tusc. 5, 30, 84 sq.:

    quid est igitur bonum? Si quid recte fit et honeste et cum virtute, id bene fieri vere dicitur, et quod rectum et honestum et cum virtute est, id solum opinor bonum,

    id. Par. 1, 1, 9:

    ut quis intellegat, quid sit illud simplex et verum bonum quod non possit ab honestate sejungi,

    id. Ac. 1, 2, 7:

    non-est igitur voluptas bonum,

    id. Fin. 1, 11, 39: finis bonorum et malorum (telos agathôn) = summa bona et mala:

    sunt nonnullae disciplinae quae, propositis bonorum et malorum finibus, officium omne pervertant. Nam qui summum bonum sic instituit ut, etc.,

    id. Off. 1, 2, 5; cf. id. Par. 1, 3, 14; id. Ac. 2, 9, 29; 2, 36, 114; 2, 42, 129; id. Fin. 1, 9, 29; 1, 12, 42; id. Tusc. 4, 31, 66; Sen. Vit. Beat. 24, 5; id. Ep. 117, 1 et saep.—
    2.
    Bonum, what is valuable, beneficial, estimable, favorable, pleasant, physically or mentally:

    quoi boni Tantum adfero quantum ipsus a diis optat,

    Plaut. Capt. 4, 1, 9:

    multa bona vobis volt facere,

    will do you much good, id. Poen. 5, 4, 60; id. Am. prol. 43, 49; id. Pers. 4, 8, 4; 2, 3, 14; id. Cas. 2, 8, 32:

    tum demum nostra intellegemus bona quom ea amisimus,

    id. Capt. 1, 2, 33:

    multa tibi di dent bona,

    id. Poen. 1, 1, 80; cf. id. ib. 3, 3, 54; 3, 3, 74; id. Mil. 3, 1, 120; id. Men. 3, 3, 34; id. Pers. 4, 3, 23; id. Truc. 1, 2, 23; id. Merc. 1, 2, 40; id. Most. 1, 1, 47:

    omnia Bona dicere,

    to speak in the highest terms of one, Ter. And. 1, 1, 70:

    sed ne vivus quidem bono caret, si eo non indiget,

    Cic. Tusc. 1, 36, 88:

    cum quaecumque bona Peripateticis, eadem Stoicis commoda viderentur,

    id. ib. 5, 41, 120:

    nihil enim boni nosti,

    nothing that is good for any thing, id. Phil. 2, 7, 16:

    mala pro bonis legere dementia est,

    Sen. Vit. Beat. 6, 1; Val. Max. 5, 3, ext. 3 fin.; Hor. S. 1, 2, 73:

    quia bonum sit valere,

    a good thing, Cic. Fin. 4, 23, 62 (cf. III. A. 5. infra):

    melius: quo quidem haud scio an... quidquam melius sit homini a dis immortalibus datum,

    id. Lael. 6, 20:

    meliora... Aristotelem de istis rebus scripsisse,

    id. Or. 1, 10, 43:

    optimum: difficillimum est formam exponere optimi,

    id. ib. 11, 36.— Here belongs the phrase boni consulere;

    v. consulo.—So after prepositions: in bonum vertere, v. under verto: in melius ire,

    to change for the better, Tac. A. 12, 68.—In the same sense: in melius aliquid referre, or reflectere ( poet.), Verg. A. 1, 281; 11, 426; 10, 632:

    ad melius transcurrere,

    to pass over to something better, Hor. S. 2, 2, 82.—
    3.
    Bonum or bona, prosperity:

    fortiter malum qui patitur, idem post patitur bonum,

    Plaut. As. 2, 2, 58:

    nulli est homini perpetuum bonum,

    id. Curc. 1, 3, 33:

    unā tecum bona, mala tolerabimus,

    Ter. Phorm. 3, 3, 23:

    quibus in bonis fuerint et nunc quibus in malis sint, ostenditur ( = in secundis, in adversis rebus),

    Cic. Inv. 1, 55, 107.—
    4.
    Good qualities, gifts:

    omnia adsunt bona, quem penes'st virtus,

    Plaut. Am. 2, 2, 30:

    magnis illi et divinis bonis hanc licentiam adsequebantur,

    Cic. Off. 1, 41, 148:

    nisi qui se suā gravitate et castimoniā... tum etiam naturali quodam bono defenderet, etc.,

    id. Cael. 5, 11:

    hunc meā sententiā divinis quibusdam bonis instructum atque ornatum puto,

    id. ib. 17, 39:

    non intellego quod bonum cuiquam sit apud tales viros profuturum,

    id. Balb. 28, 63:

    gaude isto tuo tam excellenti bono,

    id. Marcell. 6, 19; so id. Imp. Pomp. 16, 49.—
    5.
    Advantage, benefit:

    si plus adipiscare, re explicatā, boni, quam addubitatā mali,

    Cic. Off. 1, 24, 83:

    saepe cogitavi bonine an mali plus adtulerit... eloquentiae studium,

    id. Inv. 1, 1, 1; 2, 35, 106; id. Off. 2, 2, 5; id. Sest. 10, 24:

    maximum bonum in celeritate ponebat,

    Sall. C. 43, 4; so, bono publico (abl.), for the public good:

    hoc ita si fit, publico fiat bono,

    Plaut. Trin. 1, 2, 183; Liv. 2, 44, 3; Dig. 41, 3, 1.—
    6.
    With aequum, what is fair and good, the fair ( thing), fairness, equity:

    si bonum aequomque oras,

    Plaut. Most. 3, 1, 149; so id. Pers. 3, 1, 71; id. Rud. 1, 2, 94; id. Men. 4, 2, 11:

    si tu aliquam partem aequi bonique dixeris,

    Ter. Phorm. 4, 3, 32; id. Heaut. 4, 1, 29; id. Ad. 1, 1, 39:

    a quo vivo nec praesens nec absens quidquam aequi bonique impetravit,

    Cic. Phil. 2, 37, 94.—Hence, aequo et bono, or ex aequo et bono, in ( with) fairness, in equity, Ter. Ad. 5, 9, 30; Auct. Her. 2, 10, 14; 2, 12, 18; 2, 13, 20; Gai. Inst. 3, 137: aequi bonique, as gen. of value, with facere:

    istuc, Chreme, Aequi bonique facio,

    I place a fair and proper value on it, Ter. Heaut. 4, 5, 40.—
    7.
    Bona, one ' s property, fortunes, almost always denoting the whole of one's possessions.
    a.
    In gen.:

    paterna oportet reddi filio bona,

    Plaut. Poen. 5, 2, 120:

    bona sua med habiturum omnia,

    id. Truc. 2, 4, 49; cf. id. ib. 2, 7, 6; 4, 2, 29; id. Rud. 2, 6, 22; id. Most. 1, 3, 77; id. Trin. 4, 4, 3; Ter. Eun. 2, 2, 4:

    bona mea diripiebantur atque ad consulem deferebantur,

    Cic. Sest. 24, 54:

    cum de capite, civis et de bonis proscriptio ferretur,

    id. ib. 30, 65:

    bona, fortunas, possessiones omnium,

    id. Caecin. 13, 38:

    at mulctantur bonis exsules,

    id. Tusc. 5, 37, 106; id. Off. 2, 23, 81; id. Par. 1, 1, 7; id. Sest. 19, 42; 43, 94; 52, 111; id. Phil. 2, 26, 64; Caes. B. G. 7, 3; Liv. 2, 3, 5; 2, 5, 5; 4, 15, 8; Tac. A. 2, 48; Quint. 6, 1, 19 et saep.—
    b.
    Bonorum possessio, the possession of one ' s property by another.
    (α).
    Bonorum possessio in consequence of bonorum cessio, i. e. an assignment of one ' s property for the benefit of creditors, Dig. 42, tit. 3.—
    (β).
    Bonorum possessio granted by the prætor against a contumacious or insolvent debtor (in bona mittere, in bona ire jubere, bona possidere jubere, etc.); cf. Dig. 42, tit. 4:

    postulat a Burrieno Naevius ut ex edicto bona possidere liceat,

    Cic. Quint. 6, 25, and the whole of c. 8:

    edixit... neu quis militis... bona possideret aut venderet,

    Liv. 2, 24, 6:

    bona proscribere,

    to offer the property thus transferred for sale, Cic. Quint. 6, 25.—
    (γ).
    Chiefly referring to the property of a defunct person (hereditas), where the prætor, till the heir had proved his right, granted a bonorum possessio secundum tabulas or contra tabulas, Dig. 37, tit. 4; 37, tit. 11.—
    c.
    In bonis esse;

    with reference to the older civil law, which distinguished between civil property (habere rem ex jure Quiritium) and natural property (rem in bonis habere, res in bonis est),

    Gai. Inst. 2, 40, 41; Dig. 40, 12, 38, § 2; 37, 6, 2, § 1; 37, 6, 3, § 2; ib. Fragm. 1, 16; Gai. Inst. 1, 22; 1, 35; 1, 222; 1, 167; Dig. 1, 8, 1; 27, 10, 10:

    neque bonorum possessorum, neque... res pleno jure fiunt, sed in bonis efficiuntur,

    ib. Fragm. 3, 80.—Hence, nullam omnino arbitrabamur de eā hereditate controversiam eum habiturum, et est hodie in bonis, i. e. [p. 247] the bonorum possessio has been granted to him, which did not give full ownership, but effected only that the hereditas was in bonis. Cic. Fam. 13, 30, 1.
    III.
    Predicative use.
    A.
    With nouns or pronouns as subjects.
    1.
    Bonum esse, to be morally good, honest:

    nunc mihi bonae necessum est esse ingratiis, Quamquam esse nolo,

    Plaut. Cist. 2, 3, 82:

    bonam ego quam beatam me esse nimio dici mavolo,

    id. Poen. 1, 2, 93; so id. Capt. 2, 1, 44; id. Men. 4, 2, 6; id. Rud. prol. 29:

    itaque viros fortes magnanimos eosdem, bonos et simplices... esse volumus,

    Cic. Off. 1, 19, 63; cf. id. ib. 3, 21, 84; id. Att. 15, 6, 1:

    Cato esse quam videri bonus malebat,

    Sall. C. 54, 5:

    ut politiora, non ut meliora fiant ingenia,

    Val. Max. 5, 4, ext. 5 fin. —
    2.
    To be beneficial, prosperous, advantageous, valuable, favorable, serviceable, correct, with reference to both persons and things as subjects, and in regard to physical and mental relations:

    jam istuc non bonumst,

    Plaut. Merc. 2, 2, 29; Cato, R. R. 157:

    oleum viridius et melius fiet,

    id. ib. 3:

    vinum ut alvum bonam faciat,

    to correct the bowels, id. ib. 156:

    quid est homini salute melius?

    Plaut. As. 3, 3, 127:

    non optuma haec sunt, verum meliora quam deterruma,

    id. Trin. 2, 3, 1:

    quid est quod huc possit quod melius sit accedere?

    Cic. Fin. 1, 12, 41; 1, 18, 57; id. Tusc. 1, 41, 99:

    in quo (vestitu), sicut in plerisque rebus, mediocritas optima est,

    id. Off. 1, 36, 130; 2, 17, 59; id. Inv. 1, 31, 51; id. Or. 2, 6; 11, 36:

    meliorem tamen militem... in futura proelia id certamen fecit,

    Liv. 2, 51, 3:

    parvus ut est cygni melior canor, ille gruum quam Clamor,

    Lucr. 4, 181; 4, 191:

    si meliora dies, ut vina, poemata reddit,

    Hor. Ep. 2, 1, 34.—So in the optative formula:

    quod bonum, faustum, felixque sit,

    Liv. 1, 28, 7; 1, 17, 10; 39, 15, 1; 3, 54;

    3, 34.—Also, quod bonum atque fortunatum mihi sit,

    Plaut. Cas. 2, 6, 50;

    and with a noun as subject: ut nobis haec habitatio Bona, fausta, felix, fortunataque evenat,

    Plaut. Trin. 1, 2, 3.—
    3.
    To be kind:

    bonus cum probis'st (erus), malus cum malis,

    Plaut. Most. 4, 1, 22:

    hic si vellet bonus ac benignus Esse,

    Hor. S. 1, 2, 52.—
    4.
    With reference to the gods:

    ecastor ambae (Fortuna et Salus sunt bonae,

    Plaut. As. 3, 3, 129:

    Palladis aut oculos ausa negare bonos (esse),

    Prop. 3, 24, 12 (2, 28, 12).—
    B.
    Impers.
    1.
    Bonum est (very rare for the class. bene est; v. bene).
    (α).
    Without a subject:

    bonum sit!

    may it be fortunate, favorable! Verg. E. 8, 106.—
    (β).
    With subject inf.:

    nam et stulte facere, et stulte fabularier in aetate haud bonum est,

    Plaut. Trin. 2, 4, 61:

    bonum est pauxillum amare, insane non bonum est,

    id. Curc. 1, 3,20.—
    2.
    Melius est.
    (α).
    With subject inf.:

    melius sanam est mentem sumere,

    Plaut. Men. 5, 2, 51:

    nihil sentire est melius quam tam prava sentire,

    Cic. Ac. 2, 40, 125; cf. id. Fin. 1, 19, 62; id. Off. 1, 43, 156; so,

    melius fuit, fuisset, or fuerat,

    it would have been better, id. N. D. 3, 33; id. Sen. 23, 82; id. Off. 3, 25, 94:

    proinde quiesse erit melius,

    Liv. 3, 48, 3; 3, 41, 3; Verg. A. 11, 303.—
    (β).
    With subject inf.-clause:

    meliu'st te quae sunt mandata tibi praevortier,

    Plaut. Merc. 2, 3, 125; id. Men. 5, 9, 32.—
    (γ).
    With ut-clause:

    quid melius quam ut hinc intro abeam et me suspendam clanculum,

    Plaut. Rud. 4, 4, 145; so id. Ps. 4, 7, 18.—
    (δ).
    With subjectclause in the subjunctive:

    nunc quid mihi meliu'st quam ilico hic opperiar erum,

    Plaut. Rud. 2, 2, 22.—
    3.
    Optimum est.
    (α).
    With subject inf.:

    optimum visum est, captivos quam primum deportare,

    Liv. 23, 34, 8:

    si quis dicit optimum esse navigare,

    Sen. Ot. Sap. 8, 4 (32 fin.); so, optimum fuit, it would have been better, and optimum erat, it would be better, Quint. 6, prooem. 3; 11, 2, 33; Hor. S. 2, 1, 7.—
    (β).
    With inf.-clause:

    constituerunt optimum esse, domum suam quemque reverti,

    Caes. B. G. 2, 10: optimum visum est, in fluctuantem aciem tradi equos, etc., Liv 6, 24, 10; 22, 27, 6.—
    (γ).
    With ut and subj:

    hoc vero optimum, ut is qui, etc., id ultimum bonorum, id ipsum quid et quale sit nesciat,

    Cic. Fin. 2, 3, 6.—
    (δ).
    With quod:

    illa vero optima (sunt) quod cum Haluntium venisset Archagathum vocari jussit,

    Cic. Verr. 2, 4, 23, § 51:

    optimum vero (est) quod dictaturae nomen in perpetuum de re publica sustulisti,

    id. Phil. 2, 36, 91.—
    (ε).
    With second sup., in the phrase optumum factu est (where factu is redundant):

    sed hoc mihi optumum factu arbitror,

    Plaut. Stich. 1, 2, 16:

    optimum factu esse duxerant frumento... nostros prohibere,

    Caes. B. G. 4, 30:

    optumum factu credens exercitum augere,

    Sall. C. 32, 1 (Kritz, factum); 57, 5 (Kritz, factum).
    IV.
    Ellipt. use: di meliora, i. e. dent or velint, i. e. let the gods grant better things than what you say, etc.; God forbid! in full:

    di melius duint,

    Ter. Phorm. 5, 9, 16:

    di meliora velint!

    Ov. M. 7, 37.—Ellipt.:

    di meliora! inquit,

    Cic. Sen. 14, 47:

    id ubi mulier audivit, perturbata, dii meliora inquit, etc.,

    Liv. 39, 10, 2; 9, 9, 6; Verg. G. 3, 513;

    similarly, di melius, i. e. fecerunt,

    Val. Max. 6, 1, ext. 3.
    V.
    With object expressed,
    1.
    By dat.
    (α).
    = good, useful, beneficial for:

    ambula, id lieni optumum est,

    Plaut. Curc. 2, 1, 25:

    quia vobis eadem quae mihi bona malaque esse intellexi,

    Sall. C. 20, 3:

    bona bello Cornus, jaculis, etc.,

    Verg. G. 2, 447.—
    (β).
    = benignus or propitius, kind to:

    vicinis bonus esto,

    Cato, R. R. 4:

    bene merenti mala es, male merenti bona es,

    Plaut. As. 1, 2, 3:

    vos o mihi Manes, Este boni,

    Verg. A. 12, 647.—
    (γ).
    = idoneus, fit for, adapted to:

    qui locus vino optimus dicetur esse,

    Cato, R. R. 6:

    tum erit ei rei optumum tempus,

    id. ib. 26:

    terra cui putre solum, Optima frumentis,

    Verg. G. 2, 205; 2, 319; 1, 286.—
    (δ).
    With sum and dat., in the phrase alicui bono est, it is of service to one, profits him:

    accusant in quibus occidi patrem Sex. Roscii bono fuit,

    Cic. Rosc. Am. 5, 13:

    bono fuisse Romanis adventum eorum constabat,

    Liv. 7, 12, 4.—Hence, with rel. dat.: cui bono (est), for whose advantage it is:

    quod si quis usurpet illud Cassianum cui bono fuerit, etc.,

    Cic. Phil. 2, 14, 35:

    cui bono fuisset,

    id. Rosc. Am. 30, 84; id. Mil. 12, 32 Ascon. ad loc.; cf.

    ellipt. form cui bono?

    Prisc. p. 1208 P.—
    (ε).
    With dat. gerund:

    ager oleto conserundo qui in Favonium spectavit, aliis bonus nullus erit,

    Cato, R. R. 6; Varr. R. R. 1, 24:

    (mons) quia pecori bonus alendo erat,

    Liv. 29, 31; 9, 10.—
    2.
    By ad and acc.:

    refert et ad quam rem bona aut non bona sit,

    Varr. R. R. 1, 91:

    occasio quaeritur idoneane fuerit ad rem adoriendam, an alia melior,

    Auct. Her. 2, 4, 7:

    non campos modo militi Romano ad proelium bonos, etc.,

    Tac. A. 2, 14.

    Lewis & Short latin dictionary > optimum

  • 11 dar

    v.
    1 to give.
    dar algo a alguien to give something to somebody, to give somebody something
    se lo di a mi hermano I gave it to my brother
    Ella me da dinero She gives me money.
    Su elogio da ánimos His praise gives encouragement.
    El negocio da muchas ganancias The business yields much profit.
    2 to give, to produce.
    la salsa le da un sabor muy bueno the sauce gives it a very pleasant taste, the sauce makes it taste very nice
    3 to have, to hold (fiesta, cena).
    dar una cena en honor de alguien to hold o give a dinner in someone's honor
    4 to turn or switch on (luz, agua, gas) (encender).
    5 to show (Cine, Teatro & TV).
    dan una película del oeste they're showing a western, there's a western on
    6 to show.
    dar muestras de sensatez to show good sense
    7 to teach.
    dar inglés/historia to teach English/history
    9 to strike (horas).
    dieron las tres en el reloj three o'clock struck
    10 to get, to catch.
    11 to deliver, to render, to allot, to confer.
    12 to feel.
    Me da alegría I feel joy.
    13 to be given, to be granted, to be offered, to be handed in.
    Se nos dio una buena casa We were given a good house.
    14 to give forth, to burst out.
    Ella dio un grito She gave forth a cry.
    15 to make one feel.
    Eso da asco That makes one feel revolt.
    16 to hit.
    Da duro el sol en este lugar The sun hits hard in this place
    17 to give up.
    * * *
    Present Indicative
    doy, das, da, damos, dais, dan.
    Past Indicative
    Present Subjunctive
    dé, des, dé, demos, deis, den.
    Imperfect Subjunctive
    Future Subjunctive
    Imperative
    da (tú), dé (él/Vd.), demos (nos.), dad (vos.), den (ellos/Vds.).
    * * *
    verb
    2) hit, strike
    3) hand over, deliver
    4) produce, yield
    •
    - dar con
    - dar contra
    - dar por
    - darse a
    - darse de sí
    - dárselas de
    * * *
    Para las expresiones dar importancia, dar ejemplo, dar las gracias, dar clases, dar a conocer, dar a entender, darse prisa, ver la otra entrada.
    1. VERBO TRANSITIVO
    1) (=entregar, conceder) [+ objeto, mensaje, permiso] to give; [+ naipes] to deal (out); [+ noticias] to give, tell

    le dieron el primer premio — he was awarded {o} given first prize

    déme dos kilos — I'll have two kilos, two kilos, please

    • ir dando [cuerda] — to pay out rope

    • dar los buenos [días] a algn — to say good morning to sb, say hello to sb

    2) (=realizar) [+ paliza] to give; [+ paso] to take

    dar un grito — to let out a cry, give a cry

    dar un paseo — to go for a walk, take a walk

    dar un suspiro — to heave {o} give a sigh, sigh

    3) (=celebrar) [+ fiesta] to have, throw
    4) (=encender) [+ luz] to turn on

    ¿has dado el gas? — have you turned on the gas?

    5) (=presentar) [+ obra de teatro] to perform, put on; [+ película] to show, screen

    dan una película de Almodóvar — there's an Almodóvar film on, they're showing {o} screening an Almodóvar film

    ¿qué dan hoy en la tele? — what's on TV tonight?

    6) (=hacer sonar) [reloj] to strike

    ya han dado las ocho — it's past {o} gone eight o'clock

    7) (=producir) [+ fruto] to bear; [+ ganancias, intereses] to yield

    una inversión que da un 7% de interés — an investment that pays {o} yields 7% interest

    8) (=tener como resultado)
    9) (=hacer sentir) [+ placer] to give

    las babosas me dan asco — I find slugs disgusting {o} revolting

    este jersey me da demasiado calor — this jumper is too hot, I'm too hot in this jumper

    tu padre me da miedo — I'm scared {o} frightened of your father

    10) * (=fastidiar) to ruin

    ¡me estás dando las vacaciones! — you're ruining the holiday for me!

    11) dar por (=considerar) to consider

    doy el asunto por concluido — I consider the matter settled, I regard the matter as settled

    lo daba por seguro — he was sure {o} certain of it

    12)
    - estar/seguir dale que dale o dale que te pego o dale y dale
    - a mí no me la das
    - ¡ahí te las den todas!

    para dar y tomar —

    tenemos botellas para dar y tomar — we've got loads {o} stacks of bottles

    2. VERBO INTRANSITIVO
    1) (=entregar) to give

    dame, yo te lo arreglo — give it here, I'll fix it for you

    2) (=entrar)

    si te da un mareo siéntate — if you feel giddy, sit down

    3) (=importar)

    ¡qué más da!, ¡da igual! — it doesn't matter!, never mind!

    ¿qué más te da? — what does it matter to you?

    ¿qué más da un sitio que otro? — surely one place is as good as another!, it doesn't make any difference which place we choose

    lo mismo da — it makes no difference {o} odds

    me da igual, lo mismo me da, tanto me da — it's all the same to me, I don't mind

    4) [seguido de preposición]
    dar a (=estar orientado) [cuarto, ventana] to look out onto, overlook; [fachada] to face

    mi habitación da al jardín — my room looks out onto {o} overlooks the garden

    darle a (=hacer funcionar) [+ botón] to press; (=golpear) to hit; [+ balón] to kick

    dale a la tecla roja — hit {o} press the red key

    darle a la bomba — to pump, work the pump

    ¡dale! — hit him!

    dar con (=encontrar) [+ persona] to find; [+ idea, solución] to hit on, come up with

    al final di con la solución — I finally hit on the solution, I finally came up with the solution

    • dar [consigo] en — to end up in

    dar contra (=golpear) to hit dar de

    • dar de [beber] a algn — to give sb something to drink

    • dar de [comer] a algn — to feed sb

    • dar de [sí] — [comida, bebida] to go a long way

    dar en [+ blanco, suelo] to hit; [+ solución] to hit on, come up with

    • dar en [hacer] algo — to take to doing sth

    darle a algn por hacer algo dar para (=ser suficiente) to be enough for

    una película que da en qué pensar — a thought-provoking film, a film which gives you a lot to think about

    3.
    See:
    * * *
    1.
    verbo transitivo
    1) ( entregar) to give

    500 dólares ¿quién da más? — any advance on 500 dollars?; conocer verbo transitivo 3b, entender verbo transitivo 2b

    2) (regalar, donar) to give

    ¿me lo prestas? - te lo doy, no lo necesito — can I borrow it? - you can keep it, I don't need it

    tener para dar y vender — to have plenty to spare

    3) <cartas/mano> to deal
    4)
    a) ( proporcionar) <fuerzas/valor/esperanza> to give
    b) (Mús) to give

    ¿me das el la? — can you give me an A?

    5) (conferir, aportar) <sabor/color/forma> to give
    6)
    a) ( aplicar) to give
    b) <sedante/masaje> to give
    7)
    a) ( conceder) <prórroga/permiso> to give

    nos dieron un premio — we won o got a prize

    b) (RPl) ( calcular)

    ¿qué edad le das? — how old do you think he is?

    8)
    a) (expresar, decir)

    ¿le diste las gracias? — did you thank him?, did you say thank you?

    dales saludos — give/send them my regards

    me dio su parecer or opinión — she gave me her opinion

    b) (señalar, indicar)

    me da ocupado or (Esp) comunicando — the line's busy o (BrE) engaged

    9) ( producir) <fruto/flor> to bear

    esos bonos dan un 7% — those bonds yield 7%

    10)
    a) ( rendir)

    ha dado todo lo que esperaba de él — he has lived up to my/his expectations

    b) (AmL) ( alcanzar hasta)

    ¿cuánto da ese coche? — how fast can that car go?

    da 150 kilómetros por hora — it can do o go 150 kilometers an hour

    11) (causar, provocar)

    estos niños dan tanto trabajo! — these kids are such hard work!; (+ me/te/le etc)

    ¿no te da calor esa camisa? — aren't you too warm in that shirt?

    este coche no me ha dado problemas — this car hasn't given me any trouble; ver tb asco, hambre, miedo, etc

    dar que + inf: el jardín da muchísimo que hacer there's always such a lot to do in the garden; lo que dijo me dio que pensar — what he said gave me plenty to think about; ver tb dar III 1)

    12) ( presentar) < concierto> to give

    ¿qué dan esta noche en la tele? — what's on TV tonight? (colloq)

    ¿dónde están dando esa película? — where's that film showing?

    13)
    a) < fiesta> to give; <baile/banquete> to hold
    b) < conferencia> to give; < discurso> (AmL) to make
    c) (CS) < examen> to take o (BrE) sit; ver tb clase 5)

    dar un grito/un suspiro — to give a shout/heave a sigh

    dar un paso atrás/adelante — to take a step back/forward

    dame un beso/abrazo — give me a kiss/hug; ver tb golpe, paseo, vuelta, etc

    15) ( considerar)

    dar algo/a alguien por algo: lo dieron por muerto they gave him up for dead; doy por terminada la sesión I declare the session closed; ese tema lo doy por sabido I'm assuming you've already covered that topic; puedes dar por perdido el dinero you can say goodbye to that money; dalo por hecho! consider it done!; si apruebo daré el tiempo por bien empleado — if I pass it will have been time well spent

    2.
    dar vi
    1)
    a) ( entregar)

    no puedes con todo, dame que te ayudo — you'll never manage all that on your own, here, let me help you

    ¿me das para un helado? — can I have some money for an ice cream?

    b) ( en naipes) to deal
    2) (ser suficiente, alcanzar)

    dar para algo/alguien: este pollo da para dos comidas this chicken will do for two meals; con una botella no da para todos one bottle's not enough to go round; (+ me/te/le etc) eso no te da ni para un chicle you can't even buy a piece of chewing gum with that; no me dio (el) tiempo I didn't have time; dar de sí to stretch; qué poco dan de sí mil pesetas! a thousand pesetas doesn't go very far!; no dar para más: su inteligencia no da para más that's as much as his brain can cope with; lo que gano no da para más what I earn doesn't go any further; la fiesta no daba para más — the party was beginning to wind down

    a) puerta to give onto, open onto; ventana to look onto, give onto
    b) fachada/frente ( estar orientado hacia) to face
    c) ( llegar hasta) río to flow into, go into; calle to lead to

    el análisis le dio positivo/negativo — her test was positive/negative

    ¿cuánto da la cuenta? — what does it come to?

    5) ( importar)

    da lo mismo, ya iremos otro día — it doesn't matter, we'll go another day

    ¿qué más da un color que otro? — what difference does it make what color it is?; (+ me/te/le etc)

    ¿el jueves o el viernes? - me da igual — Thursday or Friday? - I don't mind o it doesn't make any difference to me

    ¿y a ti qué más te da si él viene? — what's it to you if he comes? (colloq)

    6)
    a) (pegar, golpear)

    darle a alguien — to hit somebody; ( como castigo) to smack somebody

    le dio en la cabeza/con un palo — he hit him on the head/with a stick

    b) (fam) (a tarea, asignatura)

    darle a algo: me pasé todo el verano dándole al inglés I spent the whole summer working on my English; cómo le da al vino! he really knocks back o (AmE) down the wine (colloq); cómo le han dado al queso! ya casi no queda! — they've certainly been at the cheese, there's hardly any left! (colloq)

    c) ( acertar) to hit

    dar en el blanco/el centro — to hit the target/the bull's-eye

    7) (accionar, mover)

    darle a algo — a botón/tecla to press something; a interruptor to flick something; a manivela to turn something; (+ compl)

    8)

    dale que dale or (Esp) dale que te pego! — (fam)

    dale que dale con lo mismo! — stop going on about it!

    b) (RPl fam) ( instando a hacer algo) come on

    dale, prestámelo — come on o go on, lend it to me

    9) dar con ( encontrar) < persona> to find; < solución> to hit upon, find; < palabra> to come up with
    10) (acometer, sobrevenir) (+ me/te/le etc)

    me va a dar algo — (fam) I'm going to have a fit (colloq); ver tb dar verbo transitivo II 3, escalofrío, frío, gana, etc

    11) (hablando de manías, ocurrencias)

    darle a alguien por + inf — to take to -ing

    le ha dado por decir que... — he's started saying that...

    12) sol/viento/luz
    3.
    1) darse v pron
    2) ( producirse) to grow
    3) ( presentarse) oportunidad/ocasión to arise
    4) ( resultar) (+ me/te/le etc)

    ¿cómo se te da a ti la costura? — are you any good at sewing?

    5)
    a) (dedicarse, entregarse)

    darse a algo: se dio a la bebida she took to drink; se ha dado por entero a su familia/a la causa — she has devoted herself entirely to her family/to the cause

    b) (CS, Ven) ( ser sociable)
    6)

    me di una ducha — I took o had a shower

    dárselas de algo: se las da de que sabe mucho he likes to make out he knows a lot; dárselas de listo to act smart; ¿y de qué se las da ése? — who does he think he is?

    b) (golpearse, pegarse)

    no te vayas a dar con la cabeza contra el techo — don't hit o bang your head on the ceiling

    c) (recípr)

    se estaban dando (de) patadas/puñetazos — they were kicking/punching each other

    darse por algo: con eso me daría por satisfecha I'd be quite happy with that; darse por vencido — to give up; ver tb aludir a, enterado 1

    * * *
    = allow, give, issue, pitch, hand over, pass over, give away, give out, get + free.
    Ex. Folders allow a set of papers to be kept together when a set on a given topic is removed from the file.
    Ex. An abstract of a bibliography can be expected to note whether author affiliations are given = Es de esperar que el resumen de una bibliografía indique si se incluyen los lugares de trabajo de los autores.
    Ex. Once a user is registered, a password will be issued which provides access to all or most of the data bases offered by the host as and when the user wishes.
    Ex. Thus pitching instructions at the right level can be difficult.
    Ex. Eventually, teachers should be able to ' hand the chalk over to the students' and take a back seat.
    Ex. She also indicated in passing that in future authors would not automatically pass over the copyright of research results in papers to publishers.
    Ex. This must be done in a fully commercial way, not by giving away machines or paper, nor by giving away imported books.
    Ex. Similarly, equipment such as this can often give out quite a lot of heat which has to be adequately dissipated.
    Ex. Most people know 'earbuds' as the cheap-o earphones you get free with a cell phone.
    ----
    * acción de dar un nombre a Algo = naming.
    * antes de darse cuenta = before + Pronombre + know what + happen, before + Pronombre + know it.
    * con la sabiduría que da la experiencia = with the benefit of hindsight.
    * cosas que dan miedo = things that go bump in the night.
    * da la casualidad = as it happens.
    * dale alas a tu imaginación = let + your imagination fly!.
    * dando sacudidas = jerkily.
    * dar el esquinazo a = give + Nombre + a wide berth.
    * dar a = look onto, give onto, overlook.
    * dar a Algo el nombre de = earn + Nombre + the name of.
    * dar a Algo más importancia de la que tiene = oversell.
    * dar a Algo una nueva dimensión = take + Nombre + into a new dimension.
    * dar a Algo una nueva perspectiva = give + Nombre + a new twist.
    * dar a Alguien el beneficio de la duda = give + Nombre + the benefit of the doubt.
    * dar a Alguien una mano y te cogen el brazo = give + Pronombre + an inch and + Pronombre + take a mile, give + Pronombre + an inch and + Pronombre + take a mile.
    * dar a Alguien una oportunidad de triunfar = give + Nombre + a fighting chance.
    * dar a Alguien una palmada en la espalda = pat + Alguien + on the back for + Algo.
    * dar a Alguien una palmadita en la espalda = pat + Alguien + on the back for + Algo.
    * dar a Alguien una puñalada por la espalda = stab + Alguien + in the back.
    * dar a Alguien una puñalada trapera = stab + Alguien + in the back.
    * dar a Alguien un margen de confianza = give + Nombre + the benefit of the doubt.
    * dar abasto = cope.
    * dar abasto con = cope with.
    * dar acceso = provide + access.
    * dar acceso a = give + access to.
    * dar a conocer = bring to + the attention, communicate, publicise [publicize, -USA], report, articulate, make + known.
    * dar a conocer la presencia de = make + Posesivo + presence known.
    * dar a entender = give to + understand, hint, send + a clear signal that, lull + Nombre + into thinking, insinuate, intimate.
    * dar agua = lose + water, leak.
    * dar a la calle = give onto + the street.
    * dar a la caza de = chase down.
    * dar Algo a conocer = get + the word out.
    * dar alguna esperanza = give + some cause for hope.
    * dar al traste con los planes = upset + the applecart.
    * dar al traste con + Posesivo + planes = upset + Posesivo + plans, ruin + Posesivo + plans.
    * dar al traste con todo = upset + the applecart.
    * dar a luz = birth, deliver.
    * dar a luz a = give + birth to.
    * dar ánimos = give + a word of encouragement, hearten.
    * dar apoyo = give + support, support, provide + support.
    * dar asco = stink, disgust.
    * dar aullidos = caterwaul.
    * dar autoría = lend + authoritativeness.
    * dar autoridad a Algo = lend + authority to.
    * dar bandazos = lurch.
    * dar bastante importancia a = place + great store on.
    * dar brillo a = buff, buff up.
    * dar buen uso a Algo = put to + good use.
    * dar cabida a = accommodate, include, hold, take, make + room (for), leave + room for, leave + room for.
    * dar cabida al crecimiento = accommodate + growth.
    * dar caladas = puff.
    * dar calidad = deliver + value.
    * dar caprichos = pamper.
    * dar cera = wax.
    * dar chillidos = shriek.
    * dar cien mil vueltas = beat + Nombre + hands down, win + hands down.
    * dar clase = give + a lesson, teach + class, teach + lesson, hold + class.
    * dar coba = toady, fawn (on/upon/over).
    * dar comienzo a = give + a start to.
    * dar como ejemplo = cite + as an example.
    * dar como norma = rule.
    * dar como resultado = add up to, result (in), lead to.
    * dar con = hit on/upon, put + Posesivo + finger on, stumble on.
    * dar conferencia = lecture.
    * dar consejo sobre = give + advice on.
    * dar consentimiento = give + licence.
    * dar con una esponja húmeda = sponging.
    * dar con una idea = hit on/upon + idea.
    * dar con una solución = come up with + solution.
    * dar coraje = peeve.
    * dar corte = self-conscious, feel + shy.
    * dar credibilidad = give + credence, lend + credence, bestow + credibility, provide + credibility.
    * dar crédito = give + credence.
    * dar cualquier cosa por Algo = give + an eye-tooth for/to.
    * dar cuenta = render + an account of.
    * dar cuenta de = account for.
    * dar cuenta de Algo = be held to account.
    * dar cuerda a un reloj = wind + clock.
    * dar cuerpo = give + substance.
    * dar cuerpo a = flesh out.
    * dar cuerpo y forma a = lend + substance and form to.
    * dar datos de = give + details of.
    * dar de alta = discharge from + hospital.
    * dar de baja = take out of + circulation.
    * dar de cara a = front.
    * dar de comer = feed.
    * dar de lado = short-circuit [shortcircuit], give + Nombre + the cold shoulder.
    * dar de lleno = hit + home.
    * dar de mala gana = begrudge, grudge.
    * dar de mamar = breast-feeding [breastfeeding].
    * dar de mamar a = breast-feed [breastfeed].
    * dar demasiada información y muy rápidamente = trot out.
    * dar de qué hablar = raise + eyebrows, fuel + rumours, give + rise to rumours.
    * dar de quilla = keel over.
    * dar derecho a = entitle to.
    * dar descanso de = give + relief from.
    * dar de sí = stretch out.
    * dar detalles de = give + details of.
    * dar de Uno mismo = give of + Reflexivo.
    * dar dinero = pay + money, donate + Posesivo + money.
    * dar dirección = lend + direction.
    * dar directrices = give + guidance, provide + guidance.
    * dar duro = pack + a wallop.
    * dar ejemplo = set + an example, lead by + example.
    * dar ejemplo de = illustrate.
    * dar el brazo a torcer = give in to.
    * dar el brazo derecho = give + Posesivo + right arm.
    * dar el do de pecho = do + Posesivo + best, pull out + all the stops, do + Posesivo + utmost.
    * dar el efecto de = give + the effect of.
    * dar el esquinazo = dodge.
    * dar el esquinazo a = steer + clear of, steer away from.
    * dar el golpe de gracia = administer + the coup de grace, deliver + the coup de grace.
    * dar el nombre = label.
    * dar el oro y el moro = give + Posesivo + right arm.
    * dar el pecho = breast-feed [breastfeed].
    * dar el pésame = pass + Posesivo + condolences.
    * dar el pistoletazo de salida = fire + the starting gun.
    * dar el primer paso = make + a start, take + the first step.
    * dar el puntillazo a = put + an end to, bring + an end to, bring to + an end.
    * dar el salto = make + the leap.
    * dar el todo por el todo = give + Posesivo + all.
    * dar el último empujón = go + the last mile, go + the extra mile.
    * dar el último repaso = tie + the pieces together.
    * dar el visto bueno = approve, clear, give + green light, give + the go-ahead.
    * dar el visto bueno a una factura = clear + invoice.
    * dar el/un espectáculo = make + a spectacle of + Reflexivo.
    * dar empujones = shove.
    * dar en el blanco = hit + the bull's eye, strike + home, put + Posesivo + finger on, hit + the truth, hit + home.
    * dar en el clavo = hit + the nail on the head, be spot on, strike + home, put + Posesivo + finger on, hit + the truth.
    * dar en el larguero = hit + the crossbar, hit + the crossbar.
    * dar en el travesaño = hit + the crossbar.
    * dar energía = energise [energize, -USA].
    * dar énfasis = give + emphasis, place + stress, give + stress.
    * dar énfasis a = place + emphasis on.
    * dar en garantía = pawn.
    * dar en la diana = hit + home.
    * dar en mano = hand (over).
    * dar entrada = enter.
    * dar esperanza = nurture + hope, give + hope, bring + visions of.
    * dar esperanzas = raise + expectations, raise + hopes.
    * dar estímulo = provide + boost.
    * dar evasivas = stonewall, play for + time.
    * dar evidencia = furnish with + evidence.
    * dar fe = attest, certify.
    * dar fe de = testify (to/of), vouch (for), be testimony to.
    * dar fe de que = attest to + the fact that.
    * dar fin = bring to + a close, draw to + a close, wind down.
    * dar forma = become + cast, give + shape, shape, mould [mold, -USA], inform.
    * dar forma cuadrada = square.
    * dar fruto = bear + fruit, come to + fruition.
    * dar fuerte = pack + a wallop.
    * dar fuerza = empower, bring + strength.
    * dar gato por liebre = buy + a pig in a poke, pass off + a lemon.
    * dar golpes = pound.
    * dar gracias por lo que Uno tiene = count + Posesivo + blessings.
    * dar gritos = shriek, shout.
    * dar guerra = act up, play up.
    * dar gustirrinín = tickle + Posesivo + fancy.
    * dar gusto = oblige, bring + pleasure, flavour [flavor, -USA].
    * dar hipo = hiccup.
    * dar ideas = offer + clues.
    * da rienda suelta a tu imaginación = let + your imagination fly!.
    * dar ímpetu = lend + force, give + impetus.
    * dar importancia = attach + importance, give + prominence, stress, give + pre-eminence, give + relevance, place + importance, give + importance.
    * dar importancia a = give + weight to, place + emphasis on, attach + weight to, create + a high profile for, give + a high profile, place + weight on.
    * dar importancia a Algo = put + Algo + on the agenda, be on the agenda.
    * dar indicios de = show + signs of.
    * dar indicios y pistas = drop + hints and clues.
    * dar información = provide + information, give + information, release + information.
    * dar información adicional = give + further details.
    * dar información de = give + details of.
    * dar interés = spice up, add + spice.
    * dar la alarma = sound + alarm.
    * dar la apariencia de = place + a veneer of.
    * dar la bienvenida = welcome.
    * dar la casualidad que + Indicativo = happen to + Infinitivo, chance to + Infinitivo.
    * dar la cuenta atrás = count + Nombre + out.
    * dar la enhorabuena = give + congratulations.
    * dar la entrada para = make + a deposit on.
    * dar la espalda = turn + aside.
    * dar la idea = give + the impression that.
    * dar la imagen = give + the impression that.
    * dar la impresión = convey + impression, strike + Pronombre Personal, give + the impression that, confer + impression, come off as.
    * dar la impresión de = contrive, conjure up + a picture of, come across as.
    * dar la impresión de seriedad en el trabajo = appear + businesslike.
    * dar la la lata = nag (at).
    * dar la lata = play up.
    * dar la mano = extend + Posesivo + hand.
    * dar la mano derecha = give + Posesivo + right arm.
    * dar la murga = be a pest.
    * dar la noticia = give + the news.
    * dar la opinión sobre = give + opinion on.
    * dar la oportunidad = give + chance.
    * dar la oportunidad de = present with + opportunities for, allow + the opportunity to.
    * dar la oportunidad de expresarse libremente = give + voice to.
    * dar la oportunidad de opinar = give + voice to.
    * dar la puntilla a = put + an end to, bring + an end to, bring to + an end.
    * dar largas = stonewall, play for + time, fob + Alguien + off with + Algo.
    * dar las cosas masticadas = spoon-feeding [spoonfeeding], spoon-feed [spoon feed/spoonfeed].
    * dar la sensación = give + a sense.
    * dar la sensación de = give + the effect of.
    * dar la señal = give + the word, give + the signal.
    * dar la señal de alarma = sound + the clarion.
    * dar la señal de alerta = sound + the clarion.
    * dar la señal de estar listo = prompt.
    * dar lástima = feel + sorry for, pity.
    * dar la talla = be up to the mark, be up to scratch, measure up (to), be up to snuff, make + the cut.
    * dar latigazos = lash.
    * dar la vida = lay down + Posesivo + life, give + Posesivo + life.
    * dar la vuelta = turn + Nombre + (a)round, flip, swing around, swing back, turn (a)round.
    * dar la vuelta a = round, turn on + its head.
    * dar la vuelta en el aire = give + a toss.
    * darle a Alguien carta blanca = give + Nombre + a blank cheque.
    * darle a Alguien un cheque en blanco = give + Nombre + a blank cheque.
    * darle a la botella = booze.
    * darle a la lengua = shoot + the breeze, shoot + the bull.
    * darle a la manivela de arranque = turn + the crank.
    * darle alas a Alguien = let + Nombre + do things + Posesivo + (own) way.
    * darle al palique = gas.
    * darle a Uno escalofríos por Algo desagradable = make + Nombre + flinch.
    * darle caña = hurry up, get + a move on, put + pressure on.
    * darle caña a = have + a go at, get + stuck into.
    * dar lecciones = give + lessons.
    * darle cien mil vueltas a Alguien = knock + spots off + Nombre.
    * darle el puntillazo = nail it.
    * darle la razón a Alguien = side in + Posesivo + favour.
    * darle largas = play + Nombre + along.
    * darle largas a Algo = drag + Posesivo + feet, drag + Posesivo + heels.
    * darle la vuelta a la tortilla = turn + the tables (on).
    * darle sopas con hondas a Alguien = knock + spots off + Nombre.
    * darle una interpretación = give + interpretation.
    * darle una lección a Alguien = school.
    * darle una paliza a Alguien = take + Nombre + to the cleaners, give + Nombre + a beating, school.
    * darle un buen repaso a Alguien = take + Nombre + to the cleaners.
    * darle un repaso a = buff up on, brush up on.
    * darle un repaso a Alguien = school.
    * darle vueltas a = dwell on/upon.
    * darle vueltas a Algo = mull over, agonise over [agonize, -USA].
    * darle vueltas a la idea = toy with, toy with + idea of.
    * darle vueltas a la idea de = flirt with + the idea of.
    * darle vueltas a un asunto = chew + the cud.
    * darle vueltas a un problema = puzzle over + problem.
    * dar libertad = give + licence.
    * dar libertad a un esclavo = manumit.
    * dar libertad para + Infinitivo = afford + the freedom to + Infinitivo.
    * dar lo mejor de Uno mismo = give of + Posesivo + best.
    * dar los pasos necesarios = take + steps.
    * dar los primeros pasos en = venture into.
    * dar los últimos retoques a = put + the finishing touches on.
    * dar lugar = produce.
    * dar lugar a = cause, generate, give + rise to, mean, result (in), leave + room for, bring about, lead to, cause, open + the door to, give + cause to, give + occasion to.
    * dar lugar a la reflexión = provide + food for thought.
    * dar lugar a problemas = give + rise to problems.
    * dar lugar a queja = evoke + complaint.
    * dar lugar a rumores = fuel + rumours, give + rise to rumours.
    * dar luz verde = give + green light, give + the go-ahead.
    * dar mala impresión = look + bad.
    * dar marcha atrás = do + an about-face, back up, backpedal [back-pedal].
    * dar masaje = massage.
    * dar más de sí = go further.
    * dar más explicaciones = elaborate on.
    * dar materia para la reflexión = provide + food for thought.
    * dar mayor importancia a = give + pride of place to.
    * dar media vuelta = do + an about-face.
    * dar mejora (en) = give + improvement (in).
    * dar menos de lo debido = shortchange.
    * dar mucha importancia = put + a premium on.
    * dar mucho en qué pensar = give + Nombre + much to think about, give + Nombre + a lot to think about.
    * dar mucho valor a Algo = value + Nombre + highly.
    * dar muestras de = show + signs of.
    * dar + Nombre + una oportunidad = give + Nombre + a fair chance.
    * dar notoriedad a = create + a high profile for, give + a high profile.
    * dar nueva forma = reformat [re-format].
    * dar nueva vida = give + Nombre + new life, give + a second life.
    * dar opción = give + option.
    * dar origen = mother.
    * dar origen a = give + rise to, bring about, lead to, give + cause to, give + occasion to.
    * dar otro paso muy importante = reach + another milestone.
    * dar pábulo a = fuel, spark off.
    * dar pábulo a rumores = fuel + rumours, give + rise to rumours.
    * dar palos de ciego = grope (for/toward).
    * dar pánico = scare + the living daylights out of, frighten + the living daylights out of, dread, scare + the hell out of.
    * dar parte de = report.
    * dar paso (a) = give + way (to), yield to, make + way (for).
    * dar patadas en el estómago = stick in + Posesivo + craw.
    * dar pavor = be scared stiff, be frightened to death, be petrified of, be terrified, scare + the living daylights out of, frighten + the living daylights out of, scare + the hell out of.
    * dar pecho = breast-feeding [breastfeeding].
    * dar pereza = can't/couldn't be bothered.
    * dar permiso = give + permission, give + time off, grant + Alguien + leave.
    * dar permiso en el trabajo = give + time off work.
    * dar pie a = spark off, give + rise to, bring about, lead to, cause, open + the door to, give + cause to, give + occasion to.
    * dar pisotones = stomp.
    * dar pistas = throw + hints.
    * dar pistas falsas = throw out + false leads.
    * dar placer = give + pleasure, give + enjoyment.
    * dar poderes = give + powers.
    * dar por = tickle + Posesivo + fancy.
    * dar por concluido = put to + bed, close + the book on.
    * dar por culo = piss + Nombre + off.
    * dar por descontado = take for + granted, discount.
    * dar por hecho = take for + granted.
    * dar por perdido = be past praying for, write off.
    * dar por saldado = close + the book on.
    * dar por seguro que = rest + assured that.
    * dar por sentado = take for + granted.
    * dar por sentado Algo que realmente no lo está = beg + the question.
    * dar + Posesivo + vida = give + Posesivo + all.
    * dar preferencia = give + preference.
    * dar prestigio = lend + authoritativeness.
    * dar prioridad = award + priority, emphasise [emphasize, -USA], give + priority, give + precedence, assign + priority, give + preference.
    * dar prioridad a = give + pride of place to, place + emphasis on, prioritise [prioritize, -USA].
    * dar prioridad a algo = make + a priority.
    * dar problemas = play up.
    * dar propina = tipping.
    * dar pruebas = provide + evidence.
    * dar publicidad = publicise [publicize, -USA], give + publicity.
    * dar puntapiés = kick + Posesivo + feet.
    * dar punzadas = throb, twinge.
    * dar quebraderos de cabeza = give + headaches.
    * dar que hablar = fuel + rumours, give + rise to rumours, raise + eyebrows.
    * dar quehacer = make + trouble.
    * dar rabia = incense, gall, peeve.
    * dar razón de ser = bring + purpose.
    * dar recompensa = mete out + reward.
    * dar registro = accession.
    * dar relevancia = give + relevance.
    * dar relevancia a = create + a high profile for, give + a high profile.
    * dar relevancia a Algo = put + Algo + on the agenda.
    * dar resoplidos = chug.
    * dar respuesta = provide + answer, elicit + answer, develop + answer.
    * dar resultado = be successful, give + result, work, pay off, be a success, pay.
    * dar resultados = produce + results.
    * dar rienda suelta = unleash.
    * dar rienda suelta a = give + free rein to, allow + vent for, give + vent to, vent.
    * dar rienda suelta a + Nombre = let + Nombre + run riot.
    * dar riqueza a = add + richness to.
    * dar risitas = giggle.
    * dar sabor = spice up, add + spice.
    * dar salida a = vent.
    * dar saltitos = hop, skip.
    * dar sangre = donate + Posesivo + blood.
    * darse = appear, occur.
    * darse a = lend + Reflexivo + to.
    * darse aires = strut.
    * darse aires de grandeza = give + Reflexivo + such airs, aggrandise + Reflexivo.
    * darse a la fuga = flee, lam (it), go into + hiding, make + a quick getaway, take to + Posesivo + heels, run off.
    * darse a los demás = give of + Reflexivo.
    * darse con un canto en los dientes = count + Reflexivo + lucky, think + Reflexivo + lucky, consider + Reflexivo + lucky.
    * darse cuenta = become + aware, dawn on, detect, perceive, find, note, make + aware, come to + realise, wise up, reach + understanding, eye + catch, strike + home, suss (out), hit + home.
    * darse cuenta de = be aware of, be cognisant of, realise [realize, -USA], sense, wake up to, sink in, become + cognisant of, see through.
    * darse cuenta del peligro que = see + the danger that.
    * darse cuenta de un problema = alight on + problem.
    * darse de baja de una suscripción = unsubscribe.
    * darse el caso que + Indicativo = happen to + Infinitivo, chance to + Infinitivo.
    * darse el gusto de = indulge in.
    * darse el gusto de comprar = splurge on.
    * darse el lote = snog, neck.
    * darse el lujo de = splurge on.
    * darse golpes de pecho = beat + Posesivo + breast.
    * darse golpes en el pecho = beat + Posesivo + breast.
    * darse la mano = join + hands, shake + hand.
    * dárselas de = fancy + Reflexivo.
    * dársele Algo bien a Uno = be good at.
    * dársele a Uno bien las plantas = have + a green thumb, have + green fingers.
    * dársele a Uno mejor Algo = be better at.
    * dársele mejor a Uno = do + best.
    * darse media vuelta = turn on + Posesivo + heel.
    * darse (muchos) aires = give + Reflexivo + such airs, aggrandise + Reflexivo.
    * dar sentido = make + sense (out) of, make + sense of life.
    * dar sentido a = make + meaningful, give + meaning to.
    * dar sentido a las cosas = sense-making, meaning making.
    * dar sentido a la vida = give + meaning to life.
    * dar sentido a + Posesivo + vida = make + sense of + Posesivo + life.
    * dar señales de = show + signs of.
    * dar señales de vida = show + signs of life.
    * darse por afortunado = count + Reflexivo + lucky, think + Reflexivo + lucky, consider + Reflexivo + lucky.
    * darse por aludido = take + things personally, take + a hint, take + things personally, get + a hint.
    * darse por derrotado = sound + note of defeat.
    * darse por vencido = throw in + the towel, throw in/up + the sponge.
    * darse prisa = hurry, hurry up, get on + Posesivo + running shoes, shake + a leg, hot-foot it to, make + haste, rattle + Posesivo + dags, get + a wiggle on, put + Posesivo + skates on, get + Posesivo + skates on, get + a move on.
    * darse prisa con calma = make + haste slowly.
    * dar servicio = service.
    * darse una comilona = make + a pig of + Reflexivo, pig out (on).
    * darse una leche = come + a cropper.
    * darse un apretón de manos = clasp + hands.
    * darse una situación más esperanzadora = sound + a note of hope.
    * darse un atracón = make + a pig of + Reflexivo, pig out (on), stuff + Posesivo + face.
    * darse una transacción económica = cash + change hands.
    * darse una tripotada = make + a pig of + Reflexivo, pig out (on).
    * darse una vacante = occur + vacancy.
    * darse un baño de sol = sunbathe.
    * darse un chapuzón = take + a dip.
    * darse un descanso = give + Reflexivo + a break, rest on + Posesivo + oars.
    * darse un festín de = feast on.
    * darse un garbeo = mosey.
    * darse un porrazo = come + a cropper.
    * darse un respiro = lie on + Posesivo + oars, rest on + Posesivo + oars.
    * darse un tortazo = come + a cropper.
    * dar significado = imbue with + meaning.
    * dar sombra = shade.
    * dar su conformidad a = assent to.
    * dar sugerencias = give + suggestions.
    * dar terror = scare + the living daylights out of.
    * dar testimonio = bear + witness, give + testimony.
    * dar tiempo = give + time, donate + Posesivo + time.
    * dar tiempo a Alguien = give + Nombre + some time.
    * dar título = title.
    * dar todo de Uno mismo = give of + Posesivo + best.
    * dar todo el oro del mundo = give + Posesivo + right arm.
    * dar tono = tone.
    * dar trabajo = present + burden.
    * dar una advertencia = raise + caveat, issue + warning.
    * dar una apariencia de = provide + a semblance of, give + a semblance of.
    * dar una azotaina = spank.
    * dar una bofetada = cuff, slap.
    * dar una bofetada a Alguien = give + Nombre + a slap in the face.
    * dar una buena paliza = whitewash, thrash.
    * dar una cabezadita = nap, catching 10, napping.
    * dar una carcajada = give + a laugh, let out + a laugh.
    * dar una charla = give + address, give + a talk, give + a presentation, give + speech.
    * dar una conferencia = deliver + talk, make + a speech, give + speech, deliver + lecture, give + a lecture.
    * dar una contractura muscular = pull + a muscle.
    * dar una cornada = gore.
    * dar una excusa = give + excuse.
    * dar una explicación = present + explanation.
    * dar una falsa impresión = keep up + facade, put on + an act.
    * dar una fiesta = give + a party.
    * dar una galleta = slap.
    * dar una guantada = slap.
    * dar una idea = give + idea, give + glimpse, provide + an understanding.
    * dar una idea de = give + a feel for, give + indication, provide + a glimpse of, give + a flavour of, be indicative of, provide + insight into, give + a picture, give + an insight into, give + an inkling of.
    * dar una idea general = put in + the picture, give + a general picture, paint + a broad picture.
    * dar una imagen = convey + image, present + picture, paint + a picture, present + an image, present + a picture.
    * dar una imagen de = give + an impression of.
    * dar una impresión = make + an impression, leave + an impression, present + an image.
    * dar una impresión de = give + an impression of.
    * dar una impresión equivocada = send + the wrong signals.
    * dar una lección de humildad = humble.
    * dar una llamada de atención = sound + a wake-up call.
    * dar una norma = give + prescription.
    * dar una opinión = offer + opinion.
    * dar una oportunidad = give + opportunity, provide + opportunity, grant + opportunity, present + an opportunity, create + opportunity.
    * dar una oportunidad a Alguien = give + Nombre + a head start.
    * dar una orden = issue + command, issue + instruction.
    * dar una paliza = clobber, pummel, slaughter, knock + the living daylights out of, knock + the hell out out of, whip, whitewash, thrash, wallop, lick, baste, take + a pounding, take + a beating, belt, trounce, beat + Nombre + (all) hollow.
    * dar una paliza a Alguien = beat + Nombre + up, beat + Nombre + black and blue.
    * dar una patada = kick, boot.
    * dar una pista = give + a hint.
    * dar una posibilidad = afford + opportunity.
    * dar un apretón de manos = shake + hand.
    * dar una rabieta = throw + a tantrum.
    * dar una razón = give + reason.
    * dar una respuesta = furnish + answer, frame + response.
    * dar una sacudida = give + a shake, give + a jerk.
    * dar una segunda oportunidad = give + a second chance.
    * dar una segunda vida = give + a second life.
    * dar una solución = provide + solution, develop + solution.
    * dar una solución por buena que realmente no lo es = beg + the solution.
    * dar un aspecto + Adjetivo = give + a + Adjetivo + look.
    * dar un ataque de nervios = have + an attack of hysterics.
    * dar una torta = slap.
    * dar una torta a Alguien = give + Nombre + a slap in the face.
    * dar una tunda = trounce.
    * dar una ventaja = give + Nombre + an edge.
    * dar una ventaja a Alguien = give + Nombre + a head start.
    * dar una visión = present + view, provide + an understanding.
    * dar una visión general = give + a general picture.
    * dar una visión global = give + overview, present + an overview, present + an overall picture, give + an overall picture, overview.
    * dar una visión total = give + a complete picture.
    * dar un aviso = make + warning.
    * dar una voltereta = somersault, do + a somersault, summersault.
    * dar una voz = holler.
    * dar una vuelta de campana = capsize, somersault, do + a somersault, summersault.
    * dar una vuelta en coche = go out for + a drive.
    * dar un berrinche = throw + a tantrum.
    * dar un beso de despedida = kiss + Nombre + goodbye.
    * dar un bocado a = take + a bite out of.
    * dar un bofetón = cuff, slap.
    * dar un bofetón a Alguien = give + Nombre + a slap in the face.
    * dar un cachete = spank, cuff, slap.
    * dar un cachete a Alguien = slap + Nombre + on the wrist.
    * dar un calambre = cramp.
    * dar un chillido = holler.
    * dar un comienzo a = give + a start to.
    * dar un coscorrón = cuff.
    * dar un ejemplo = give + example.
    * dar un empujón = give + a boost.
    * dar un golpe = knock.
    * dar un golpe por detrás = rear-end.
    * dar un gran paso adelante = reach + milestone.
    * dar un grito = holler.
    * dar un guantazo = slap.
    * dar un hachazo = hack.
    * dar un hervor = parboil.
    * dar un impulso = kick-start [kickstart].
    * dar un lavado de cara = spruce up.
    * dar un manotazo = swat at, cuff, slap.
    * dar un manotazo a Alguien = give + Nombre + a slap in the face.
    * dar un nivel de prioridad alto = put + Nombre + high on + Posesivo + list of priorities.
    * dar un nuevo acabado = refinish.
    * dar un nuevo impulso = pep up.
    * dar un nuevo nombre = rename.
    * dar un ojo de la cara por Algo = give + an eye-tooth for/to.
    * dar unos azotes = spank.
    * dar un paseo = take + a stroll.
    * * *
    1.
    verbo transitivo
    1) ( entregar) to give

    500 dólares ¿quién da más? — any advance on 500 dollars?; conocer verbo transitivo 3b, entender verbo transitivo 2b

    2) (regalar, donar) to give

    ¿me lo prestas? - te lo doy, no lo necesito — can I borrow it? - you can keep it, I don't need it

    tener para dar y vender — to have plenty to spare

    3) <cartas/mano> to deal
    4)
    a) ( proporcionar) <fuerzas/valor/esperanza> to give
    b) (Mús) to give

    ¿me das el la? — can you give me an A?

    5) (conferir, aportar) <sabor/color/forma> to give
    6)
    a) ( aplicar) to give
    b) <sedante/masaje> to give
    7)
    a) ( conceder) <prórroga/permiso> to give

    nos dieron un premio — we won o got a prize

    b) (RPl) ( calcular)

    ¿qué edad le das? — how old do you think he is?

    8)
    a) (expresar, decir)

    ¿le diste las gracias? — did you thank him?, did you say thank you?

    dales saludos — give/send them my regards

    me dio su parecer or opinión — she gave me her opinion

    b) (señalar, indicar)

    me da ocupado or (Esp) comunicando — the line's busy o (BrE) engaged

    9) ( producir) <fruto/flor> to bear

    esos bonos dan un 7% — those bonds yield 7%

    10)
    a) ( rendir)

    ha dado todo lo que esperaba de él — he has lived up to my/his expectations

    b) (AmL) ( alcanzar hasta)

    ¿cuánto da ese coche? — how fast can that car go?

    da 150 kilómetros por hora — it can do o go 150 kilometers an hour

    11) (causar, provocar)

    estos niños dan tanto trabajo! — these kids are such hard work!; (+ me/te/le etc)

    ¿no te da calor esa camisa? — aren't you too warm in that shirt?

    este coche no me ha dado problemas — this car hasn't given me any trouble; ver tb asco, hambre, miedo, etc

    dar que + inf: el jardín da muchísimo que hacer there's always such a lot to do in the garden; lo que dijo me dio que pensar — what he said gave me plenty to think about; ver tb dar III 1)

    12) ( presentar) < concierto> to give

    ¿qué dan esta noche en la tele? — what's on TV tonight? (colloq)

    ¿dónde están dando esa película? — where's that film showing?

    13)
    a) < fiesta> to give; <baile/banquete> to hold
    b) < conferencia> to give; < discurso> (AmL) to make
    c) (CS) < examen> to take o (BrE) sit; ver tb clase 5)

    dar un grito/un suspiro — to give a shout/heave a sigh

    dar un paso atrás/adelante — to take a step back/forward

    dame un beso/abrazo — give me a kiss/hug; ver tb golpe, paseo, vuelta, etc

    15) ( considerar)

    dar algo/a alguien por algo: lo dieron por muerto they gave him up for dead; doy por terminada la sesión I declare the session closed; ese tema lo doy por sabido I'm assuming you've already covered that topic; puedes dar por perdido el dinero you can say goodbye to that money; dalo por hecho! consider it done!; si apruebo daré el tiempo por bien empleado — if I pass it will have been time well spent

    2.
    dar vi
    1)
    a) ( entregar)

    no puedes con todo, dame que te ayudo — you'll never manage all that on your own, here, let me help you

    ¿me das para un helado? — can I have some money for an ice cream?

    b) ( en naipes) to deal
    2) (ser suficiente, alcanzar)

    dar para algo/alguien: este pollo da para dos comidas this chicken will do for two meals; con una botella no da para todos one bottle's not enough to go round; (+ me/te/le etc) eso no te da ni para un chicle you can't even buy a piece of chewing gum with that; no me dio (el) tiempo I didn't have time; dar de sí to stretch; qué poco dan de sí mil pesetas! a thousand pesetas doesn't go very far!; no dar para más: su inteligencia no da para más that's as much as his brain can cope with; lo que gano no da para más what I earn doesn't go any further; la fiesta no daba para más — the party was beginning to wind down

    a) puerta to give onto, open onto; ventana to look onto, give onto
    b) fachada/frente ( estar orientado hacia) to face
    c) ( llegar hasta) río to flow into, go into; calle to lead to

    el análisis le dio positivo/negativo — her test was positive/negative

    ¿cuánto da la cuenta? — what does it come to?

    5) ( importar)

    da lo mismo, ya iremos otro día — it doesn't matter, we'll go another day

    ¿qué más da un color que otro? — what difference does it make what color it is?; (+ me/te/le etc)

    ¿el jueves o el viernes? - me da igual — Thursday or Friday? - I don't mind o it doesn't make any difference to me

    ¿y a ti qué más te da si él viene? — what's it to you if he comes? (colloq)

    6)
    a) (pegar, golpear)

    darle a alguien — to hit somebody; ( como castigo) to smack somebody

    le dio en la cabeza/con un palo — he hit him on the head/with a stick

    b) (fam) (a tarea, asignatura)

    darle a algo: me pasé todo el verano dándole al inglés I spent the whole summer working on my English; cómo le da al vino! he really knocks back o (AmE) down the wine (colloq); cómo le han dado al queso! ya casi no queda! — they've certainly been at the cheese, there's hardly any left! (colloq)

    c) ( acertar) to hit

    dar en el blanco/el centro — to hit the target/the bull's-eye

    7) (accionar, mover)

    darle a algo — a botón/tecla to press something; a interruptor to flick something; a manivela to turn something; (+ compl)

    8)

    dale que dale or (Esp) dale que te pego! — (fam)

    dale que dale con lo mismo! — stop going on about it!

    b) (RPl fam) ( instando a hacer algo) come on

    dale, prestámelo — come on o go on, lend it to me

    9) dar con ( encontrar) < persona> to find; < solución> to hit upon, find; < palabra> to come up with
    10) (acometer, sobrevenir) (+ me/te/le etc)

    me va a dar algo — (fam) I'm going to have a fit (colloq); ver tb dar verbo transitivo II 3, escalofrío, frío, gana, etc

    11) (hablando de manías, ocurrencias)

    darle a alguien por + inf — to take to -ing

    le ha dado por decir que... — he's started saying that...

    12) sol/viento/luz
    3.
    1) darse v pron
    2) ( producirse) to grow
    3) ( presentarse) oportunidad/ocasión to arise
    4) ( resultar) (+ me/te/le etc)

    ¿cómo se te da a ti la costura? — are you any good at sewing?

    5)
    a) (dedicarse, entregarse)

    darse a algo: se dio a la bebida she took to drink; se ha dado por entero a su familia/a la causa — she has devoted herself entirely to her family/to the cause

    b) (CS, Ven) ( ser sociable)
    6)

    me di una ducha — I took o had a shower

    dárselas de algo: se las da de que sabe mucho he likes to make out he knows a lot; dárselas de listo to act smart; ¿y de qué se las da ése? — who does he think he is?

    b) (golpearse, pegarse)

    no te vayas a dar con la cabeza contra el techo — don't hit o bang your head on the ceiling

    c) (recípr)

    se estaban dando (de) patadas/puñetazos — they were kicking/punching each other

    darse por algo: con eso me daría por satisfecha I'd be quite happy with that; darse por vencido — to give up; ver tb aludir a, enterado 1

    * * *
    = allow, give, issue, pitch, hand over, pass over, give away, give out, get + free.

    Ex: Folders allow a set of papers to be kept together when a set on a given topic is removed from the file.

    Ex: An abstract of a bibliography can be expected to note whether author affiliations are given = Es de esperar que el resumen de una bibliografía indique si se incluyen los lugares de trabajo de los autores.
    Ex: Once a user is registered, a password will be issued which provides access to all or most of the data bases offered by the host as and when the user wishes.
    Ex: Thus pitching instructions at the right level can be difficult.
    Ex: Eventually, teachers should be able to ' hand the chalk over to the students' and take a back seat.
    Ex: She also indicated in passing that in future authors would not automatically pass over the copyright of research results in papers to publishers.
    Ex: This must be done in a fully commercial way, not by giving away machines or paper, nor by giving away imported books.
    Ex: Similarly, equipment such as this can often give out quite a lot of heat which has to be adequately dissipated.
    Ex: Most people know 'earbuds' as the cheap-o earphones you get free with a cell phone.
    * acción de dar un nombre a Algo = naming.
    * antes de darse cuenta = before + Pronombre + know what + happen, before + Pronombre + know it.
    * con la sabiduría que da la experiencia = with the benefit of hindsight.
    * cosas que dan miedo = things that go bump in the night.
    * da la casualidad = as it happens.
    * dale alas a tu imaginación = let + your imagination fly!.
    * dando sacudidas = jerkily.
    * dar el esquinazo a = give + Nombre + a wide berth.
    * dar a = look onto, give onto, overlook.
    * dar a Algo el nombre de = earn + Nombre + the name of.
    * dar a Algo más importancia de la que tiene = oversell.
    * dar a Algo una nueva dimensión = take + Nombre + into a new dimension.
    * dar a Algo una nueva perspectiva = give + Nombre + a new twist.
    * dar a Alguien el beneficio de la duda = give + Nombre + the benefit of the doubt.
    * dar a Alguien una mano y te cogen el brazo = give + Pronombre + an inch and + Pronombre + take a mile, give + Pronombre + an inch and + Pronombre + take a mile.
    * dar a Alguien una oportunidad de triunfar = give + Nombre + a fighting chance.
    * dar a Alguien una palmada en la espalda = pat + Alguien + on the back for + Algo.
    * dar a Alguien una palmadita en la espalda = pat + Alguien + on the back for + Algo.
    * dar a Alguien una puñalada por la espalda = stab + Alguien + in the back.
    * dar a Alguien una puñalada trapera = stab + Alguien + in the back.
    * dar a Alguien un margen de confianza = give + Nombre + the benefit of the doubt.
    * dar abasto = cope.
    * dar abasto con = cope with.
    * dar acceso = provide + access.
    * dar acceso a = give + access to.
    * dar a conocer = bring to + the attention, communicate, publicise [publicize, -USA], report, articulate, make + known.
    * dar a conocer la presencia de = make + Posesivo + presence known.
    * dar a entender = give to + understand, hint, send + a clear signal that, lull + Nombre + into thinking, insinuate, intimate.
    * dar agua = lose + water, leak.
    * dar a la calle = give onto + the street.
    * dar a la caza de = chase down.
    * dar Algo a conocer = get + the word out.
    * dar alguna esperanza = give + some cause for hope.
    * dar al traste con los planes = upset + the applecart.
    * dar al traste con + Posesivo + planes = upset + Posesivo + plans, ruin + Posesivo + plans.
    * dar al traste con todo = upset + the applecart.
    * dar a luz = birth, deliver.
    * dar a luz a = give + birth to.
    * dar ánimos = give + a word of encouragement, hearten.
    * dar apoyo = give + support, support, provide + support.
    * dar asco = stink, disgust.
    * dar aullidos = caterwaul.
    * dar autoría = lend + authoritativeness.
    * dar autoridad a Algo = lend + authority to.
    * dar bandazos = lurch.
    * dar bastante importancia a = place + great store on.
    * dar brillo a = buff, buff up.
    * dar buen uso a Algo = put to + good use.
    * dar cabida a = accommodate, include, hold, take, make + room (for), leave + room for, leave + room for.
    * dar cabida al crecimiento = accommodate + growth.
    * dar caladas = puff.
    * dar calidad = deliver + value.
    * dar caprichos = pamper.
    * dar cera = wax.
    * dar chillidos = shriek.
    * dar cien mil vueltas = beat + Nombre + hands down, win + hands down.
    * dar clase = give + a lesson, teach + class, teach + lesson, hold + class.
    * dar coba = toady, fawn (on/upon/over).
    * dar comienzo a = give + a start to.
    * dar como ejemplo = cite + as an example.
    * dar como norma = rule.
    * dar como resultado = add up to, result (in), lead to.
    * dar con = hit on/upon, put + Posesivo + finger on, stumble on.
    * dar conferencia = lecture.
    * dar consejo sobre = give + advice on.
    * dar consentimiento = give + licence.
    * dar con una esponja húmeda = sponging.
    * dar con una idea = hit on/upon + idea.
    * dar con una solución = come up with + solution.
    * dar coraje = peeve.
    * dar corte = self-conscious, feel + shy.
    * dar credibilidad = give + credence, lend + credence, bestow + credibility, provide + credibility.
    * dar crédito = give + credence.
    * dar cualquier cosa por Algo = give + an eye-tooth for/to.
    * dar cuenta = render + an account of.
    * dar cuenta de = account for.
    * dar cuenta de Algo = be held to account.
    * dar cuerda a un reloj = wind + clock.
    * dar cuerpo = give + substance.
    * dar cuerpo a = flesh out.
    * dar cuerpo y forma a = lend + substance and form to.
    * dar datos de = give + details of.
    * dar de alta = discharge from + hospital.
    * dar de baja = take out of + circulation.
    * dar de cara a = front.
    * dar de comer = feed.
    * dar de lado = short-circuit [shortcircuit], give + Nombre + the cold shoulder.
    * dar de lleno = hit + home.
    * dar de mala gana = begrudge, grudge.
    * dar de mamar = breast-feeding [breastfeeding].
    * dar de mamar a = breast-feed [breastfeed].
    * dar demasiada información y muy rápidamente = trot out.
    * dar de qué hablar = raise + eyebrows, fuel + rumours, give + rise to rumours.
    * dar de quilla = keel over.
    * dar derecho a = entitle to.
    * dar descanso de = give + relief from.
    * dar de sí = stretch out.
    * dar detalles de = give + details of.
    * dar de Uno mismo = give of + Reflexivo.
    * dar dinero = pay + money, donate + Posesivo + money.
    * dar dirección = lend + direction.
    * dar directrices = give + guidance, provide + guidance.
    * dar duro = pack + a wallop.
    * dar ejemplo = set + an example, lead by + example.
    * dar ejemplo de = illustrate.
    * dar el brazo a torcer = give in to.
    * dar el brazo derecho = give + Posesivo + right arm.
    * dar el do de pecho = do + Posesivo + best, pull out + all the stops, do + Posesivo + utmost.
    * dar el efecto de = give + the effect of.
    * dar el esquinazo = dodge.
    * dar el esquinazo a = steer + clear of, steer away from.
    * dar el golpe de gracia = administer + the coup de grace, deliver + the coup de grace.
    * dar el nombre = label.
    * dar el oro y el moro = give + Posesivo + right arm.
    * dar el pecho = breast-feed [breastfeed].
    * dar el pésame = pass + Posesivo + condolences.
    * dar el pistoletazo de salida = fire + the starting gun.
    * dar el primer paso = make + a start, take + the first step.
    * dar el puntillazo a = put + an end to, bring + an end to, bring to + an end.
    * dar el salto = make + the leap.
    * dar el todo por el todo = give + Posesivo + all.
    * dar el último empujón = go + the last mile, go + the extra mile.
    * dar el último repaso = tie + the pieces together.
    * dar el visto bueno = approve, clear, give + green light, give + the go-ahead.
    * dar el visto bueno a una factura = clear + invoice.
    * dar el/un espectáculo = make + a spectacle of + Reflexivo.
    * dar empujones = shove.
    * dar en el blanco = hit + the bull's eye, strike + home, put + Posesivo + finger on, hit + the truth, hit + home.
    * dar en el clavo = hit + the nail on the head, be spot on, strike + home, put + Posesivo + finger on, hit + the truth.
    * dar en el larguero = hit + the crossbar, hit + the crossbar.
    * dar en el travesaño = hit + the crossbar.
    * dar energía = energise [energize, -USA].
    * dar énfasis = give + emphasis, place + stress, give + stress.
    * dar énfasis a = place + emphasis on.
    * dar en garantía = pawn.
    * dar en la diana = hit + home.
    * dar en mano = hand (over).
    * dar entrada = enter.
    * dar esperanza = nurture + hope, give + hope, bring + visions of.
    * dar esperanzas = raise + expectations, raise + hopes.
    * dar estímulo = provide + boost.
    * dar evasivas = stonewall, play for + time.
    * dar evidencia = furnish with + evidence.
    * dar fe = attest, certify.
    * dar fe de = testify (to/of), vouch (for), be testimony to.
    * dar fe de que = attest to + the fact that.
    * dar fin = bring to + a close, draw to + a close, wind down.
    * dar forma = become + cast, give + shape, shape, mould [mold, -USA], inform.
    * dar forma cuadrada = square.
    * dar fruto = bear + fruit, come to + fruition.
    * dar fuerte = pack + a wallop.
    * dar fuerza = empower, bring + strength.
    * dar gato por liebre = buy + a pig in a poke, pass off + a lemon.
    * dar golpes = pound.
    * dar gracias por lo que Uno tiene = count + Posesivo + blessings.
    * dar gritos = shriek, shout.
    * dar guerra = act up, play up.
    * dar gustirrinín = tickle + Posesivo + fancy.
    * dar gusto = oblige, bring + pleasure, flavour [flavor, -USA].
    * dar hipo = hiccup.
    * dar ideas = offer + clues.
    * da rienda suelta a tu imaginación = let + your imagination fly!.
    * dar ímpetu = lend + force, give + impetus.
    * dar importancia = attach + importance, give + prominence, stress, give + pre-eminence, give + relevance, place + importance, give + importance.
    * dar importancia a = give + weight to, place + emphasis on, attach + weight to, create + a high profile for, give + a high profile, place + weight on.
    * dar importancia a Algo = put + Algo + on the agenda, be on the agenda.
    * dar indicios de = show + signs of.
    * dar indicios y pistas = drop + hints and clues.
    * dar información = provide + information, give + information, release + information.
    * dar información adicional = give + further details.
    * dar información de = give + details of.
    * dar interés = spice up, add + spice.
    * dar la alarma = sound + alarm.
    * dar la apariencia de = place + a veneer of.
    * dar la bienvenida = welcome.
    * dar la casualidad que + Indicativo = happen to + Infinitivo, chance to + Infinitivo.
    * dar la cuenta atrás = count + Nombre + out.
    * dar la enhorabuena = give + congratulations.
    * dar la entrada para = make + a deposit on.
    * dar la espalda = turn + aside.
    * dar la idea = give + the impression that.
    * dar la imagen = give + the impression that.
    * dar la impresión = convey + impression, strike + Pronombre Personal, give + the impression that, confer + impression, come off as.
    * dar la impresión de = contrive, conjure up + a picture of, come across as.
    * dar la impresión de seriedad en el trabajo = appear + businesslike.
    * dar la la lata = nag (at).
    * dar la lata = play up.
    * dar la mano = extend + Posesivo + hand.
    * dar la mano derecha = give + Posesivo + right arm.
    * dar la murga = be a pest.
    * dar la noticia = give + the news.
    * dar la opinión sobre = give + opinion on.
    * dar la oportunidad = give + chance.
    * dar la oportunidad de = present with + opportunities for, allow + the opportunity to.
    * dar la oportunidad de expresarse libremente = give + voice to.
    * dar la oportunidad de opinar = give + voice to.
    * dar la puntilla a = put + an end to, bring + an end to, bring to + an end.
    * dar largas = stonewall, play for + time, fob + Alguien + off with + Algo.
    * dar las cosas masticadas = spoon-feeding [spoonfeeding], spoon-feed [spoon feed/spoonfeed].
    * dar la sensación = give + a sense.
    * dar la sensación de = give + the effect of.
    * dar la señal = give + the word, give + the signal.
    * dar la señal de alarma = sound + the clarion.
    * dar la señal de alerta = sound + the clarion.
    * dar la señal de estar listo = prompt.
    * dar lástima = feel + sorry for, pity.
    * dar la talla = be up to the mark, be up to scratch, measure up (to), be up to snuff, make + the cut.
    * dar latigazos = lash.
    * dar la vida = lay down + Posesivo + life, give + Posesivo + life.
    * dar la vuelta = turn + Nombre + (a)round, flip, swing around, swing back, turn (a)round.
    * dar la vuelta a = round, turn on + its head.
    * dar la vuelta en el aire = give + a toss.
    * darle a Alguien carta blanca = give + Nombre + a blank cheque.
    * darle a Alguien un cheque en blanco = give + Nombre + a blank cheque.
    * darle a la botella = booze.
    * darle a la lengua = shoot + the breeze, shoot + the bull.
    * darle a la manivela de arranque = turn + the crank.
    * darle alas a Alguien = let + Nombre + do things + Posesivo + (own) way.
    * darle al palique = gas.
    * darle a Uno escalofríos por Algo desagradable = make + Nombre + flinch.
    * darle caña = hurry up, get + a move on, put + pressure on.
    * darle caña a = have + a go at, get + stuck into.
    * dar lecciones = give + lessons.
    * darle cien mil vueltas a Alguien = knock + spots off + Nombre.
    * darle el puntillazo = nail it.
    * darle la razón a Alguien = side in + Posesivo + favour.
    * darle largas = play + Nombre + along.
    * darle largas a Algo = drag + Posesivo + feet, drag + Posesivo + heels.
    * darle la vuelta a la tortilla = turn + the tables (on).
    * darle sopas con hondas a Alguien = knock + spots off + Nombre.
    * darle una interpretación = give + interpretation.
    * darle una lección a Alguien = school.
    * darle una paliza a Alguien = take + Nombre + to the cleaners, give + Nombre + a beating, school.
    * darle un buen repaso a Alguien = take + Nombre + to the cleaners.
    * darle un repaso a = buff up on, brush up on.
    * darle un repaso a Alguien = school.
    * darle vueltas a = dwell on/upon.
    * darle vueltas a Algo = mull over, agonise over [agonize, -USA].
    * darle vueltas a la idea = toy with, toy with + idea of.
    * darle vueltas a la idea de = flirt with + the idea of.
    * darle vueltas a un asunto = chew + the cud.
    * darle vueltas a un problema = puzzle over + problem.
    * dar libertad = give + licence.
    * dar libertad a un esclavo = manumit.
    * dar libertad para + Infinitivo = afford + the freedom to + Infinitivo.
    * dar lo mejor de Uno mismo = give of + Posesivo + best.
    * dar los pasos necesarios = take + steps.
    * dar los primeros pasos en = venture into.
    * dar los últimos retoques a = put + the finishing touches on.
    * dar lugar = produce.
    * dar lugar a = cause, generate, give + rise to, mean, result (in), leave + room for, bring about, lead to, cause, open + the door to, give + cause to, give + occasion to.
    * dar lugar a la reflexión = provide + food for thought.
    * dar lugar a problemas = give + rise to problems.
    * dar lugar a queja = evoke + complaint.
    * dar lugar a rumores = fuel + rumours, give + rise to rumours.
    * dar luz verde = give + green light, give + the go-ahead.
    * dar mala impresión = look + bad.
    * dar marcha atrás = do + an about-face, back up, backpedal [back-pedal].
    * dar masaje = massage.
    * dar más de sí = go further.
    * dar más explicaciones = elaborate on.
    * dar materia para la reflexión = provide + food for thought.
    * dar mayor importancia a = give + pride of place to.
    * dar media vuelta = do + an about-face.
    * dar mejora (en) = give + improvement (in).
    * dar menos de lo debido = shortchange.
    * dar mucha importancia = put + a premium on.
    * dar mucho en qué pensar = give + Nombre + much to think about, give + Nombre + a lot to think about.
    * dar mucho valor a Algo = value + Nombre + highly.
    * dar muestras de = show + signs of.
    * dar + Nombre + una oportunidad = give + Nombre + a fair chance.
    * dar notoriedad a = create + a high profile for, give + a high profile.
    * dar nueva forma = reformat [re-format].
    * dar nueva vida = give + Nombre + new life, give + a second life.
    * dar opción = give + option.
    * dar origen = mother.
    * dar origen a = give + rise to, bring about, lead to, give + cause to, give + occasion to.
    * dar otro paso muy importante = reach + another milestone.
    * dar pábulo a = fuel, spark off.
    * dar pábulo a rumores = fuel + rumours, give + rise to rumours.
    * dar palos de ciego = grope (for/toward).
    * dar pánico = scare + the living daylights out of, frighten + the living daylights out of, dread, scare + the hell out of.
    * dar parte de = report.
    * dar paso (a) = give + way (to), yield to, make + way (for).
    * dar patadas en el estómago = stick in + Posesivo + craw.
    * dar pavor = be scared stiff, be frightened to death, be petrified of, be terrified, scare + the living daylights out of, frighten + the living daylights out of, scare + the hell out of.
    * dar pecho = breast-feeding [breastfeeding].
    * dar pereza = can't/couldn't be bothered.
    * dar permiso = give + permission, give + time off, grant + Alguien + leave.
    * dar permiso en el trabajo = give + time off work.
    * dar pie a = spark off, give + rise to, bring about, lead to, cause, open + the door to, give + cause to, give + occasion to.
    * dar pisotones = stomp.
    * dar pistas = throw + hints.
    * dar pistas falsas = throw out + false leads.
    * dar placer = give + pleasure, give + enjoyment.
    * dar poderes = give + powers.
    * dar por = tickle + Posesivo + fancy.
    * dar por concluido = put to + bed, close + the book on.
    * dar por culo = piss + Nombre + off.
    * dar por descontado = take for + granted, discount.
    * dar por hecho = take for + granted.
    * dar por perdido = be past praying for, write off.
    * dar por saldado = close + the book on.
    * dar por seguro que = rest + assured that.
    * dar por sentado = take for + granted.
    * dar por sentado Algo que realmente no lo está = beg + the question.
    * dar + Posesivo + vida = give + Posesivo + all.
    * dar preferencia = give + preference.
    * dar prestigio = lend + authoritativeness.
    * dar prioridad = award + priority, emphasise [emphasize, -USA], give + priority, give + precedence, assign + priority, give + preference.
    * dar prioridad a = give + pride of place to, place + emphasis on, prioritise [prioritize, -USA].
    * dar prioridad a algo = make + a priority.
    * dar problemas = play up.
    * dar propina = tipping.
    * dar pruebas = provide + evidence.
    * dar publicidad = publicise [publicize, -USA], give + publicity.
    * dar puntapiés = kick + Posesivo + feet.
    * dar punzadas = throb, twinge.
    * dar quebraderos de cabeza = give + headaches.
    * dar que hablar = fuel + rumours, give + rise to rumours, raise + eyebrows.
    * dar quehacer = make + trouble.
    * dar rabia = incense, gall, peeve.
    * dar razón de ser = bring + purpose.
    * dar recompensa = mete out + reward.
    * dar registro = accession.
    * dar relevancia = give + relevance.
    * dar relevancia a = create + a high profile for, give + a high profile.
    * dar relevancia a Algo = put + Algo + on the agenda.
    * dar resoplidos = chug.
    * dar respuesta = provide + answer, elicit + answer, develop + answer.
    * dar resultado = be successful, give + result, work, pay off, be a success, pay.
    * dar resultados = produce + results.
    * dar rienda suelta = unleash.
    * dar rienda suelta a = give + free rein to, allow + vent for, give + vent to, vent.
    * dar rienda suelta a + Nombre = let + Nombre + run riot.
    * dar riqueza a = add + richness to.
    * dar risitas = giggle.
    * dar sabor = spice up, add + spice.
    * dar salida a = vent.
    * dar saltitos = hop, skip.
    * dar sangre = donate + Posesivo + blood.
    * darse = appear, occur.
    * darse a = lend + Reflexivo + to.
    * darse aires = strut.
    * darse aires de grandeza = give + Reflexivo + such airs, aggrandise + Reflexivo.
    * darse a la fuga = flee, lam (it), go into + hiding, make + a quick getaway, take to + Posesivo + heels, run off.
    * darse a los demás = give of + Reflexivo.
    * darse con un canto en los dientes = count + Reflexivo + lucky, think + Reflexivo + lucky, consider + Reflexivo + lucky.
    * darse cuenta = become + aware, dawn on, detect, perceive, find, note, make + aware, come to + realise, wise up, reach + understanding, eye + catch, strike + home, suss (out), hit + home.
    * darse cuenta de = be aware of, be cognisant of, realise [realize, -USA], sense, wake up to, sink in, become + cognisant of, see through.
    * darse cuenta del peligro que = see + the danger that.
    * darse cuenta de un problema = alight on + problem.
    * darse de baja de una suscripción = unsubscribe.
    * darse el caso que + Indicativo = happen to + Infinitivo, chance to + Infinitivo.
    * darse el gusto de = indulge in.
    * darse el gusto de comprar = splurge on.
    * darse el lote = snog, neck.
    * darse el lujo de = splurge on.
    * darse golpes de pecho = beat + Posesivo + breast.
    * darse golpes en el pecho = beat + Posesivo + breast.
    * darse la mano = join + hands, shake + hand.
    * dárselas de = fancy + Reflexivo.
    * dársele Algo bien a Uno = be good at.
    * dársele a Uno bien las plantas = have + a green thumb, have + green fingers.
    * dársele a Uno mejor Algo = be better at.
    * dársele mejor a Uno = do + best.
    * darse media vuelta = turn on + Posesivo + heel.
    * darse (muchos) aires = give + Reflexivo + such airs, aggrandise + Reflexivo.
    * dar sentido = make + sense (out) of, make + sense of life.
    * dar sentido a = make + meaningful, give + meaning to.
    * dar sentido a las cosas = sense-making, meaning making.
    * dar sentido a la vida = give + meaning to life.
    * dar sentido a + Posesivo + vida = make + sense of + Posesivo + life.
    * dar señales de = show + signs of.
    * dar señales de vida = show + signs of life.
    * darse por afortunado = count + Reflexivo + lucky, think + Reflexivo + lucky, consider + Reflexivo + lucky.
    * darse por aludido = take + things personally, take + a hint, take + things personally, get + a hint.
    * darse por derrotado = sound + note of defeat.
    * darse por vencido = throw in + the towel, throw in/up + the sponge.
    * darse prisa = hurry, hurry up, get on + Posesivo + running shoes, shake + a leg, hot-foot it to, make + haste, rattle + Posesivo + dags, get + a wiggle on, put + Posesivo + skates on, get + Posesivo + skates on, get + a move on.
    * darse prisa con calma = make + haste slowly.
    * dar servicio = service.
    * darse una comilona = make + a pig of + Reflexivo, pig out (on).
    * darse una leche = come + a cropper.
    * darse un apretón de manos = clasp + hands.
    * darse una situación más esperanzadora = sound + a note of hope.
    * darse un atracón = make + a pig of + Reflexivo, pig out (on), stuff + Posesivo + face.
    * darse una transacción económica = cash + change hands.
    * darse una tripotada = make + a pig of + Reflexivo, pig out (on).
    * darse una vacante = occur + vacancy.
    * darse un baño de sol = sunbathe.
    * darse un chapuzón = take + a dip.
    * darse un descanso = give + Reflexivo + a break, rest on + Posesivo + oars.
    * darse un festín de = feast on.
    * darse un garbeo = mosey.
    * darse un porrazo = come + a cropper.
    * darse un respiro = lie on + Posesivo + oars, rest on + Posesivo + oars.
    * darse un tortazo = come + a cropper.
    * dar significado = imbue with + meaning.
    * dar sombra = shade.
    * dar su conformidad a = assent to.
    * dar sugerencias = give + suggestions.
    * dar terror = scare + the living daylights out of.
    * dar testimonio = bear + witness, give + testimony.
    * dar tiempo = give + time, donate + Posesivo + time.
    * dar tiempo a Alguien = give + Nombre + some time.
    * dar título = title.
    * dar todo de Uno mismo = give of + Posesivo + best.
    * dar todo el oro del mundo = give + Posesivo + right arm.
    * dar tono = tone.
    * dar trabajo = present + burden.
    * dar una advertencia = raise + caveat, issue + warning.
    * dar una apariencia de = provide + a semblance of, give + a semblance of.
    * dar una azotaina = spank.
    * dar una bofetada = cuff, slap.
    * dar una bofetada a Alguien = give + Nombre + a slap in the face.
    * dar una buena paliza = whitewash, thrash.
    * dar una cabezadita = nap, catching 10, napping.
    * dar una carcajada = give + a laugh, let out + a laugh.
    * dar una charla = give + address, give + a talk, give + a presentation, give + speech.
    * dar una conferencia = deliver + talk, make + a speech, give + speech, deliver + lecture, give + a lecture.
    * dar una contractura muscular = pull + a muscle.
    * dar una cornada = gore.
    * dar una excusa = give + excuse.
    * dar una explicación = present + explanation.
    * dar una falsa impresión = keep up + facade, put on + an act.
    * dar una fiesta = give + a party.
    * dar una galleta = slap.
    * dar una guantada = slap.
    * dar una idea = give + idea, give + glimpse, provide + an understanding.
    * dar una idea de = give + a feel for, give + indication, provide + a glimpse of, give + a flavour of, be indicative of, provide + insight into, give + a picture, give + an insight into, give + an inkling of.
    * dar una idea general = put in + the picture, give + a general picture, paint + a broad picture.
    * dar una imagen = convey + image, present + picture, paint + a picture, present + an image, present + a picture.
    * dar una imagen de = give + an impression of.
    * dar una impresión = make + an impression, leave + an impression, present + an image.
    * dar una impresión de = give + an impression of.
    * dar una impresión equivocada = send + the wrong signals.
    * dar una lección de humildad = humble.
    * dar una llamada de atención = sound + a wake-up call.
    * dar una norma = give + prescription.
    * dar una opinión = offer + opinion.
    * dar una oportunidad = give + opportunity, provide + opportunity, grant + opportunity, present + an opportunity, create + opportunity.
    * dar una oportunidad a Alguien = give + Nombre + a head start.
    * dar una orden = issue + command, issue + instruction.
    * dar una paliza = clobber, pummel, slaughter, knock + the living daylights out of, knock + the hell out out of, whip, whitewash, thrash, wallop, lick, baste, take + a pounding, take + a beating, belt, trounce, beat + Nombre + (all) hollow.
    * dar una paliza a Alguien = beat + Nombre + up, beat + Nombre + black and blue.
    * dar una patada = kick, boot.
    * dar una pista = give + a hint.
    * dar una posibilidad = afford + opportunity.
    * dar un apretón de manos = shake + hand.
    * dar una rabieta = throw + a tantrum.
    * dar una razón = give + reason.
    * dar una respuesta = furnish + answer, frame + response.
    * dar una sacudida = give + a shake, give + a jerk.
    * dar una segunda oportunidad = give + a second chance.
    * dar una segunda vida = give + a second life.
    * dar una solución = provide + solution, develop + solution.
    * dar una solución por buena que realmente no lo es = beg + the solution.
    * dar un aspecto + Adjetivo = give + a + Adjetivo + look.
    * dar un ataque de nervios = have + an attack of hysterics.
    * dar una torta = slap.
    * dar una torta a Alguien = give + Nombre + a slap in the face.
    * dar una tunda = trounce.
    * dar una ventaja = give + Nombre + an edge.
    * dar una ventaja a Alguien = give + Nombre + a head start.
    * dar una visión = present + view, provide + an understanding.
    * dar una visión general = give + a general picture.
    * dar una visión global = give + overview, present + an overview, present + an overall picture, give + an overall picture, overview.
    * dar una visión total = give + a complete picture.
    * dar un aviso = make + warning.
    * dar una voltereta = somersault, do + a somersault, summersault.
    * dar una voz = holler.
    * dar una vuelta de campana = capsize, somersault, do + a somersault, summersault.
    * dar una vuelta en coche = go out for + a drive.
    * dar un berrinche = throw + a tantrum.
    * dar un beso de despedida = kiss + Nombre + goodbye.
    * dar un bocado a = take + a bite out of.
    * dar un bofetón = cuff, slap.
    * dar un bofetón a Alguien = give + Nombre + a slap in the face.
    * dar un cachete = spank, cuff, slap.
    * dar un cachete a Alguien = slap + Nombre + on the wrist.
    * dar un calambre = cramp.
    * dar un chillido = holler.
    * dar un comienzo a = give + a start to.
    * dar un coscorrón = cuff.
    * dar un ejemplo = give + example.
    * dar un empujón = give + a boost.
    * dar un golpe = knock.
    * dar un golpe por detrás = rear-end.
    * dar un gran paso adelante = reach + milestone.
    * dar un grito = holler.
    * dar un guantazo = slap.
    * dar un hachazo = hack.
    * dar un hervor = parboil.
    * dar un impulso = kick-start [kickstart].
    * dar un lavado de cara = spruce up.
    * dar un manotazo = swat at, cuff, slap.
    * dar un manotazo a Alguien = give + Nombre + a slap in the face.
    * dar un nivel de prioridad alto = put + Nombre + high on + Posesivo + list of priorities.
    * dar un nuevo acabado = refinish.
    * dar un nuevo impulso = pep up.
    * dar un nuevo nombre = rename.
    * dar un ojo de la cara por Algo = give + an eye-tooth for/to.
    * dar unos azotes = spank.
    * dar un paseo = take + a stroll, t

    * * *
    dar [ A25 ]
    ■ dar (verbo transitivo)
    A entregar
    B regalar, donar
    C en naipes
    D
    1 proporcionar
    2 Música
    E conferir, aportar
    F
    1 aplicar capa de barniz etc
    2 dar: inyección etc
    G
    1 conceder prórroga etc
    2 atribuir
    3 pronosticando duración
    4 dar: edad, años
    H
    1 expresar, decir
    2 señalar, indicar
    A producir
    B rendir, alcanzar hasta
    C causar, provocar
    D arruinar, fastidiar
    A presentar
    B ofrecer, celebrar
    C dar: conferencia
    A realizar la acción indicada
    B dar: limpiada etc
    Sentido V considerar
    ■ dar (verbo intransitivo)
    A
    1 entregar
    2 en naipes
    B ser suficiente, alcanzar
    C
    1 dar a: puerta etc
    2 llegar hasta
    3 estar orientado hacia
    D comunicar
    E arrojar un resultado
    F importar
    A
    1 pegar, golpear
    2 darle a algo: tarea
    3 darle a algo: hacer uso de
    4 acertar
    B
    1 darle a algo: accionar
    2 mover
    C
    1 indicando insistencia
    2 instando a alguien a hacer algo
    D dar con
    A acometer, sobrevenir
    B
    1 darle a alguien por algo
    2 darle a alguien con algo
    C dar en
    D dar: sol, viento, luz
    E acabar
    ■ darse (verbo pronominal)
    A producirse
    B ocurrir
    C resultar
    A dedicarse, entregarse
    B tratarse, ser sociable
    A realizar la acción indicada
    B
    1 golpearse, pegarse
    2 darse (de) golpes
    3 darse (de) patadas etc
    Sentido IV considerarse
    vt
    A (entregar) to give
    dale las llaves a Jaime give the keys to Jaime, give Jaime the keys
    se las di a Jaime I gave them to Jaime
    dale esto a tu madre de mi parte give this to your mother from me
    deme un kilo de peras can I have a kilo of pears?
    500 dólares ¿quién da más? any advance on 500 dollars?
    dar algo A + INF:
    da toda la ropa a planchar/lavar she sends all her clothes to be ironed/washed, she has all her ironing/washing done for her
    comer1 vi A 2. (↑ comer (1)), conocer, entender1 vt A 2. (↑ entender (1)), mamar
    B (regalar, donar) to give
    ¿me lo prestas? — te lo doy, yo no lo necesito can I borrow it? — you can have it o keep it, I don't need it
    a mí nunca nadie me dio nada nobody's ever given me anything
    daría cualquier cosa por que así fuera I'd give anything o ( colloq) I'd give my right arm for that to be the case
    donde las dan las toman two can play at that game
    estarlas dando ( Chi fam): entremos sin pagar, aquí las están dando let's just walk in without paying, they're asking for it ( colloq)
    con ese profesor las están dando they get away with murder with that teacher ( colloq)
    para dar y tomar or vender: coge los que quieras, tengo para dar y tomar or vender take as many as you want, I have plenty to spare o ( colloq) I've stacks of them
    C (en naipes) to deal
    ¡me has dado unas cartas horribles! you've dealt o given me a terrible hand
    D
    1 (proporcionar) ‹fuerzas/valor/esperanza› to give
    sus elogios me han dado ánimos his praise has given me encouragement o has encouraged me
    eso me dio la idea para el libro that's where I got the idea for the book, that's what gave me the idea for the book
    me dio un buen consejo she gave me some useful advice
    mi familia no pudo darme una carrera my family weren't in a position to send me to o put me through university o to give me a university education
    es capaz de robar si le dan la ocasión given the chance he's quite capable of stealing
    pide que te den un presupuesto/más información ask them to give you o supply you with an estimate/more information
    2 ( Música) to give
    ¿me das el la? can you give me an A?
    E (conferir, aportar) ‹sabor/color/forma› to give
    las luces le daban un ambiente festivo a la plaza the lights gave the square a very festive atmosphere, the lights lent a very festive atmosphere to the square
    les dio forma redondeada a las puntas he rounded off the ends
    necesita algo que le dé sentido a su vida he needs something that will give his life some meaning
    F
    1 (aplicar) ‹capa de barniz/mano de pintura› to give
    dale otra capa de barniz/otra mano de pintura give it another coat of varnish/paint
    hay que darle cera al piso we have to wax the floor
    dale una puntada para sujetarlo put a stitch in to hold it
    2 ‹inyección/lavativa/sedante› to give, administer ( frml); ‹masaje› to give
    G
    1 (conceder) ‹prórroga/permiso› to give
    te doy hasta el jueves I'll give you until Thursday
    ¿quién te ha dado permiso para entrar allí? who gave you permission to go in there?, who said you could go in there?
    si usted nos da permiso with your permission, if you will allow us
    el dentista me ha dado hora para el miércoles I have an appointment with the dentist on Wednesday
    dan facilidades de pago they offer easy repayment facilities o terms
    nos dieron el tercer premio we won o got third prize, we were awarded third prize
    al terminar el cursillo te dan un diploma when you finish the course you get a diploma
    2
    (atribuir): no le des demasiada importancia don't attach too much importance to it
    yo le doy otra interpretación a ese pasaje I see o interpret that passage in a different way
    tuvieron que darme la razón they had to admit I was right
    no le dan ni dos meses de vida they've given him less than two months to live
    no le doy ni un mes a esa relación I don't think they'll last more than a month together
    4
    ( RPl) ‹edad/años› ¿cuántos años or qué edad le das? how old do you think o reckon she is?
    yo no le daba más de 28 I didn't think he was more than 28
    H
    1
    (expresar, decir): ¿le diste las gracias? did you thank him?, did you say thank you?
    no me dio ni los buenos días she didn't even say hello
    dales recuerdos de mi parte give/send them my regards
    tenemos que ir a darles el pésame we must go and offer our condolences
    me gustaría que me dieras tu parecer or opinión I'd like you to give me your opinion
    le doy mi enhorabuena I'd like to congratulate you
    ¿me da la hora, por favor? have you got the time, please?
    me tocó a mí darle la noticia I was the one who had to break the news to him
    te han dado una orden you've been given an order, that was an order
    han dado orden de desalojar el edificio they've ordered that the building be vacated
    2
    (señalar, indicar): me da ocupado or ( Esp) comunicando the line's busy o ( BrE) engaged
    el reloj dio las cinco the clock struck five
    A
    (producir): estos campos dan mucho grano these fields have a high grain yield
    esta estufa da mucho calor this heater gives out a lot of heat
    esta clase de negocio da mucho dinero there's a lot of money in this business
    esos bonos dan un 7% those bonds give a yield of 7%
    los árboles han empezado a dar fruto the trees have begun to bear fruit
    no le pudo dar un hijo she was unable to bear o give him a child
    B
    (rendir, alcanzar hasta): ¿cuánto da ese coche? how fast can that car go?
    da 150 kilómetros por hora it can do o go 150 kilometers an hour
    ha dado todo lo que el público esperaba de él he has lived up to the public's expectations of him
    el coche venía a todo lo que daba the car was traveling at full speed
    ponen la radio a todo lo que da they turn the radio on full blast
    C
    (causar, provocar): la comida muy salada da sed salty food makes you thirsty
    ¡estos críos dan tanto trabajo! these kids are such hard work!
    (+ me/te/le etc): ¿no te da calor esa camisa? aren't you too warm in that shirt?
    el vino le había dado sueño the wine had made him sleepy
    me da mucha pena verla tan triste I can't bear o it hurts me to see her so sad
    ¡qué susto me has dado! you gave me such a fright!
    me da no sé qué que se tenga que quedar sola I feel a bit funny about leaving her on her own
    este coche no me ha dado problemas this car hasn't given me any trouble
    ver tb asco, hambre, miedo, etc dar QUE + INF:
    el jardín da muchísimo que hacer there's always such a lot to do in the garden
    los niños dan que hacer children are a lot of work
    lo que dijo me dio que pensar what he said gave me plenty of food for thought o plenty to think about
    D ( Esp fam) (arruinar, fastidiar) to spoil, ruin
    Isabelita nos dio la noche we had an awful night thanks to little Isabel
    A
    (presentar): ¿qué dan esta noche en la tele? what's on TV tonight? ( colloq)
    en el cine Avenida dan una película buenísima there's a really good movie on at the Avenida, they're showing a really good movie at the Avenida
    ayer fuimos al teatro, daban una obra de Calderón we went to the theater yesterday, it was a play by Calderón
    va a dar un concierto el mes que viene he's giving a concert next month
    deja de gritar así, estás dando un espectáculo stop shouting like that, you're making a spectacle of yourself
    B (ofrecer, celebrar) ‹fiesta› to give; ‹baile/banquete› to hold
    C ‹conferencia› to give
    dar examen (CS); to take o ( BrE) sit an exam
    ver tb clase1 f E. (↑ clase (1))
    A
    (realizar la acción indicada): dieron lectura al comunicado they read out the communiqué
    estuvo dando cabezadas durante toda la película he kept nodding off all through the film
    dio un grito/un suspiro she shouted/sighed, she gave a shout/heaved a sigh
    dio un paso atrás/adelante he took a step back/forward
    (+ me/te/le etc): dame un beso/abrazo give me a kiss/hug
    me dio un tirón del pelo he pulled my hair
    dársela a algn ( Esp fam); to take sb in, put one over on sb
    dárselas a algn ( Chi fam); to beat sb up
    B
    ‹limpiada/barrida/planchazo› con que le des una enjuagada alcanza just a quick rinse will do
    hay que darle una barrida al suelo de la cocina the kitchen floor needs a sweep o needs sweeping
    quiero darle otra leída a este capítulo ( AmL); I want to run o read through this chapter again
    Sentido V (considerar) dar algo/a algn POR algo:
    lo dieron por muerto they gave him up for dead
    doy por terminada la sesión I declare the session closed
    ese tema lo doy por sabido I'm assuming you've already covered that topic
    si le has prestado dinero ya lo puedes dar por perdido if you've lent him money you can kiss it goodbye
    ¿eso es lo que quieres? ¡dalo por hecho! is that what you want? consider it done! o ( AmE colloq) you got it!
    si apruebo daré el tiempo por bien empleado if I pass it will have been time well spent
    ■ dar
    vi
    A
    1
    (entregar): dame, yo te lo coso let me have it o give it here, I'll sew it for you
    no puedes con todo, dame que te ayudo you'll never manage all that on your own, here, let me help you
    ¿me das para un helado? can I have some money for an ice cream?
    2 (en naipes) to deal
    te toca dar a ti it's your deal, it's your turn to deal
    B (ser suficiente, alcanzar) dar PARA algo/algn:
    este pollo da para dos comidas this chicken is enough o will do for two meals
    con una botella no da para todos one bottle's not enough to go round
    da para hablar horas y horas you could talk about it for hours
    (+ me/te/le etc): eso no te da ni para un chicle you can't even buy a piece of chewing gum with that
    no le da la cabeza para la física he hasn't much of a head for physics
    no me dio (el) tiempo I didn't have time
    dar de sí to stretch
    me quedan un poco ajustados, pero ya darán de sí they're a bit tight on me, but they'll stretch o give
    ¡cuánto ha dado de sí esa botella de jerez! that bottle of sherry's gone a long way!
    ¡qué poco dan de sí seis euros! six euros don't go very far!
    el pobre ya no da más de sí the poor guy's fit to drop
    no dar para más: su inteligencia no da para más that's as much as his brain can cope with
    yo me voy, esto ya no da para más I'm leaving, this is a waste of time
    ya no da para más or (CS) ya no da más de tanto trabajar he's worked himself into the ground
    estoy que no doy más I'm all in ( colloq), I'm shattered o dead beat ( colloq), I'm pooped ( AmE colloq)
    1 «puerta/habitación» (comunicar con) to give on to
    la puerta trasera da a un jardín/a la calle Palmar the back door opens o gives onto a garden/onto Palmar Street
    todas las habitaciones dan a un patio all the rooms look onto o give onto a courtyard
    2 (llegar hasta) «río» to go o flow into; «camino/sendero» to lead to
    la calle va a dar directamente a la playa the street goes right down o leads straight to the beach
    3 «fachada/frente» (estar orientado hacia) to face
    la fachada principal da al sur the main facade faces south
    la terraza da al mar the balcony overlooks o faces the sea
    D
    ( RPl) (comunicar) darle a algn CON algn: ¿me das con Teresa, por favor? can I speak to Teresa, please?
    en seguida le doy con el señor Seco I'll just put you through to Mr Seco
    E
    (arrojar un resultado): ¿cuánto da la cuenta? what does it come to?
    a mí me dio 247 ¿y a ti? I made it (to be) 247, how about you?
    el análisis le dio positivo/negativo her test was positive/negative
    F
    (importar): ¿cuál prefieres? — da igual which do you prefer? — I don't mind
    da lo mismo, ya iremos otro día it doesn't matter, we'll go another day
    (+ me/te/le etc): ¿el jueves o el viernes? — a mí me da igual Thursday or Friday? — I don't mind o it doesn't matter o it doesn't make any difference to me o it's all the same to me
    la sopa se ha enfriado un poco — ¡qué más da! the soup's gone a bit cold — never mind o it doesn't matter
    ¿qué más da un color que otro? surely one color is as good as another!, what difference does it make what color it is?
    (+ me/te/le etc): ¡qué más le da a él que otros tengan que hacer su trabajo! what does he care if others have to do his work?
    ¿y a ti qué más te da si él viene? what difference does it make to you if he comes?, what's it to you if he comes? ( colloq)
    no quiere venir — tanto da she doesn't want to come — it makes no difference o so what?
    (+ me/te/le etc): ¿a qué hora quieren cenar? — tanto nos da what time do you want to have dinner? — it's all the same to us o whenever
    A
    1 (pegar, golpear) (+ me/te/le etc):
    le dio en la cabeza it hit him on the head
    dale al balón con fuerza kick the ball hard
    ¡te voy a dar yo a ti como no me obedezcas! you're going to get it from me if you don't do what I say ( colloq)
    le dio con la regla en los nudillos she rapped his knuckles with the ruler
    cuando te agarren te van a dar de palos when they get you they're going to give you a good beating
    2 ( fam) (a una tarea, asignatura) darle A algo:
    me pasé todo el verano dándole al inglés I spent the whole summer working on o studying my English ( colloq)
    vas a tener que darle más fuerte si quieres aprobar you're going to have to push yourself harder o put more effort into it if you want to pass
    quiero darle un poco más a esta traducción antes de irme I want to do a bit more work on this translation before I go
    3 ( fam) (hacer uso de) darle A algo:
    ¡cómo le da al vino! he really knocks back o ( AmE) down the wine ( colloq)
    ¡cómo le han dado al queso! ¡ya casi no queda! they've certainly been at the cheese, there's hardly any left! ( colloq)
    ¡cómo les has dado a estos zapatos! you've really been hard on these shoes!, you've worn these shoes out quickly!
    4 (acertar) to hit
    dar en el blanco/el centro to hit the target/the bull's-eye
    B
    1 (accionar) darle A algo:
    le dio al interruptor she flicked the switch
    le di a la manivela I turned the handle
    dale al pedal press the pedal
    tienes que darle a este botón/esta tecla you have to press this button/key
    2 (mover) (+ compl):
    dale al volante hacia la derecha turn the wheel to the right
    C
    1 ( fam)
    (indicando insistencia): ¡y dale! ya te he dicho que no voy there you go again! I've told you I'm not going ( colloq)
    estuvo todo el día dale que dale con el clarinete he spent the whole day blowing away on his clarinet
    ¡y dale con lo de la edad! ¿qué importa eso? stop going on about her age! what does it matter?
    ¡dale que te pego! ( fam): he estado toda la mañana dale que te pego con esto I've been slaving away at this all morning
    yo quiero olvidarlo y él ¡dale que te pego con lo mismo! I want to forget about it and he keeps on and on about it o he keeps banging on about it
    2
    ( RPl fam) (instando a algn a hacer algo): dale, metete, el agua está lindísima come on, get in, the water's lovely
    dale, prestámelo come on o go on, lend it to me
    por mucho que buscaron no dieron con él although they searched high and low they couldn't find him
    creo que ya he dado con la solución I think I've hit upon o found the solution
    cuando uno no da con la palabra adecuada when you can't come up with o find the right word
    A (acometer, sobrevenir) (+ me/te/le etc):
    le dio un mareo she felt dizzy
    le dio un infarto he had a heart attack
    como no se calle, me va a dar algo ( fam); if you don't shut up, I'm going to have a fit ( colloq)
    ¡me da una indignación cuando hace esas cosas …! I feel so angry when he does those things!
    me da que ya no vienen ( fam); I have a (funny o sneaky) feeling they're not coming ( colloq)
    B (hablando de ocurrencias, manías)
    1 darle a algn POR algo:
    le ha dado por decir que ya no lo quiero he's started saying that I don't love him any more
    le ha dado por beber he's taken to drink, he's started drinking
    le ha dado por el yoga she's got into yoga
    ¡menos mal que me dio por preguntar por cuánto saldría! it's just as well it occurred to me to ask o I thought to ask how much it would be!
    darle a algn por ahí ( fam): ¿ahora hace pesas? — sí, le ha dado por ahí is he doing weights now? — yes, that's his latest craze o that's what he's into now
    ¿por qué lo hiciste? — no sé, me dio por ahí why did you do it? — I don't know, I just felt like it
    cualquier día le da por ahí y la deja one of these days he'll just up and leave her
    2 darle a algn CON algo:
    le ha dado con que me conoce he's got it into his head he knows me
    (tender a): ha dado en salir acompañada por galanes jóvenes she has taken to being escorted in public by handsome young men
    ha dado en esta locura she has got this crazy idea into her head
    lo que se ha dado en llamar `drogodependencia' what has come to be known as `drug-dependence'
    D
    «sol/viento/luz»: aquí da el sol toda la mañana you get the sun all morning here
    siéntate aquí, donde da el sol sit down here in the sun
    en esa playa da mucho el viento it's very windy on that beach
    la luz le daba de lleno en los ojos the light was shining right in his eyes
    E
    (acabar): ir/venir a dar: la pelota había ido a dar al jardín de al lado the ball had ended up in the next door garden
    ¿cómo habrá venido a dar esto aquí? how on earth did this get here?
    ■ darse
    A (producirse) to grow
    en esta zona se da bien el trigo wheat grows well in this area
    B
    (ocurrir) «caso/situación»: bien podría darse una situación así this kind of situation could well arise o occur
    para esto se tienen que dar las siguientes circunstancias this requires the following conditions
    ¿qué se da? ( fam); what's going on o happening? ( colloq)
    C (resultar) (+ me/te/le etc):
    se le dan muy bien los idiomas she's very good at languages
    ¿cómo se te da a ti la costura? how are you at sewing?, how's your sewing?
    A (dedicarse, entregarse) darse A algo:
    se dio a la bebida she took to drink, she hit the bottle ( colloq)
    se da a la buena vida he spends his time having fun o living it up
    se ha dado por entero a su familia/a la causa she has devoted herself entirely to her family/to the cause
    B
    ( RPl) (tratarse, ser sociable) darse CON algn: no se da con la familia del marido she doesn't have much to do with her husband's family
    A ( refl)
    (realizar la acción indicada): voy a darme una ducha I'm going to take o have a shower
    vamos a darnos un banquete we're going to have a feast
    dárselas de algo: se las da de que sabe mucho he likes to make out he knows a lot
    va dándoselas de rico y no tiene un duro he makes out he's rich but he hasn't got a penny
    ¿pero ése de qué se las da? si es un obrero como tú y yo who does he think he is? he's just another worker like you and me
    no te las des de listo don't act so smart
    B
    1
    (golpearse, pegarse): se dio con el martillo en el dedo he hit his finger with the hammer
    no te vayas a dar con la cabeza contra el techo don't hit o bang your head on the ceiling
    se dieron contra un árbol they crashed o went into a tree
    se va a dar un golpe en la cabeza/espalda he's going to hit o bump his head/hit his back
    se dio con la nariz or de narices contra la puerta he ran/walked straight into the door, he went smack into the door ( colloq)
    2 ( refl):
    darse (de) golpes to hit oneself
    ¡podría darme (de) patadas! I could kick myself!
    3 ( recípr):
    se estaban dando (de) patadas/tortazos en plena calle they were kicking/punching each other right there on the street
    Sentido IV (considerarse) darse POR algo:
    con eso me daría por satisfecha I'd be quite happy with that
    no se dará por vencida hasta que lo consiga she won't give up until she gets it
    puedes darte por contento de haber salido con vida you can count yourself lucky you weren't killed
    no quiere darse por enterado he doesn't want to know
    aludir vi 1. (↑ aludir)
    * * *

     

    dar ( conjugate dar) verbo transitivo
    1


    déme un kilo de peras can I have a kilo of pears?;
    See Also→ conocer verbo transitivo 3 b, entender verbo transitivo
    b) ‹cartas/mano› to give

    2
    a) (donar, regalar) ‹sangre/limosna› to give;


    b) ( proporcionar) ‹fuerzas/valor/esperanza› to give;

    ‹información/idea› to give
    3
    a) (conferir, aportar) ‹sabor/color/forma› to give

    b) ( aplicar) ‹mano de pintura/barniz› to give

    c) ‹sedante/masaje› to give

    4 ( conceder) ‹prórroga/permiso› to give;

    nos dieron un premio we won o got a prize
    5
    a) (expresar, decir) ‹parecer/opinón› to give;

    ◊ ¿le diste las gracias? did you thank him?, did you say thank you?;

    dales saludos give/send them my regards;
    tuve que darle la noticia I was the one who had to break the news to him
    b) (señalar, indicar): me da ocupado or (Esp) comunicando the line's busy o (BrE) engaged;


    1
    a) ( producir) ‹fruto/flor› to bear;

    ‹ dividendos› to pay;

    b) (AmL) ( alcanzar hasta):

    ◊ da 150 kilómetros por hora it can do o go 150 kilometres an hour;

    venía a todo lo que daba it was travelling at full speed;
    ponen la radio a todo lo que da they turn the radio on full blast
    2 (causar, provocar) ‹placer/susto› to give;
    ‹ problemas› to cause;

    el calor le dio sueño/sed the heat made him sleepy/thirsty
    1 ( presentar) ‹ concierto› to give;
    ◊ ¿qué dan esta noche en la tele? what's on TV tonight? (colloq);

    ¿dónde están dando esa película? where's that film showing?
    2
    a) ‹fiesta/conferencia› to give;

    ‹baile/banquete› to hold;
    ‹ discurso› (AmL) to make
    b) (CS) ‹ examen› to take o (BrE) sit;

    ver tb clase 4
    ( realizar la accion que se indica) ‹ grito› to give;

    dame un beso give me a kiss;
    ver tb golpe, paseo, vuelta, etc
    ( considerar) dar algo/a algn por algo:

    ese tema lo doy por sabido I'm assuming you've already covered that topic;
    ¡dalo por hecho! consider it done!
    verbo intransitivo
    1


    [ventana/balcón] to look onto, give onto;
    [fachada/frente] to face
    2 (ser suficiente, alcanzar) dar para algo/algn to be enough for sth/sb;

    dar de sí ‹zapatos/jersey› to stretch
    3 ( arrojar un resultado):

    ¿cuánto da la cuenta? what does it come to?;
    a mí me dio 247 I made it (to be) 247
    4 ( importar):

    ¡qué más da! what does it matter!;
    ¿qué más da? what difference does it make?;
    me da igual I don't mind
    5 ( en naipes) to deal
    1
    a) (pegar, golpear): darle a algn to hit sb;

    ( como castigo) to smack sb;

    el balón dio en el poste the ball hit the post


    2 (accionar, mover) darle a algo ‹a botón/tecla› to press sth;
    ‹ a interruptor› to flick sth;
    ‹a manivela/volante› to turn sth
    3


    ‹ solución› to hit upon, find;
    ‹ palabra› to come up with
    4 (hablando de manías, ocurrencias) darle a algn por hacer algo ‹por pintar/cocinar› to take to doing sth;
    ◊ le ha dado por decir que … he's started saying that …

    5 [sol/luz]:

    la luz le daba de lleno en los ojos the light was shining right in his eyes
    darse verbo pronominal
    1 ( producirse) [fruta/trigo] to grow
    2 ( presentarse) [oportunidad/ocasión] to arise
    3 ( resultar) (+ me/te/le etc):

    a) ( refl) ( realizar lo que se indica) ‹ducha/banquete› to have;

    ◊ dárselas de algo: se las da de valiente/de que sabe mucho he likes to make out he's brave/he knows a lot;

    dárselas de listo to act smart
    b) (golpearse, pegarse):


    se dieron contra un árbol they crashed into a tree;
    se dio dar un golpe en la rodilla he hit his knee
    ( considerarse) darse por algo:

    ver tb aludir a, enterado 1
    dar
    I verbo transitivo
    1 to give: dame la mano, hold my hand
    2 (conceder) to give: mi padre me dio permiso, my father gave me permission
    le doy toda la razón, I think he is quite right
    3 (transmitir una noticia) to tell
    (un recado, recuerdos) to pass on, give
    dar las gracias, to thank
    4 (retransmitir u ofrecer un espectáculo) to show, put on
    5 (organizar una fiesta) to throw, give
    6 (producir lana, miel, etc) to produce, yield
    (fruto, flores) to bear
    (beneficio, interés) to give, yield
    7 (causar un dolor, malestar) dar dolor de cabeza, to give a headache
    (un sentimiento) dar pena, to make sad
    le da mucha vergüenza, he's very embarrassed
    8 (proporcionar) to provide: su empresa da trabajo a cincuenta personas, his factory gives work to fifty people
    9 (una conferencia, charla) to give
    (impartir clases) to teach
    (recibir una clase) to have
    US to take
    10 (presentir) me da (en la nariz/en el corazón) que eso va a salir bien, I have a feeling that everything is going to turn out well
    11 (estropear) to ruin: me dio la noche con sus ronquidos, he spoilt my sleep with his snoring
    12 (abrir el paso de la luz) to switch on
    (del gas, agua) to turn on
    13 (propinar una bofetada, un puntapié, etc) to hit, give
    14 (aplicar una mano de pintura, cera) to apply, put on
    (un masaje, medicamento) to give
    15 (considerar) dar por, to assume, consider: lo dieron por muerto, he was given up for dead
    ese dinero lo puedes dar por perdido, you can consider that money lost
    dar por supuesto/sabido, to take for granted, to assume
    16 (la hora, un reloj) to strike: aún no habían dado las ocho, it was not yet past eight o'clock
    17 (realizar la acción que implica el objeto) dar un abrazo/susto, to give a hug/fright
    dar un paseo, to go for a walk
    dar una voz, to give a shout
    II verbo intransitivo
    1 (sobrevenir) le dio un ataque de nervios, she had an attack of hysterics
    2 dar de comer/cenar, to provide with lunch/dinner 3 dar a, (mirar, estar orientado a) to look out onto, to overlook
    (una puerta) to open onto, lead to: esa puerta da al jardín, this door leads out onto the garden 4 dar con, (una persona, objeto) to come across: no fuimos capaces de dar con la contraseña, we couldn't come up with the password
    dimos con él, we found him 5 dar de sí, (una camiseta, bañador) to stretch, give 6 dar en, to hit: el sol me daba en los ojos, the sun was (shining) in my eyes 7 dar para, to be enough o sufficient for: ese dinero no me da para nada, this money isn't enough for me
    ♦ Locuciones: dar a alguien por: le dio por ponerse a cantar, she decided to start singing
    le dio por nadar, he got it into his head to go swimming
    dar a entender a alguien que..., to make sb understand that...
    dar la mano a alguien, to shake hands with sb
    dar para: el presupuesto no da para más, the budget will not stretch any further
    dar que hablar, to set people talking
    dar que pensar: el suceso dio que pensar, the incident gave people food for thought
    dar a conocer, (noticia) to release
    ' dar' also found in these entries:
    Spanish:
    abasto
    - abrigar
    - acelerón
    - acertar
    - acogerse
    - acomodar
    - acreditar
    - admitir
    - aflojar
    - agradecer
    - alarma
    - albergue
    - alcance
    - alerta
    - alimentar
    - alojamiento
    - alta
    - amagar
    - apetecer
    - apurar
    - armar
    - asesorar
    - atinar
    - baño
    - batalla
    - blanca
    - blanco
    - bola
    - bote
    - brazo
    - brinco
    - buena
    - bueno
    - cabezada
    - cabida
    - cada
    - calabaza
    - calentar
    - callar
    - callada
    - callo
    - campanada
    - cancha
    - cante
    - cara
    - carpetazo
    - carrete
    - casar
    - chivatazo
    - citar
    English:
    about-face
    - about-turn
    - act up
    - advance
    - amplify
    - announce
    - around
    - attach
    - attest
    - back
    - backpedal
    - barge into
    - bear
    - beat
    - beat up
    - beg
    - begrudge
    - birth
    - block
    - bluster
    - bolster
    - bop
    - boss about
    - boss around
    - bother
    - bounce
    - bound
    - breast-feed
    - brief
    - buff
    - bull's-eye
    - butt
    - call
    - chase down
    - checkmate
    - cheer
    - chime
    - circle
    - clout
    - coach
    - come across
    - credence
    - day
    - deal
    - death
    - deliver
    - deposit
    - direct
    - discharge
    - disgust
    * * *
    ♦ vt
    1. [entregar, otorgar] to give;
    dar algo a alguien to give sth to sb, to give sb sth;
    da parte de sus ingresos a los necesitados she gives o donates part of her income to the poor;
    dame el azúcar, por favor could you pass o give me the sugar, please?;
    ¡dámelo! give it to me!, give me it!;
    se lo di a mi hermano I gave it to my brother;
    daría cualquier cosa por saber lo que piensa I'd give anything to know what he's thinking
    2. [pagar] to give;
    [ofrecer en pago] to offer;
    ¿cuánto te dieron por la casa? how much did they give you for the house?;
    el concesionario me da 2.000 euros por la moto vieja the dealer's offering 2,000 euros for my old motorbike;
    300 dólares, ¿quién da más? [en subasta] is there any advance on 300 dollars?
    3. [proporcionar] to give, to provide with;
    la salsa le da un sabor muy bueno the sauce gives it a very pleasant taste, the sauce makes it taste very nice;
    este color le da un aspecto diferente a la habitación this colour makes the room look different;
    le di instrucciones de cómo llegar a casa I gave her directions for getting to my house;
    no nos dio ninguna explicación sobre su ausencia he didn't give us o provide us with any explanation for his absence;
    le dimos ánimos para que siguiera con su trabajo we encouraged her to continue with her work;
    su familia hizo un gran esfuerzo por darle estudios universitarios his family went to a great deal of effort to enable him to go to university
    4. [conceder] to give;
    le han dado el Premio Nobel she has been awarded o given the Nobel Prize;
    le dieron una beca he was awarded o given a grant;
    yo no le daría demasiada importancia I wouldn't attach too much importance to it;
    al final me dieron la razón in the end they accepted that I was right;
    le dieron una semana más para presentar el informe they gave o allowed him one more week to hand in the report;
    me dieron permiso para ir al médico I got o was allowed time off work to go to the doctor;
    ¿da su permiso para entrar? may I come in?;
    nos dieron facilidades de pago they offered us easy payment terms;
    los médicos no le dan más de seis meses de vida the doctors don't give him more than six months (to live);
    ¿qué interpretación das a este descubrimiento? how would you interpret this discovery?
    5. [decir]
    dar los buenos días to say hello;
    le di las gracias por su ayuda I thanked her for her help;
    fuimos a darles el pésame we went to offer them our condolences;
    dale recuerdos de mi parte give him my regards, say hello to him from me;
    dale la enhorabuena give her my congratulations;
    me dio su opinión al respecto he gave me his opinion on the matter;
    ¿quién le dará la noticia? who's going to tell o give her the news?
    6. [producir] to give, to produce;
    [frutos, flores] to bear; [beneficios, intereses] to yield;
    estas vacas dan mucha leche these cows produce a lot of milk;
    esta cuenta da un 5 por ciento de interés this account offers a 5 percent interest rate, this account bears interest at 5 percent;
    esta lámpara da mucha luz this light is very bright;
    le dio tres hijos she bore him three children
    7. [provocar] to give;
    me da vergüenza/pena it makes me ashamed/sad;
    me da risa it makes me laugh;
    me da miedo it frightens me;
    ¡me da una rabia que me traten así! it infuriates me that they should treat me in this way!;
    me dio un susto tremendo she gave me a real fright;
    el viaje me dio mucho sueño the journey made me really sleepy;
    da gusto leer un libro tan bien escrito it's a pleasure to read such a well-written book;
    los cacahuetes dan mucha sed peanuts make you very thirsty;
    este paseo me ha dado hambre this walk has made me hungry o given me an appetite;
    estas botas dan mucho calor these boots are very warm
    8. [luz, agua, gas] [encender] to turn o switch on;
    [suministrar por primera vez] to connect; [suministrar tras un corte] to turn back on
    9. [fiesta, cena] to have, to hold;
    dar una cena en honor de alguien to hold o give a dinner in sb's honour;
    darán una recepción después de la boda there will be a reception after the wedding
    10. [en naipes] [repartir] to deal
    11. [sujeto: reloj] to strike;
    el reloj dio las doce the clock struck twelve
    12. Cine, Teatro & TV to show;
    [concierto, interpretación] to give;
    ¿qué dan esta noche en la tele? – dan una película del oeste what's on the TV tonight? – they're showing a western o there's a western on;
    dieron la ceremonia en directo they broadcast the ceremony live
    13. [propinar]
    le di una bofetada I slapped him, I gave him a slap;
    dio una patada a la pelota he kicked the ball;
    darle un golpe/una puñalada a alguien to hit/stab sb
    14. [untar con, aplicar]
    dar una capa de pintura al salón to give the living-room a coat of paint;
    dar barniz a una silla to varnish a chair
    15. [señales, indicios] to show;
    dar pruebas de sensatez to show good sense;
    dar señales de vida to show signs of life
    16. [enseñar] to teach;
    [conferencia] to give;
    dar inglés/historia to teach English/history;
    dio una clase muy interesante she gave a very interesting class;
    mañana no daremos clase there won't be a class tomorrow
    17. Esp [recibir] [clase] to have;
    doy clases de piano con una profesora francesa I have piano classes with a French piano teacher;
    doy dos clases de francés a la semana I have two French classes a week
    18. [expresa acción]
    dar un grito to give a cry;
    dar un suspiro to sigh, to give a sigh;
    dar un vistazo a to have a look at;
    dio lectura a los resultados de la elección she read out the election results;
    cuando se enteró de la noticia, dio saltos de alegría when he heard the news, he jumped for joy;
    voy a dar un paseo I'm going (to go) for a walk
    19. Esp Fam [fastidiar] to ruin;
    es tan pesado que me dio la tarde he's so boring that he ruined the afternoon for me;
    el bebé nos da las noches con sus lloros the baby never lets us get a decent night's sleep
    20. [considerar]
    dar algo por to consider sth as;
    eso lo doy por hecho I take that for granted;
    doy por sentado que vendrás a la fiesta I take it for granted that o I assume you'll be coming to the party;
    doy por explicado este periodo histórico that's all I want to say about this period of history;
    doy esta discusión por terminada I consider this discussion to be over;
    dar a alguien por muerto to give sb up for dead
    21. Fam [presentir]
    me da que no van a venir I have a feeling they're not going to come
    22. RP [inyección] to give
    23. Comp
    donde las dan las toman you get what you deserve;
    no dar una to get everything wrong
    ♦ vi
    1. [en naipes] [repartir] to deal;
    me toca dar a mí it's my deal
    2. [entregar]
    dame, que ya lo llevo yo give it to me, I'll carry it
    3. [horas] to strike;
    dieron las tres three o'clock struck
    4. [golpear]
    le dieron en la cabeza they hit him on the head;
    la piedra dio contra el cristal the stone hit the window;
    como no te portes bien, te voy a dar if you don't behave, I'll smack you
    5. [accionar]
    dar a [llave de paso] to turn;
    [botón, timbre] to press;
    dale al control remoto hit the remote control;
    dale al pedal press down on the pedal;
    Informát
    dale a la tecla de retorno hit o press return;
    dale a la manivela turn the handle
    6. [estar orientado]
    dar a [sujeto: ventana, balcón] to look out onto, to overlook;
    [sujeto: pasillo, puerta] to lead to; [sujeto: casa, fachada] to face;
    todas las habitaciones dan al mar all the rooms look out onto o face the sea
    7. [sujeto: luz, viento]
    el sol daba de lleno en la habitación the sunlight was streaming into the room;
    la luz me daba directamente en la cara the light was shining directly in my face;
    aquí da mucho viento it's very windy here
    8. [encontrar]
    dar con algo/alguien to find sth/sb;
    he dado con la solución I've hit upon the solution
    9. [proporcionar]
    dar de beber a alguien to give sb something to drink;
    da de mamar a su hijo she breast-feeds her son
    10. [ser suficiente]
    dar para to be enough for;
    no dar ni para pipas: ¡eso no te da ni para pipas! that's not even enough to buy a bag of peanuts!
    11. [motivar]
    esta noticia va a dar mucho que hablar this news will set people talking;
    aquello me dio que pensar that made me think
    12. [importar]
    ¡y a ti qué más te da! what's it to you?;
    me da igual o [m5] lo mismo it's all the same to me, I don't mind o care;
    no vamos a poder ir al cine – ¡qué más da! we won't be able to go to the cinema – never mind!;
    y si no lo conseguimos, ¿qué más da? if we don't manage it, so what?;
    ¡qué más da quién lo haga con tal de que lo haga bien! what does it matter o what difference does it make who does it as long as they do it properly?;
    lo siento, no voy a poder ayudar – da igual, no te preocupes I'm sorry but I won't be able to help – it doesn't matter, don't worry;
    ¿vamos o nos quedamos? – da lo mismo should we go or should we stay? – it doesn't make any difference
    13. [acertar]
    dio en el blanco she hit the target;
    diste en el blanco, hay que intentar reducir las pérdidas you hit the nail on the head, we have to try and reduce our losses
    14. [tomar costumbre]
    le ha dado por el yoga he's decided to go in for yoga;
    ahora le ha dado por no comer fruta now she's decided not to eat fruit;
    le dio por ponerse a cantar en medio de la clase he took it into his head to start singing in the middle of the class;
    ¿está aprendiendo ruso? – sí, le ha dado por ahí is she learning Russian? – yes, that's her latest thing;
    Formal
    dar en hacer algo to take to doing sth;
    el viejo dio en leer libros de caballería the old man took to reading books on chivalry
    15. [expresa repetición]
    le dieron de palos they beat him repeatedly with sticks
    16. [afectar]
    le dio un infarto he had a heart attack
    17.
    dar de sí [ropa, calzado] to give, to stretch;
    no dar más de sí o [m5] para más [persona, animal] not to be up to much any more;
    este sueldo da mucho de sí this salary goes a long way;
    estos zapatos no dan para más these shoes have had it;
    es un poco tonto, no da para más he's a bit stupid, he's not up to anything else
    18. [expresa enfado]
    te digo que pares y tú, ¡dale (que dale)! I've told you to stop, but you just carry on and on!;
    ¡y dale con la música! there he goes again, playing loud music!;
    te hemos dicho que no menciones el tema, y tú, dale que te pego we've told you not to mention the subject, but you just carry on regardless o but here you are, bringing it up again;
    ¡y dale! te lo he dicho bien claro, no voy a ir how many times do I have to tell you? o I've said it once and I'll say it again, I'm not going
    19. RP [comunicar]
    ¿me darías con tu madre? could I speak to your mother?, could you put your mother on?;
    le doy con el Sr. Hualde I'll put you through to Mr Hualde
    20. Comp
    Fam
    para dar y tomar: había cerveza para dar y tomar there was loads of beer;
    Fam
    darle a: ¡cómo le da a la cerveza! he certainly likes his beer!;
    Fam
    darle algo a alguien: si no se calla me va a dar algo if he doesn't shut up soon, I'll go mad;
    si sigues trabajando así te va a dar algo you can't go on working like that;
    Esp muy Fam
    ¡que le den!: ¿que no quiere cooperar? ¡que le den! he doesn't want to co-operate? well, stuff him!
    * * *
    <part dado>
    I v/t
    1 give; fiesta give, have;
    dar un salto/una patada jump/kick, give a jump/kick;
    dar miedo a frighten;
    el jamón me dio sed the ham made me thirsty;
    dar de comer/beber a alguien give s.o. something to eat/drink
    2 fruta bear; luz give off; beneficio yield
    3 película show, screen
    4
    :
    el reloj dio las tres the clock struck three
    5
    :
    ¡dale (que dale)! fam don’t keep on! fam ;
    y siguió dale que te pego fam and he kept on and on
    II v/i
    1 give; de cartas en juego deal;
    dame give it to me, give me it
    2
    :
    dar a de ventana look onto
    3
    :
    dar con algo/alguien come across sth/s.o., find sth/s.o.;
    no di con el nombre I couldn’t think of the name
    4
    :
    dar de sí de material stretch, give;
    dar para be enough for;
    no da para más it’s past its best
    5
    :
    le dio por insultar a su madre fam she started insulting her mother
    6
    :
    ¡qué más da! what does it matter!;
    da igual it doesn’t matter
    7
    :
    en algo hit sth;
    el sol le daba en la cara he had the sun in his eyes, the sun was in his eyes
    8
    :
    dar por muerto a alguien give s.o. up for dead
    9
    :
    dar que hablar give people something to talk about;
    da que pensar it makes you think, it gives you something to think about
    * * *
    dar {22} vt
    1) : to give
    2) entregar: to deliver, to hand over
    3) : to hit, to strike
    4) : to yield, to produce
    5) : to perform
    6) : to give off, to emit
    7)
    dar por : to regard as, to consider
    dar vi
    1) alcanzar: to suffice, to be enough
    no me da para dos pasajes: I don't have enough for two fares
    2)
    dar a or
    dar sobre : to overlook, to look out on
    3)
    dar con : to run into
    4)
    dar con : to hit upon (an idea)
    5)
    dar de sí : to give, to stretch
    * * *
    dar vb
    1. (en general) to give [pt. gave; pp. given]
    ¿cuánto me das por lavarte el coche? how much will you give me for washing your car?
    ¿me da un kilo de naranjas, por favor? could I have a kilo of oranges, please?
    5. (ofrecer fiesta) to have
    6. (impartir clases) to teach [pt. & pp. taught]
    7. (tener ataque, enfermedad) to have
    8. (producir fruto, flores) to bear [pt. bore; pp. borne]
    9. (sonar las horas) to strike [pt. & pp. struck]
    10. (encender, conectar) to turn on
    ¿has dado el gas? have you turned the gas on?
    11. (chocar, golpear) to hit [pt. & pp. hit]
    12. (decir) to say [pt. & pp. said]
    me dio las buenas noches he said goodnight to me / he wished me goodnight
    dar a to overlook / to look onto
    dar a entender to imply [pt. & pp. implied]
    dar a luz to give birth [pt. gave; pp. given]
    dar de comer to feed [pt. & pp. fed]
    dar igual not to matter / not to mind

    Spanish-English dictionary > dar

  • 12 glücklich

    I Adj.
    1. (froh) happy; glücklich sein be ( oder feel) happy; ( ein) glückliches neues Jahr! Happy New Year!; dem Glücklichen schlägt keine Stunde Sprichw. time flies when you’re having fun; Geld
    2. (erfolgreich, vom Glück begünstigt) lucky, fortunate; der glückliche Ausgang des Abenteuers a happy ending to the adventure; der glückliche Sieger / Gewinner auch im Lotto etc.: the lucky winner; eine glückliche Hand haben have the right touch ( bei for, when it comes to); glückliche Reise! bon voyage!; glücklicher Zufall lucky ( oder fortunate) chance; du kannst dich glücklich schätzen oder preisen you can count yourself lucky; du Glücklicher! umg. you lucky thing; wer ist denn der / die Glückliche? who’s the lucky man / lady ( oder girl), then?
    3. (gut) Beispiel, Formulierung etc.: most appropriate, happy; Entscheidung, Wahl etc.: good, fortunate; inspired; ein glücklicher Wurf a smart move; nicht sehr glücklich Auswahl etc.: a bit unfortunate
    II Adv.
    1. happily etc.; siehe I; (gut) well; (erfolgreich) successfully; glücklich ankommen / landen etc. arrive / land etc. safely; glücklich enden have a happy end(ing); glücklich gewählter Augenblick opportune moment
    2. umg., iro. (endlich) finally; jetzt hat er glücklich auch noch... to cap it all (Am. top it all off) he’s...; jetzt ist er glücklich weg thank goodness he’s gone
    * * *
    (Fügung) lucky; fortunate; providential;
    (Gefühl) happy
    * * *
    glụ̈ck|lich ['glʏklɪç]
    1. adj
    1) (= erfolgreich, vom Glück begünstigt) lucky, fortunate; (= vorteilhaft, treffend, erfreulich) happy

    glückliche Reise! — bon voyage!, pleasant journey!

    er kann sich glücklich schätzen(, dass...) — he can count or consider himself lucky (that...)

    wer ist der/die Glückliche? — who is the lucky man/woman/girl etc?

    See:
    → Hand
    2) (= froh, selig) happy

    ein glückliches Ende, ein glücklicher Ausgang — a happy ending

    glücklich machen — to bring happiness

    jdn glücklich machen — to make sb happy, to bring sb happiness

    2. adv
    1) (= mit Glück) by or through luck; (= vorteilhaft, treffend, erfreulich) happily
    2) (= froh, selig) happily
    * * *
    1) (having or showing a feeling of pleasure or contentment: a happy smile; I feel happy today.) happy
    2) (lucky: By a happy chance I have the key with me.) happy
    3) (having good fortune; lucky: It was fortunate that no-one was killed in the accident.) fortunate
    * * *
    glück·lich
    [ˈglʏklɪç]
    I. adj
    1. (vom Glück begünstigt, erfolgreich) lucky, fortunate
    ihr G\glücklichen! lucky you! a. iron
    sich akk \glücklich schätzen können, dass.../etw getan zu haben to consider [or count] oneself lucky that.../to have done sth
    2. (vorteilhaft, erfreulich) happy, fortunate
    ein \glückliches Ende [o \glücklicher Ausgang] a happy ending
    eine \glückliche Nachricht [some] good news + sing vb
    ein \glücklicher Umstand a fortunate circumstance
    ein \glücklicher Zufall a stroke of luck
    ein [wenig] \glücklicher Zeitpunkt a [not very] happy moment
    3. (froh) happy
    ▪ \glücklich mit jdm/etw sein to be happy with sb/sth
    ▪ \glücklich über jdn/etw sein to be happy about sb/sth
    wunschlos \glücklich sein to be happy beyond all one's wishes
    jdn \glücklich machen to make sb happy, to bring sb happiness
    4.
    ▶ dem G\glücklichen schlägt keine Stunde time stands still for those who are happy
    II. adv
    1. (vorteilhaft, erfreulich) happily
    \glücklich gelingen to turn out happily [or a success
    2. (froh und zufrieden) happily
    \glücklich [mit jdm] liiert/verheiratet sein to be happily united [with sb]/married [to sb]
    3. (fam: zu guter Letzt) after all
    * * *
    1.
    1) (von Glück erfüllt) happy (über + Akk. about)
    2) (erfolgreich) lucky < winner>; successful < outcome>; safe < journey>; happy < ending>
    3) (vorteilhaft) fortunate

    ein glücklicher Zufall — a happy coincidence; a lucky chance; s. auch Hand 6)

    2.
    1) (erfolgreich) successfully
    2) (vorteilhaft, zufrieden) happily <chosen, married>
    3) (endlich) at last; eventually
    * * *
    A. adj
    1. (froh) happy;
    glücklich sein be ( oder feel) happy;
    (ein) glückliches neues Jahr! Happy New Year!;
    dem Glücklichen schlägt keine Stunde sprichw time flies when you’re having fun; → Geld
    2. (erfolgreich, vom Glück begünstigt) lucky, fortunate;
    der glückliche Ausgang des Abenteuers a happy ending to the adventure;
    der glückliche Sieger/Gewinner auch im Lotto etc: the lucky winner;
    eine glückliche Hand haben have the right touch (
    bei for, when it comes to);
    glückliche Reise! bon voyage!;
    glücklicher Zufall lucky ( oder fortunate) chance;
    preisen you can count yourself lucky;
    du Glücklicher! umg you lucky thing;
    wer ist denn der/die Glückliche? who’s the lucky man/lady ( oder girl), then?
    3. (gut) Beispiel, Formulierung etc: most appropriate, happy; Entscheidung, Wahl etc: good, fortunate; inspired;
    ein glücklicher Wurf a smart move;
    nicht sehr glücklich Auswahl etc: a bit unfortunate
    B. adv
    1. happily etc; → A; (gut) well; (erfolgreich) successfully;
    glücklich ankommen/landen etc arrive/land etc safely;
    glücklich enden have a happy end(ing);
    2. umg, iron (endlich) finally;
    jetzt hat er glücklich auch noch … to cap it all (US top it all off) he’s …;
    jetzt ist er glücklich weg thank goodness he’s gone
    * * *
    1.
    1) (von Glück erfüllt) happy (über + Akk. about)
    2) (erfolgreich) lucky < winner>; successful < outcome>; safe < journey>; happy < ending>
    3) (vorteilhaft) fortunate

    ein glücklicher Zufall — a happy coincidence; a lucky chance; s. auch Hand 6)

    2.
    1) (erfolgreich) successfully
    2) (vorteilhaft, zufrieden) happily <chosen, married>
    3) (endlich) at last; eventually
    * * *
    (über) adj.
    happy (about) adj. adj.
    felicitous adj.
    fortunate adj.
    happy n.
    lucky n.
    prosperous adj.
    providential adj.
    serendipitous adj.
    slaphappy* adj. adv.
    felicitously adv.
    prosperously adv.
    providentially adv.

    Deutsch-Englisch Wörterbuch > glücklich

  • 13 main

    main [mɛ̃]
    ━━━━━━━━━
    ━━━━━━━━━
    1. <
    • les mains dans les poches with one's hands in one's pockets ; ( = sans rien faire) without any effort
    • il y a main ! (Football) hand ball!
    • les mains en l'air ! hands up!
    • haut les mains ! hands up!
    • à 65 ans, il est temps qu'il passe la main at 65 it's time he made way for someone else
    ► coup de main ( = aide) helping hand ; ( = habileté) knack ; ( = attaque) raid
    • avoir la main ( = jouer le premier) to lead ; ( = distribuer les cartes) to deal
    • il va prendre ma main sur la figure ! (inf) he's going to get a smack in the face!
    • prendre qn/qch en main to take sb/sth in hand► à la main
    • vol à main armée armed robbery► à main levée [vote] [voter] by a show of hands ; [dessin] [dessiner] freehand
    ► à mains nues [combattre] with one's bare hands ; [combat] bare-fisted
    ► de + main
    • de main en main [passer, circuler] from hand to hand
    • il se promenait, micro en main he walked around holding the microphone
    2. <
    3. <
    ► main courante ( = câble) handrail
    * * *
    mɛ̃
    1) Anatomie hand

    la main dans la main — lit hand in hand

    avoir les mains liées — lit, fig to have one's hands tied

    avoir quelque chose bien en main(s) — lit to hold something firmly; fig to have something well in hand

    fait main — [produit] handmade

    à la main — [régler] manually

    à main levée — [dessiner] freehand; [voter] by a show of hands

    dix secondes montre en main — ten seconds exactly; vilain

    2) ( personne)
    3) (dénotant le contrôle, la possession)

    mettre la main sur quelque chose — ( s'approprier) to get one's hands on something

    être entre les mains de quelqu'un — [pouvoir, responsabilité] to be in the hands of somebody

    prendre en mains — to take [something] in hand

    se prendre par la main — ( soi-même) to take oneself in hand

    prendre quelqu'un par la main — lit, fig to take somebody by the hand

    à ne pas mettre entre toutes les mains — [livre] not for general reading

    je le lui ai remis en mains propres — I gave it to him/her in person

    de la main à la main — [vendre, acheter] privately

    de première main — ( dans une annonce) ‘one owner’

    avoir des renseignements de première main — to have first-hand information; velours

    4) ( origine)

    écrit de la main du président — written by the president himself/herself

    de ma plus belle main — ( écriture) in my best handwriting

    6) Zoologie ( de primate) hand
    7) ( longueur)
    8) Sport ( au football) handball

    perdre la main — fig to lose one's touch

    garder la main — fig to keep one's hand in

    10) ( direction)

    à main droite/gauche — on the right/left

    •
    Phrasal Verbs:
    ••

    j'en mettrais ma main au feu or à couper — I'd swear to it

    d'une main de fer — [gouverner] with an iron rod

    il n'y est pas allé de main morte! — (colloq) he didn't pull his punches!

    passer la main — to step down (à in favour [BrE] of)

    faire main basse sur — to help oneself to [biens]; to take over [marché]

    avoir la main heureuse/malheureuse — to be lucky/unlucky

    ils peuvent se donner la main — pej ( deux personnes) they're both the same

    * * *
    mɛ̃ nf
    1) (de primate) hand

    à la main [tenir] — in one's hand, [fabriquer, tricoter] by hand

    sous la main — to hand, at hand

    donner la main à qn; tendre la main à qn — to hold out one's hand to sb

    Les deux présidents se sont serré la main. — The two presidents shook hands.

    de première main (renseignement) — first-hand, COMMERCE (voiture, article) with only one previous owner

    faire main basse sur — to help o.s. to

    passer la main CARTES — to hand over the lead, figto step down

    Je m'en lave les mains. — I wash my hands of the whole thing.

    * * *
    1 Anat hand; main droite/gauche right/left hand; se laver les mains to wash one's hands; marcher les mains dans les poches to walk with one's hands in one's pockets; saluer qn de la main to wave at sb; d'un signe de la main elle indiqua que… with her hand she indicated that…; la main dans la main lit hand in hand; fig close together; avoir les mains liées lit, fig to have one's hands tied; haut les mains! hands up!; passer de main en main [objet, livre] to pass from hand to hand; tenir qch à la main to hold sth in one's hand; se tenir la main to hold hands; avoir une brûlure à la main to have a burn on one's hand; donne-moi la main ( pour être tenue) give me your hand; ( pour être serrée) let's shake hands; ( pour un soutien moral) hold my hand; demander la main de qn to ask for sb's hand (in marriage); prendre qch d'une (seule) main to pick sth up with one hand; prendre qch à deux mains to take sth with both hands; ramasser qch à pleines mains to pick up handfuls of sth; saisir qch à pleines mains to take a firm hold of sth; glisser or tomber des mains de qn to slip out of sb's hands; avoir qch bien en main(s) lit to hold sth firmly; fig to have sth well in hand; être adroit de ses mains to be good with one's hands; si tu portes or lèves la main sur elle if you lay a finger on her; faire qch à la main to do sth by hand; faire qch de ses propres mains to do sth with one's own hands; fait main [produit] handmade; cousu/tricoté main hand-sewn/- knitted; à la main ( sans machine) [contrôler, régler] manually; à mains nues [se battre] with one's bare hands; jouer du piano à quatre mains to play a duet on the piano; dessiner à main levée to draw freehand; voter à main levée to vote by a show of hands; se faire faire les mains to have a manicure; attaque/vol à main armée armed attack/robbery; avoir besoin d'un coup de main to need a hand; donner un coup de main à qn to give sb a hand; dix secondes montre or chronomètre en main ten seconds exactly; ⇒ courage, doigt, dos, uni, vilain;
    2 ( personne) une main secourable a helping hand; une main criminelle avait saboté someone with criminal intentions had sabotaged;
    3 (dénotant le contrôle, la possession) hand; la main de Dieu/du destin the hand of God/fate; changer de mains to change hands; avoir qch sous la main to have sth to hand; c'est ce que j'avais sous la main it's what I had; je n'ai rien sous la main pour recoudre ton bouton I've got nothing here to sew your button back on; cela m'est tombé sous la main I just happened to come across it; mettre la main sur qch ( retrouver) to lay one's hand on sth; ( trouver) to get one's hands on sth; je n'arrive pas à mettre la main dessus I can't lay my hands on it, I can't find it; après être passé par les mains de ma fille after my daughter had had it; je l'ai eu entre les mains mais I did have it but; être entre les mains de qn [pouvoir, responsabilité, entreprise] to be in the hands of sb; avoir/prendre qch en mains to have/to take sth in hand [affaire, tâche]; se prendre par la main ( soi-même) to take oneself in hand; prendre qn par la main lit, fig to take sb by the hand; être en (de) bonnes/mauvaises mains to be in good/not to be in good hands; avoir la main haute sur to have control over; avoir les choses en main to have things in hand; avoir qch bien en main to have sth well in hand; à ne pas mettre entre toutes les mains [livre] not for general reading; tomber entre les mains de qn to fall into sb's hands; repartir avec un contrat en main(s) to leave with a signed contract; elle est arrivée preuve en main she had concrete proof; avoir/arriver les mains vides to be/arrive empty-handed; je le lui ai remis en mains propres I gave it to him/her in person; de la main à la main [vendre, acheter] privately; être payé de la main à la main to be paid cash (in hand); de seconde main secondhand; de première main ( dans une annonce) ‘one owner’; avoir des renseignements de première main to have first-hand information; ⇒ innocent, velours;
    4 ( origine) peinture de la main de Bosch original painting by Bosch; écrit de la main du président written by the president himself; reconnaître la main d'un auteur/d'un artiste to recognize a writer's/an artist's style; de ma plus belle main ( écriture) in my best handwriting;
    5 ( dénotant l'habileté) avoir le coup de main to have the knack; il faut d'abord se faire la main you have to learn how to do it first; avoir la main légère to have a light touch;
    6 Zool ( de primate) hand;
    7 ( longueur approximative) une main a hand's width;
    8 Imprim ( de papier) quire;
    9 Sport ( au football) handball; il y a main! handball!;
    10 Jeux ( cartes de chacun) hand; ( tour de jeu) deal; bonne/mauvaise main strong/weak hand; perdre la main lit to lose the deal; fig to lose one's touch; garder la main lit to keep one's hand; fig to keep one's hand in;
    11 ( direction) à main droite/gauche on the right/left.
    main chaude Jeux hot cockles (+ v sg); main courante Constr handrail; Compta daybook.
    j'en mettrais ma main au feu or à couper I'd swear to it; d'une main de fer [gouverner, diriger] with an iron rod; il n'y est pas allé de main morte! he didn't pull his punches!; avoir la main leste to be always ready with a good hiding; laisser les mains libres à qn to give sb a free hand ou rein; passer la main to step down (à in favourGB of); faire main basse sur to help oneself to [biens]; to take over [marché, pays]; en venir aux mains to come to blows; avoir la main heureuse/malheureuse to be lucky/unlucky; mettre la dernière main à to put the finishing touches to; il y en a autant que sur ma main○ there aren't any; ils peuvent se donner la main péj ( deux personnes) they're both the same; ( plusieurs personnes) they're all the same; mettre la main aux fesses○ de qn to feel sb up○; que ta main gauche ignore ce que fait ta main droite let not thy left hand know what thy right hand doeth.
    [mɛ̃] nom féminin
    donne-moi la main give me your hand, hold my hand
    les enfants, tenez-vous par ou donnez-vous la main hold hands, children
    lève la main [à l'école] put your hand up, raise your hand
    levez la main droite et dites "je le jure" raise your right hand and say "I swear to God"
    tu veux ma main sur la figure? do you want a slap?, you're asking for a slap!
    les mains en l'air!, haut les mains! hands up!
    en main propre, en mains propres [directement] personally
    2. [savoir-faire]
    garder ou s'entretenir la main to keep one's hand in
    [intervention] hand
    3. (vieilli) [permission d'épouser]
    demander/obtenir la main d'une jeune fille to ask for/to win a young lady's hand (in marriage)
    a. [faire la donne] to deal
    b. [jouer le premier] to lead
    céder ou passer la main
    b. (figuré) to step ou to stand down
    5. [gant de cuisine] (oven) glove
    7. COMMERCE & IMPRIMERIE [quantité] ≃ quire (of 25 sheets)
    [tenue]
    9. CONSTRUCTION [poignée] handle
    b. [dessiner] freehand
    main libres [téléphone, kit] hands-free
    main de fer: mener ou régenter quelque chose d'une main de fer to rule something with an iron hand
    la main sur le cœur with one's hand on one's heart, in perfect good faith
    de main de maître masterfully, brilliantly
    avoir/garder les mains libres (figuré) to have/to keep a free hand
    arriver/rentrer les mains vides to turn up/to go home empty-handed
    les mains dans les poches (familier & figuré) with not a care in the world, free and easy
    jeux de mains, jeux de vilains [à des enfants] no more horsing around or it'll end in tears
    avoir la haute main sur to have total ou absolute control over
    a. [être clément] to be lenient
    b. [en cuisine] to underseason
    a. [être sévère] to be harsh ou heavy-handed
    avoir/garder quelque chose sous la main to have/to keep something at hand
    a. [palais] to raid, to ransack
    b. [marchandises, documents] to get one's hands on
    c'est lui, j'en mettrais ma main au feu that's him, I'd stake my life on it
    attention, la main me démange! watch it or you'll get a slap!
    mettre ou prêter la main à to have a hand ou to take part in
    mettre la main sur quelque chose to lay ou to put one's hands on something
    je n'arrive pas à mettre la main dessus I can't find it, I can't lay my hands on it
    ah, ah, je te prends la maindans le sac! (humoristique) ha! I've caught you at it!
    tendre la main [faire l'aumône] to hold out one's hand, to beg
    ————————
    [mɛ̃] adverbe
    [fabriqué, imprimé] by hand
    fait/tricoté/trié main hand-made/-knitted/-picked
    ————————
    à la main locution adverbiale
    1. [artisanalement]
    2. [dans les mains]
    avoir ou tenir quelque chose à la main to hold something in one's hand
    ————————
    à main locution adjectivale
    [levier, outil] hand (modificateur), manual
    ————————
    à main droite locution adverbiale
    ————————
    à main gauche locution adverbiale
    ————————
    de la main locution adverbiale
    a. [pour dire bonjour] to wave (hello) to somebody
    b. [pour dire au revoir] to wave (goodbye) to somebody, to wave somebody goodbye
    de la main, elle me fit signe d'approcher she waved me over
    de la main à la main locution adverbiale
    ————————
    de la main de locution prépositionnelle
    1. [fait par] by
    la lettre est de la main même de Proust/de ma main the letter is in Proust's own hand/in my handwriting
    2. [donné par] from (the hand of)
    de main en main locution adverbiale
    de première main locution adjectivale
    [information] first-hand
    [érudition, recherche] original
    de première main locution adverbiale
    nous tenons de première main que... we have it on the best authority that...
    de seconde main locution adjectivale
    [information, voiture] secondhand
    d'une main locution adverbiale
    [ouvrir, faire] with one hand
    [prendre] with ou in one hand
    ————————
    en main locution adjectivale
    le livre est actuellement en main [il est consulté] the book is out on loan ou is being consulted at the moment
    ————————
    en main locution adverbiale
    avoir ou tenir quelque chose (bien) en main (figuré) to have something well in hand ou under control
    la main dans la main locution adverbiale
    [en se tenant par la main] hand in hand

    Dictionnaire Français-Anglais > main

  • 14 a

    prep.
    1 to.
    voy a Madrid I'm going to Madrid
    me voy al extranjero I'm going abroad
    llegó a Buenos Aires/a la fiesta he arrived in Buenos Aires/at the party
    2 at (moment).
    a las siete at seven o'clock
    a los once años at the age of eleven
    al caer la noche at nightfall
    al oír la noticia se desmayó on hearing the news, she fainted
    Llegué al amanecer I arrived at dawn.
    3 per, every (frecuency).
    40 horas a la semana 40 hours per o a week
    tres veces al día three times a day
    4 to.
    dáselo a Ricardo give it to Ricardo
    dile a Ricardo que venga tell Ricardo to come
    5 to.
    entró a pagar he came in to pay
    aprender a nadar to learn to swim
    6 by, about to, for.
    * * *
    A, a
    ► nombre femenino (pl as o aes)
    1 (la letra) A, a
    ————————
    A
    1 ( Alteza) Highness; (abreviatura) H
    ————————
    A
    1 ( autopista) motorway; (abreviatura) M
    ————————
    A
    1 ( amperio) ampere, amp; (símbolo) A
    * * *
    prep.
    1) to
    2) into
    3) in
    4) at
    5) on
    6) with
    * * *
    SF = a (=letra) A, a
    * * *
    a femenino (pl aes) ( read as [a]) the letter A, a
    * * *
    = for, per, to.
    Ex. The fine policy matrix corresponds to the loan policy matrix, cell for cell.
    Ex. Indexing can thus be achieved at a detailed level, with often many terms per document, with almost no indexing effort.
    Ex. Accessibility to the documents stored in files is an important factor, so the physical storage is important.
    ----
    * a + Adjetivo + escala = on a + Adjetivo + scale.
    * a alguna parte = someplace.
    * a alta presión = high-pressured, high-pressure.
    * a altas horas de la noche = late at night.
    * a ambas orillas del Atlántico = on both sides of the ocean, on both sides of the Atlantic.
    * a ambos lados de = on either side of.
    * a ambos lados del Altántico = on both sides of the ocean, on both sides of the Atlantic.
    * a ambos lados de + Lugar = on both sides of + Lugar.
    * a años luz de = light years away from.
    * a bajas temperaturas = at low temperature.
    * a bajo coste = low-cost.
    * a bajo costo = low-cost.
    * a bajo nivel = low-level.
    * a bajo precio = lower-cost, at a low price, on the cheap.
    * a base de = in the form of, on a diet of.
    * a base de carne = meaty [meatier -comp., meatiest -sup.].
    * a base de cometer errores = the hard way.
    * a base de errores = the hard way.
    * a boca de jarro = at close range.
    * a bocajarro = point blank.
    * a bombo y platillo = fanfare, with a bang.
    * a bordo = aboard, on board ship.
    * a bordo de = aboard, onboard.
    * a bordo de un barco = shipboard, on board ship.
    * a buen recaudo = in a safe place, in safekeeping.
    * a caballo = on horseback, astride.
    * a caballo entre = astride... and..., midway between.
    * a caballo entre... y... = half way between... and....
    * a caballo regalado no se le mira el diente = never look a gift horse in the mouth.
    * a cada rato = every so often, every now and then, every now and again, every once in a while.
    * a cambio = in return.
    * a cambio de = in exchange for, in return for.
    * a cambio de nada = for nothing.
    * a cántaros = cats and dogs.
    * a cargo = in the saddle.
    * a cargo (de) = charged with, in charge (of), at the helm (of).
    * a cargo de Alguien = under supervision.
    * a cargo de las riendas = in the saddle.
    * a cargo del ayuntamiento = local authority-run.
    * a cargo del gobierno = government-operated, government-run.
    * a cargo de una sola persona = one-man band.
    * a cargo de voluntarios = volunteer-run.
    * a chorros = profusely.
    * a ciegas = blindfold, blindly, blindfolded, in the dark.
    * a ciencia cierta = for sure, for certain.
    * a cierta distancia = some distance away.
    * a cierta distancia de = off.
    * a cierta distancia de la costa = offshore.
    * a cierta distancia del litoral = offshore.
    * a cobro revertido = reverse charges.
    * a color = multi-colour [multi-color -USA].
    * a comienzos de + Expresión Temporal = early + Expresión Temporal, the.
    * a comienzos de + Fecha = in the early + Fecha, in the early part of + Fecha.
    * a comienzos de + Período de Tiempo = by the turn of + Período de Tiempo, at the turn of + Período de Tiempo.
    * a conciencia = deliberately, wilfully [willfully, -USA], by design, on purpose.
    * a condición de que + Subjuntivo = provided (that), providing (that), as long as.
    * a contenido enriquecido = content-enriched.
    * a continuación = next, then, in the following, herewith.
    * a continuación se enumeran = given below.
    * a contracorriente = against the grain.
    * a contraluz = against the light.
    * a contrapelo = against the grain, against the nap.
    * a coro = with one voice, in unison.
    * a corto plazo = before very long, short term [short-term], in the short run, short-range, at short notice, in the short term, short-run.
    * a costa de = at the cost of, at the expense of, at + Nombre's + expense, at cost of.
    * a costa de mucho = at (a) great expense.
    * a costa de otro = at someone else's expense.
    * a costa de otros = at other people's expense.
    * a criterio de = at the discretion of.
    * a cualquier hora = anytime, around the clock.
    * a cualquier hora del día o de la noche = at any hour of the day or night, at any time of the day or night.
    * a cualquier precio = at any cost, at all costs, at any price.
    * a cuatro aguas = hipped.
    * a cuatro patas = on all fours, on four legs.
    * a cuenta de = at the expense of.
    * a cuenta de la empresa = at company expense.
    * a cuenta de otro = at someone else's expense.
    * a cuenta de otros = at other people's expense.
    * a cuenta propia = at + Posesivo + expense, at + Posesivo + own expense.
    * a cuerpo de rey = the lap of luxury.
    * a cuestas = in tow.
    * a decir de todos = by all accounts.
    * a decir verdad = to tell the truth, if the truth be known, if the truth be told, in all truth, in truth, fact is, the fact is (that), to be fair.
    * a decir verdad... = the fact of the matter is that....
    * a demanda = pro re nata.
    * a deshora(s) = at odd times, out of hours.
    * a día de hoy = as of today.
    * a diario = every day.
    * a diestro y siniestro = like there's no tomorrow.
    * a dieta = on a diet.
    * a diferencia de = apart from, as opposed to, in contradistinction to, as contrasted with, in contrast (to/with), quite apart from, in sharp contrast (with).
    * a diferencia de + Nombre = unlike + Nombre.
    * a diferentes niveles = multi-tiered [multitiered], multi-tier [multitier].
    * a discreción = at will, no holds barred.
    * a disgusto = unwillingly, reluctantly.
    * a disposición de = at the disposal of.
    * a distancia = remote, remotely, distantly.
    * a doble espacio = double-spaced.
    * a domicilio = domiciliary.
    * ¿a dónde se dirige(n)...? = whither?.
    * ¿a dónde va(n)...? = whither?.
    * ¿a dónde vas? = quo vadis, whither thou goest.
    * a dos niveles = two-tier.
    * a dos velas = skint, penniless, broke.
    * a duras penas = with great difficulty.
    * a efectos de = in terms of, for the purpose of + Nombre.
    * a efectos prácticos = to all intents and purposes, for all practical purposes, for all intents and purposes, to all intents.
    * a él = him.
    * a ellos = them.
    * a escala = drawn-to-scale.
    * a escala industrial = on an industrial scale, industrial-scale.
    * a escala mundial = globally, on a global scale.
    * a escala natural = full-scale.
    * a escondidas = by stealth, stealthily, furtively, on the quiet, on the sly.
    * a eso = thereto.
    * a espaldas de = out of sight of.
    * a estas alturas = by now.
    * a este fin = to this end.
    * a este paso = at this rate.
    * a este respecto = in this respect.
    * a este ritmo = at this rate.
    * a estrenar = brand new.
    * a examen = under the microscope.
    * a excepción de = barring, except for, excepting, other than, with the exception of, short of.
    * a excepción de que = except that.
    * a excepción de uno = with one exception.
    * a expensas de = at the expense of, at + Nombre's + expense.
    * a expensas de otro = at someone else's expense.
    * a expensas de otros = at other people's expense.
    * a + Expresión Temporal = as of + Expresión Temporal.
    * a falta de = for want of, in the absence of, in default of, for lack of, short of.
    * a favor = in favour.
    * a favor de = in favour of.
    * a favor de la decisión personal sobre el aborto = pro-choice.
    * a favor de la esclavitud = pro-slavery.
    * a favor de la raza negra = pro-black [problack].
    * a favor de la vida humana = pro-life.
    * a favor y en contra = pro and con.
    * a + Fecha = as per + Fecha.
    * a finales de = by the end of, at the close of + Expresión Temporal.
    * a finales de + Expresión Temporal = as of late + Expresión Temporal, at the end of + Expresión Temporal, by the close of + Expresión Temporal.
    * a finales de + Fecha = in the late + Fecha, in late + Fecha.
    * a finales de los + Década = late + Década, the.
    * a finales del + Siglo = late + Siglo, late period of + Siglo.
    * a fin de cuentas = at the end of the day, in the end, in the final count, in the grand scheme of things, when all is said and done, after all is said and done.
    * a fondo = fully, thoroughly, full-scale.
    * a fondo perdido = non-refundable.
    * ¡a freír espárragos! = on your bike!.
    * a fuerza de = by dint of.
    * a fuerza de cometer errores = the hard way.
    * a fuerza de errores = the hard way.
    * a gas = gas-powered.
    * a gatas = on all fours.
    * a grandes rasgos = broadly, rough draft.
    * a granel = in bulk.
    * a gran escala = large scale [large-scale], massive, on a wide scale, high-volume, wide-scale, on a broad scale, in a big way, on a grand scale.
    * a gran velocidad = at great speed.
    * a grito limpio = at the top of + Posesivo + voice.
    * a grito pelado = at the top of + Posesivo + voice.
    * a gritos = vociferously.
    * a groso modo = crudely.
    * a grosso modo = roughly, rough draft.
    * a gusto = at ease, at leisure.
    * a gusto de = to the liking of, at the pleasure of.
    * a horcajadas = astride.
    * a hurtadillas = surreptitiously, by stealth, stealthily, furtively, on the sly.
    * a imitación de lo clásico = classicising [classicizing, -USA], classicised [classicized, -USA].
    * a iniciativa de = at the initiative of.
    * a iniciativas del gobierno = government-led.
    * a instancia de = at the urging of.
    * a instancias de = at the instigation of, at the behest of, under the auspices of.
    * a intervalos = at intervals.
    * a intervalos + Adjetivo = at + Adjetivo + intervals.
    * a intervalos semanales = at weekly intervals.
    * a invitación de = at the invitation of.
    * a jabón = soapy [soapier -comp., soapiest -sup.].
    * a juicio = on trial.
    * a juicio público = in the public eye.
    * a juzgar por = to judge by, judging by, judging from.
    * a la acuarela = water-coloured [water-colored, -USA].
    * a la alcaldía = mayoral.
    * a la altura de = of the stature of, equal to.
    * a la altura de la cintura = waist high, waist deep.
    * a la altura de la rodilla = knee-high.
    * a la altura de los hombros = shoulder-high.
    * a la anchura de los hombros = shoulder-width.
    * a la anochecida = at nightfall.
    * a la antigua = old-style.
    * a la antigua usanza = old-style.
    * a la atención de = c/o (care of).
    * a la baja = on the wane.
    * a la brasa = grilled.
    * a la buena de Dios = out in the cold.
    * a la cabeza de = in the forefront of/in.
    * a la caída de la noche = at nightfall, at twilight.
    * a la caída de la tarde = at twilight.
    * a la carta = a la carte.
    * a la defensiva = on the defensive.
    * a la derecha = at the right.
    * a la derecha de = on the right side of, on the right-hand side of.
    * a la deriva = rudderless.
    * a la discreción de = at the discretion of.
    * a la disposición de Alguien = at + Posesivo + disposal.
    * a la expectativa de = on the lookout for, on the alert for.
    * a la + Expresión Temporal = a + Expresión Temporal.
    * a la fuerza = forcefully, of necessity, forcibly, compulsorily.
    * a la fuga = on the run, on the lam.
    * a la hora de + Infinitivo = when it came to + Gerundio, when it comes to + Gerundio.
    * a la hora de la verdad = when push comes to shove, if it comes to the crunch, when it comes to the crunch, when the worst comes to the worst, if the worst comes to the worst, when the crunch comes to the crunch, if the crunch comes to the crunch.
    * a la hora del café = at coffee.
    * a la intemperie = in the open, exposed.
    * a la inversa = mirror-fashion, mirror image, in reverse.
    * a la izquierda = at the left.
    * a la larga = in the long term, over the long term, in the end, eventually, for the long pull, over a period of time, over the long haul, in the far term, ultimately, by and by.
    * a la ligera = lightly.
    * a la luz de = in light of, in the light of.
    * a la luz de la luna = by moonlight, in the moonlight, moonlit.
    * a la luz de las estrellas = by starlight.
    * a la luz de las velas = by candlelight, candlelight, candlelit.
    * a la luz del día = in the light of day.
    * a la luz de una lámpara de gas = by gaslight.
    * a la misma altura que = in the same league as.
    * a la moda = trendy [trendier -comp., trendiest -sup.].
    * a la onda = in the know.
    * a la opinión pública = in the public eye.
    * a la par = in concert, in tandem, neck and neck, in a tandem fashion, in parallel.
    * a la par que = in tandem with, hand in hand (with), as the same time as.
    * a la parrilla = grilled, on the grill.
    * a la perfección = superbly.
    * a la plancha = griddled, on the griddle, on the hotplate.
    * a largo plazo = in the long term, over the long term, long-range, in the long run, long-term, over the long run, over the long haul, long-run, in the far term, far-term.
    * a la salida = on the way out.
    * a la sazón = at that time.
    * a las doce del mediodía = at high noon.
    * a la semana = a week, per week.
    * a las mil maravillas = marvellously [marvelously, -USA], famously, like a house on fire.
    * a la sombra de = in the shadow of.
    * a las puertas de = on the threshold of.
    * a la última = hip [hipper -comp., hippest -sup.], on the fast track, hipped.
    * a la vanguardia = on the cutting edge, on the leading edge, in the fast lane, on the fast track, at the leading edge, on the bleeding edge.
    * a la vanguardia de = in the vanguard of, at the forefront of, in the forefront of/in, at the vanguard of.
    * a la velocidad de la luz = at the speed of light.
    * a la velocidad del rayo = at the speed of lightning.
    * a la velocidad del sonido = at the speed of sound.
    * a la venta = on release.
    * a la vez = at once, at one time, at similar times, at the same time, concurrently, side-by-side, simultaneously, at the same instant, in parallel, in tandem, at the one time, in a tandem fashion, at a time, in unison.
    * a la vez que = hand in hand (with), cum, in conjunction with, in unison with.
    * a la vista = in sight, within sight.
    * a la vista de = in light of, in the light of.
    * a la vuelta de = on the return leg of.
    * a la zaga = not far behind, in tow.
    * al azar = lucky draw, lucky dip.
    * al extremo norte = northernmost.
    * al extremo oeste = westernmost.
    * al hacer esto = in doing so.
    * al norte del estado = upstate.
    * a lo extremo = to the extreme.
    * a lo grande = in a big way, big time, grandly, on a grand scale.
    * a lo hecho, pecho = no use crying over spilt/spilled milk, you've made your bed, now you must lie in it!.
    * a lo largo de = along, down, throughout.
    * a lo largo de + Expresión Temporal = sometime + Expresión Temporal.
    * a lo largo de la historia = over time.
    * a lo largo de la ruta = along the way.
    * a lo largo del tiempo = longitudinal, longitudinally.
    * a lo largo de todo = the entire length of.
    * a lo largo y ancho del país = countrywide [country-wide].
    * a lo largo y ancho de + Lugar = up and down + Lugar.
    * a lo lejos = in the distance.
    * a lo loco = helter-skelter, like there's no tomorrow.
    * a lo máximo = at best, at most, at the most.
    * a lo mejor = perhaps.
    * a lo que salga = come what may.
    * a los ojos de = in the eyes of.
    * a lo sumo = at best, at most, at the most.
    * al otro lado del atlántico = across the pond.
    * al otro lado del charco = across the pond.
    * al otro lado del océano = across the pond.
    * a lo zombi = zombielike.
    * a mano = by hand, manually, nearby [near-by], handy, within reach, within easy reach.
    * a mano alzada = by a show of hands.
    * a mano derecha de = on the right side of, on the right-hand side of.
    * a manojos = by the handful.
    * a manos de = at the hands of.
    * a marchas forzadas = in a rush, against the clock.
    * a mares = cats and dogs.
    * a más largo plazo = longer-term.
    * a más..., más... = the + Comparativo..., the + Comparativo....
    * a más tardar = at the latest.
    * a mata caballo = in a hurry, hurried, hurriedly, helter-skelter.
    * a media asta = at half-mast, at half staff.
    * a mediados de = in the middle decades of.
    * a mediados de + Fecha = in the mid + Fecha.
    * a mediados de semana = midweek.
    * a media jornada = half-time [half time].
    * a media mañana = mid-morning.
    * a medianoche = at midnight.
    * a medias = half-hearted [halfhearted], qualified.
    * a medias entre... y... = betwixt and between.
    * a medida = custom, bespoke.
    * a medida que + avanzar + el año = as the year + wear on.
    * a medida que + avanzar + el día = as the day + wear on.
    * a medida que pasaba el tiempo = as time passed (by), as time went by.
    * a medida que pasa el tiempo = as time passes (by).
    * a medida que pasa + Expresión Temporal = as + Expresión Temporal + go by.
    * a medida que + pasar + el año = as the year + wear on.
    * a medida que + pasar + el día = as the day + wear on.
    * a medida que se necesite = on demand, on request, as required.
    * a medida que + transcurrir + el año = as the year + wear on.
    * a medida que + transcurrir + el día = as the day + wear on.
    * a medio abrir = half-opened.
    * a medio camino = halfway [half-way/half way].
    * a medio comprender = half-understood.
    * a medio formar = half-formed.
    * a medio fuego = medium heat.
    * a medio hacer = halfway done, half done.
    * a medio plazo = medium-term, near-term, in the medium term, in the mid-term, mid-term [midterm].
    * a medio rimar = half-rhymed.
    * a medio vestir = half dressed.
    * a menor escala = at a reduced rate.
    * a menos que = unless, short of.
    * a menudo = oftentimes [often times], ofttimes [oft-times].
    * a merced de = at the mercy of.
    * a mí = me.
    * a mi entender = to my mind.
    * a mi modo de ver = in my books.
    * a mi parecer = to my mind, methinks, in my books.
    * a mitad de = half way through, halfway through.
    * a mitad de camino = halfway [half-way/half way].
    * a mitad de camino entre... y... = midway between, half way between... and....
    * a mitad de camino entre... y... = astride... and....
    * a mitad de precio = at half price.
    * a mí también me gustaría tener la misma oportunidad = turnabout is fair play.
    * a modo de = by way of, in the vein of, as a kind of.
    * a modo de aclaración = in parenthesis, on a sidenote.
    * a modo de advertencia = cautionary.
    * a modo de ejemplo = by way of illustration.
    * a modo de explicación = parenthetically.
    * a modo de ilustración = by way of illustration.
    * a modo de inciso = in passing, by the way of (a) digression.
    * a modo de paréntesis = parenthetical.
    * a modo de prólogo = prefatory.
    * a modo de resumen = wrap-up.
    * a mogollón = aplenty [a-plenty].
    * a montón = aplenty [a-plenty].
    * a montones = in droves, by the sackful.
    * a muchos niveles = many-levelled [many-leveled, -USA].
    * a muerte = bitter, bitterly.
    * a nadie le importa nada = nobody + gives a damn.
    * a nivel de barrio = neighbourhood-based.
    * a nivel de calle = on the ground level.
    * a nivel de la calle = at ground level.
    * a nivel del suelo = at ground level.
    * a nivel estatal = statewide [state-wide].
    * a nivel federal = federally, federally.
    * a nivel individual = privately.
    * a nivel local = locally, domestically.
    * a nivel multicultural = multi-culturally [multiculturally].
    * a nivel mundial = worldwide [world-wide], globally.
    * a nivel nacional = nationally, domestically, countrywide [country-wide].
    * a nivel privado = privately.
    * a nivel regional = regionally.
    * a nombre de = payable to.
    * a no ser que = unless.
    * a nosotros = us.
    * a ojo = ocular.
    * a ojos vista = before + Posesivo + (own two) eyes.
    * a orillas del océano = oceanfront.
    * a orillas del río = riverfront.
    * a orillas de un lago = lakeside, lakefront, by the lakeside.
    * a otro sitio = somewhere else.
    * a pares = in pairs.
    * a partes iguales = share and share alike, in equal measure(s).
    * a partir de = on the basis of, based on, working from, from, on a diet of, in response to.
    * a partir de ahora = from now on, from this point on, henceforth, as of now.
    * a partir de ahora y durante + Cuantificador + años = for + Cuantificador + years to come.
    * a partir de aquí = hereupon.
    * a partir de ello = therefrom.
    * a partir de entonces = from this time on, hereafter, thereafter, whereafter, from then on, thenceforth, henceforth, from that moment on.
    * a partir de ese momento = from that moment on.
    * a partir de este momento = hereinafter.
    * a partir de esto = on this basis, on that basis.
    * a partir de + Fecha = from + Fecha, effective + Fecha.
    * a partir de hoy = as from today.
    * a partir de la medianoche = late night.
    * a partir de los títulos = title-based.
    * a paso de tortuga = at a snail's pace.
    * a paso ligero = on the double.
    * a pasos agigantados = at an exponential rate, at exponential rates, by leaps and bounds.
    * a pedir de boca = without a hitch.
    * a pequeña escala = in a small way, small scale [small-scale].
    * a perpetuidad = in perpetuity.
    * a pesar de (que) = albeit (that), despite, in spite of, notwithstanding, although, despite the fact that, in spite of the fact that.
    * a pesar de todo = all the same, in spite of everything, despite everything, despite it all, in spite of it all, all this said.
    * a pesar de todo + Posesivo + Nombre = for all + Posesivo + Nombre.
    * a petición de = at the request of, at the urging of, at the behest of.
    * a petición del usuario = on demand, on request.
    * a petición popular = by popular demand.
    * a pie = on foot, afoot, dismounted.
    * a pilas = battery-operated.
    * a pique = sinking.
    * a placer = at will.
    * a plena luz del día = in broad daylight.
    * a poca distancia = not far behind.
    * a poca distancia andando = within walking distance, within an easy walk.
    * a poca distancia a pie = within an easy walk, within walking distance.
    * a pocos minutos andando = within walking distance, within easy walking distance, within an easy walk.
    * a pocos minutos a pie = within walking distance, within easy walking distance, within an easy walk.
    * a porrillo = by the handful.
    * a + Posesivo + aire = to + Posesivo + heart's content.
    * a + Posesivo + alcance = in the ballpark for + Pronombre, in + Posesivo + ballpark range.
    * a + Posesivo + costa = at + Posesivo + expense.
    * a + Posesivo + cuidado = in + Posesivo + safekeeping.
    * a + Posesivo + discreción = at will, at + Posesivo + discretion.
    * a + Posesivo + disposición = at + Posesivo + disposal.
    * a + Posesivo + entender = to the best of + Posesivo + belief.
    * a + Posesivo + espaldas = behind + Posesivo + back.
    * a + Posesivo + expensas = at + Posesivo + expense.
    * a + Posesivo + favor = in + Posesivo + favour, to + Posesivo + credit.
    * a + Posesivo + juicio = in + Posesivo + estimation.
    * a + Posesivo + manera = in + Posesivo + own way.
    * a + Posesivo + saber = to the best of + Posesivo + knowledge.
    * a + Posesivo + saber y entender = to the best of + Posesivo + knowledge and belief.
    * a + Posesivo + servicio = at + Posesivo + service.
    * a + Posesivo + sorprender = much to + Posesivo + surprise.
    * a + Posesivo + vista = before + Posesivo + (own two) eyes.
    * a posteriori = reactive, in retrospect, after-the-fact, hindsight, with hindsight, a posteriori, in hindsight.
    * a precio de coste = at cost price, at cost.
    * a precio de costo = at cost price, at cost.
    * a precio de ganga = at a steal.
    * a precio especial = at reduced cost, discounted, cut-rate, cut-price.
    * a precio razonable = at reasonable cost(s).
    * a precio reducido = at a discount.
    * a precios competitivos = competitively priced.
    * a precios especiales = at reduced rates, at preferential rates.
    * a precios razonables = at affordable prices.
    * a presión = pressurised [pressurized, -USA].
    * a primera hora de la mañana = first thing in the morning.
    * a primera hora de + Período del Día = first thing + Período del Día.
    * a primeras horas de la tarde = late afternoon.
    * a primera vista = on first acquaintance, at first sight, on first inspection, on the face of it, at first blush, at first glance, on the surface, prima facie, first-blush.
    * a primeros de + Fecha = in the early + Fecha.
    * a principios de + Fecha = in the early + Fecha.
    * a principios de los + Década = early + Década, the.
    * a priori = proactive [pro-active], foresight, a priori, on the surface.
    * a prisa = quickly.
    * a propósito = deliberate, for the record, incidentally, intentionally, by the way, in passing, anecdotally, purposely, by design, on purpose, wilfully [willfully, -USA], on a sidenote, studiously, by the way of (a) digression, by the by(e), speaking of which, designedly.
    * a propósito de = apropos of.
    * a propósito de nada = for no specific reason, for no particular reason.
    * a prueba = on trial.
    * a prueba de bombas = ruggedised [ruggedized, -USA], bomb-proof.
    * a prueba de conejos = rabbit-proof.
    * a prueba de fallos = fail-safe.
    * a prueba de incendios = fireproof [fire-proof].
    * a prueba de niños = childproof.
    * a prueba de robos = theft proof.
    * a prueba de tornados = tornado proof.
    * a prueba de un tratamiento duro = ruggedised [ruggedized, -USA].
    * a prueba de viento = windproof.
    * a puerta cerrada = behind closed doors.
    * a punta de pistola = at gunpoint.
    * a punto de = on the verge of, a heartbeat away from.
    * a punto de + Infinitivo = about to + Infinitivo.
    * a punto de irse a pique = on the rocks.
    * a punto de morir = on + Posesivo + deathbed.
    * a puñados = by the sackful, by the handful.
    * a quemarropa = point blank.
    * a quien madruga, Dios le ayuda = the early bird catches the worm.
    * a quienquiera que = whomever.
    * a rachas = by fits and starts.
    * a ráfagas = in bursts.
    * a raíz de = in the wake of.
    * a rajatabla = to the letter.
    * a ras de = flush with.
    * a ras de la calle = ground-floor.
    * a ras del suelo = at ground level.
    * a rastras = in tow.
    * a ratos = intermittently.
    * a reacción = jet-assisted.
    * a rebosar (de) = jam-packed (with), filled to capacity.
    * a regañadientes = grudgingly, grudging, begrudgingly, unwillingly, reluctantly.
    * a régimen = on a diet.
    * a remolque = in tow.
    * a reventar (de) = jam-packed (with), filled to capacity.
    * a saber = namely, viz, to wit.
    * a sabiendas = knowing, knowingly, wilfully [willfully, -USA].
    * a sabiendas de que = on the understanding that.
    * a sacudidas = jerkily.
    * a saltitos = jerky [jerkier -comp., jerkiest -sup.].
    * a salvo = in a safe place, in safekeeping, out of harm's way.
    * a sangre fría = cold-blooded.
    * a ser posible = if possible.
    * a simple vista = by the naked eye, superficially, on first thought.
    * a solas = all by + Reflexivo, by + Reflexivo.
    * a su debido tiempo = in due course, timely, in due time.
    * a sueldo = paid.
    * a su precio normal = at full price.
    * a su propio ritmo = at an individual pace.
    * a su tiempo = in a timely fashion, in due course, in a timely manner.
    * a su vez = Verbo + further, in turn, in its/their turn.
    * a tal efecto = to this effect.
    * a tales efectos = hereto.
    * a tarifa reducida = at reduced cost.
    * a tarifas especiales = at reduced rates, at preferential rates.
    * a temperatura ambiente = at room temperature.
    * a tener en cuenta en el futuro = for future reference.
    * a tenor de = in light of, in the face of, in the light of, in view of.
    * a ti = you, thee.
    * a tiempo = in timely fashion, on time, promptly, timely, just in time, in time.
    * a tiempo completo = full-time.
    * a tiempo parcial = part-time.
    * a tientas = in the dark.
    * a tientas y a ciegas = blindly, in the dark.
    * a ti mismo = yourself, thyself.
    * a tiro = within gunshot, within range.
    * a tirones = jerky [jerkier -comp., jerkiest -sup.].
    * a título de = by way of, for the sake of.
    * a título gratuito = gratuitous.
    * a título personal = in a personal capacity, in a private capacity.
    * a toda costa = absolutely, at all costs, come what may, at any cost, at any price.
    * a toda máquina = in the fast lane, fast lane, full steam ahead, at full tilt, full-tilt, full-throttle, at full throttle, at top speed, at full blast, at full speed.
    * a toda marcha = at full throttle, at top speed, at full blast, at full speed, at full stretch.
    * a toda mecha = at a rate of knots, full steam ahead, at full blast, at full throttle, at top speed, at full speed, at full stretch.
    * a toda pasta = at a rate of knots.
    * a toda pastilla = in the fast lane, on the fast track, fast lane, overdrive, full steam ahead, full-tilt, at full tilt, full-throttle, at full throttle, at a rate of knots, at top speed, at full blast, at full speed.
    * a toda prueba = unswerving.
    * a todas horas = at all hours, around the clock.
    * a todas luces = patently.
    * a todas partes = far and wide.
    * a toda velocidad = full-tilt, at full tilt, full-throttle, at full throttle, at top speed, at full blast, at full speed.
    * a todo alrededor = all round.
    * a todo color = full-colour, in full colour.
    * a todo gas = full steam ahead, full-tilt, at full tilt, full-throttle, at full throttle, at top speed, at full blast, at full speed, at full stretch.
    * a todo lo largo de = the length of.
    * a todo meter = full steam ahead, at full stretch, at full speed, at full blast, at top speed, at full throttle.
    * a todo ritmo = in full swing, in full force, in full gear.
    * a todos lados = far and wide.
    * a todos los efectos = to all intents and purposes, to all intents, for all practical purposes, for all intents and purposes.
    * a todos los niveles = at all levels.
    * a todos nosotros = us all.
    * a todos por igual = one size fits all.
    * a todo vapor = full steam ahead, full-tilt, at full tilt, full-throttle, at full throttle, at top speed, at full blast, at full speed, at full stretch.
    * a todo volumen = at full blast.
    * a tontas y a ciegas = headlong, runaway.
    * a tontas y locas = like there's no tomorrow, without rhyme or reason.
    * a tope = packed to capacity, in the fast lane, fast lane, choc-a-block, chock-full, in full swing, in full gear, packed to the rafters.
    * a trancas y barrancas = with great difficulty, by fits and starts.
    * a través de = by way of, in the form of, through, via, out of, through the agency of.
    * a través de Internet = Internet-based, Web-based, Web-supported.
    * a través de la historia = over time.
    * a través de la TI = IT-enabled.
    * a través de la web = Web-based, Web-supported.
    * a través de los años = over the years, down the years.
    * a través de los ojos de = through the eyes of.
    * a través de los siglos = over the centuries.
    * a través del teléfono = call-in.
    * a través del tiempo = over time.
    * a través de operador = operator-assisted.
    * a tres bandas = three pronged.
    * a tres niveles = three-tiered.
    * a troche y moche = like there's no tomorrow.
    * a trompicones = by fits and starts.
    * a tropezones = falteringly, hesitantly, haltingly, jerkily.
    * a trozos = piecewise.
    * ¡A tu salud! = Here's to you!.
    * a última hora = at the last minute, at the eleventh hour, last minute [last-minute], at the very last minute, at the very last moment, at the very last.
    * a últimas horas de la tarde = late evening.
    [b]* a últ
    * * *
    a femenino (pl aes) ( read as [a]) the letter A, a
    * * *
    = for, per, to.

    Ex: The fine policy matrix corresponds to the loan policy matrix, cell for cell.

    Ex: Indexing can thus be achieved at a detailed level, with often many terms per document, with almost no indexing effort.
    Ex: Accessibility to the documents stored in files is an important factor, so the physical storage is important.
    * a + Adjetivo + escala = on a + Adjetivo + scale.
    * a alguna parte = someplace.
    * a alta presión = high-pressured, high-pressure.
    * a altas horas de la noche = late at night.
    * a ambas orillas del Atlántico = on both sides of the ocean, on both sides of the Atlantic.
    * a ambos lados de = on either side of.
    * a ambos lados del Altántico = on both sides of the ocean, on both sides of the Atlantic.
    * a ambos lados de + Lugar = on both sides of + Lugar.
    * a años luz de = light years away from.
    * a bajas temperaturas = at low temperature.
    * a bajo coste = low-cost.
    * a bajo costo = low-cost.
    * a bajo nivel = low-level.
    * a bajo precio = lower-cost, at a low price, on the cheap.
    * a base de = in the form of, on a diet of.
    * a base de carne = meaty [meatier -comp., meatiest -sup.].
    * a base de cometer errores = the hard way.
    * a base de errores = the hard way.
    * a boca de jarro = at close range.
    * a bocajarro = point blank.
    * a bombo y platillo = fanfare, with a bang.
    * a bordo = aboard, on board ship.
    * a bordo de = aboard, onboard.
    * a bordo de un barco = shipboard, on board ship.
    * a buen recaudo = in a safe place, in safekeeping.
    * a caballo = on horseback, astride.
    * a caballo entre = astride... and..., midway between.
    * a caballo entre... y... = half way between... and....
    * a caballo regalado no se le mira el diente = never look a gift horse in the mouth.
    * a cada rato = every so often, every now and then, every now and again, every once in a while.
    * a cambio = in return.
    * a cambio de = in exchange for, in return for.
    * a cambio de nada = for nothing.
    * a cántaros = cats and dogs.
    * a cargo = in the saddle.
    * a cargo (de) = charged with, in charge (of), at the helm (of).
    * a cargo de Alguien = under supervision.
    * a cargo de las riendas = in the saddle.
    * a cargo del ayuntamiento = local authority-run.
    * a cargo del gobierno = government-operated, government-run.
    * a cargo de una sola persona = one-man band.
    * a cargo de voluntarios = volunteer-run.
    * a chorros = profusely.
    * a ciegas = blindfold, blindly, blindfolded, in the dark.
    * a ciencia cierta = for sure, for certain.
    * a cierta distancia = some distance away.
    * a cierta distancia de = off.
    * a cierta distancia de la costa = offshore.
    * a cierta distancia del litoral = offshore.
    * a cobro revertido = reverse charges.
    * a color = multi-colour [multi-color -USA].
    * a comienzos de + Expresión Temporal = early + Expresión Temporal, the.
    * a comienzos de + Fecha = in the early + Fecha, in the early part of + Fecha.
    * a comienzos de + Período de Tiempo = by the turn of + Período de Tiempo, at the turn of + Período de Tiempo.
    * a conciencia = deliberately, wilfully [willfully, -USA], by design, on purpose.
    * a condición de que + Subjuntivo = provided (that), providing (that), as long as.
    * a contenido enriquecido = content-enriched.
    * a continuación = next, then, in the following, herewith.
    * a continuación se enumeran = given below.
    * a contracorriente = against the grain.
    * a contraluz = against the light.
    * a contrapelo = against the grain, against the nap.
    * a coro = with one voice, in unison.
    * a corto plazo = before very long, short term [short-term], in the short run, short-range, at short notice, in the short term, short-run.
    * a costa de = at the cost of, at the expense of, at + Nombre's + expense, at cost of.
    * a costa de mucho = at (a) great expense.
    * a costa de otro = at someone else's expense.
    * a costa de otros = at other people's expense.
    * a criterio de = at the discretion of.
    * a cualquier hora = anytime, around the clock.
    * a cualquier hora del día o de la noche = at any hour of the day or night, at any time of the day or night.
    * a cualquier precio = at any cost, at all costs, at any price.
    * a cuatro aguas = hipped.
    * a cuatro patas = on all fours, on four legs.
    * a cuenta de = at the expense of.
    * a cuenta de la empresa = at company expense.
    * a cuenta de otro = at someone else's expense.
    * a cuenta de otros = at other people's expense.
    * a cuenta propia = at + Posesivo + expense, at + Posesivo + own expense.
    * a cuerpo de rey = the lap of luxury.
    * a cuestas = in tow.
    * a decir de todos = by all accounts.
    * a decir verdad = to tell the truth, if the truth be known, if the truth be told, in all truth, in truth, fact is, the fact is (that), to be fair.
    * a decir verdad... = the fact of the matter is that....
    * a demanda = pro re nata.
    * a deshora(s) = at odd times, out of hours.
    * a día de hoy = as of today.
    * a diario = every day.
    * a diestro y siniestro = like there's no tomorrow.
    * a dieta = on a diet.
    * a diferencia de = apart from, as opposed to, in contradistinction to, as contrasted with, in contrast (to/with), quite apart from, in sharp contrast (with).
    * a diferencia de + Nombre = unlike + Nombre.
    * a diferentes niveles = multi-tiered [multitiered], multi-tier [multitier].
    * a discreción = at will, no holds barred.
    * a disgusto = unwillingly, reluctantly.
    * a disposición de = at the disposal of.
    * a distancia = remote, remotely, distantly.
    * a doble espacio = double-spaced.
    * a domicilio = domiciliary.
    * ¿a dónde se dirige(n)...? = whither?.
    * ¿a dónde va(n)...? = whither?.
    * ¿a dónde vas? = quo vadis, whither thou goest.
    * a dos niveles = two-tier.
    * a dos velas = skint, penniless, broke.
    * a duras penas = with great difficulty.
    * a efectos de = in terms of, for the purpose of + Nombre.
    * a efectos prácticos = to all intents and purposes, for all practical purposes, for all intents and purposes, to all intents.
    * a él = him.
    * a ellos = them.
    * a escala = drawn-to-scale.
    * a escala industrial = on an industrial scale, industrial-scale.
    * a escala mundial = globally, on a global scale.
    * a escala natural = full-scale.
    * a escondidas = by stealth, stealthily, furtively, on the quiet, on the sly.
    * a eso = thereto.
    * a espaldas de = out of sight of.
    * a estas alturas = by now.
    * a este fin = to this end.
    * a este paso = at this rate.
    * a este respecto = in this respect.
    * a este ritmo = at this rate.
    * a estrenar = brand new.
    * a examen = under the microscope.
    * a excepción de = barring, except for, excepting, other than, with the exception of, short of.
    * a excepción de que = except that.
    * a excepción de uno = with one exception.
    * a expensas de = at the expense of, at + Nombre's + expense.
    * a expensas de otro = at someone else's expense.
    * a expensas de otros = at other people's expense.
    * a + Expresión Temporal = as of + Expresión Temporal.
    * a falta de = for want of, in the absence of, in default of, for lack of, short of.
    * a favor = in favour.
    * a favor de = in favour of.
    * a favor de la decisión personal sobre el aborto = pro-choice.
    * a favor de la esclavitud = pro-slavery.
    * a favor de la raza negra = pro-black [problack].
    * a favor de la vida humana = pro-life.
    * a favor y en contra = pro and con.
    * a + Fecha = as per + Fecha.
    * a finales de = by the end of, at the close of + Expresión Temporal.
    * a finales de + Expresión Temporal = as of late + Expresión Temporal, at the end of + Expresión Temporal, by the close of + Expresión Temporal.
    * a finales de + Fecha = in the late + Fecha, in late + Fecha.
    * a finales de los + Década = late + Década, the.
    * a finales del + Siglo = late + Siglo, late period of + Siglo.
    * a fin de cuentas = at the end of the day, in the end, in the final count, in the grand scheme of things, when all is said and done, after all is said and done.
    * a fondo = fully, thoroughly, full-scale.
    * a fondo perdido = non-refundable.
    * ¡a freír espárragos! = on your bike!.
    * a fuerza de = by dint of.
    * a fuerza de cometer errores = the hard way.
    * a fuerza de errores = the hard way.
    * a gas = gas-powered.
    * a gatas = on all fours.
    * a grandes rasgos = broadly, rough draft.
    * a granel = in bulk.
    * a gran escala = large scale [large-scale], massive, on a wide scale, high-volume, wide-scale, on a broad scale, in a big way, on a grand scale.
    * a gran velocidad = at great speed.
    * a grito limpio = at the top of + Posesivo + voice.
    * a grito pelado = at the top of + Posesivo + voice.
    * a gritos = vociferously.
    * a groso modo = crudely.
    * a grosso modo = roughly, rough draft.
    * a gusto = at ease, at leisure.
    * a gusto de = to the liking of, at the pleasure of.
    * a horcajadas = astride.
    * a hurtadillas = surreptitiously, by stealth, stealthily, furtively, on the sly.
    * a imitación de lo clásico = classicising [classicizing, -USA], classicised [classicized, -USA].
    * a iniciativa de = at the initiative of.
    * a iniciativas del gobierno = government-led.
    * a instancia de = at the urging of.
    * a instancias de = at the instigation of, at the behest of, under the auspices of.
    * a intervalos = at intervals.
    * a intervalos + Adjetivo = at + Adjetivo + intervals.
    * a intervalos semanales = at weekly intervals.
    * a invitación de = at the invitation of.
    * a jabón = soapy [soapier -comp., soapiest -sup.].
    * a juicio = on trial.
    * a juicio público = in the public eye.
    * a juzgar por = to judge by, judging by, judging from.
    * a la acuarela = water-coloured [water-colored, -USA].
    * a la alcaldía = mayoral.
    * a la altura de = of the stature of, equal to.
    * a la altura de la cintura = waist high, waist deep.
    * a la altura de la rodilla = knee-high.
    * a la altura de los hombros = shoulder-high.
    * a la anchura de los hombros = shoulder-width.
    * a la anochecida = at nightfall.
    * a la antigua = old-style.
    * a la antigua usanza = old-style.
    * a la atención de = c/o (care of).
    * a la baja = on the wane.
    * a la brasa = grilled.
    * a la buena de Dios = out in the cold.
    * a la cabeza de = in the forefront of/in.
    * a la caída de la noche = at nightfall, at twilight.
    * a la caída de la tarde = at twilight.
    * a la carta = a la carte.
    * a la defensiva = on the defensive.
    * a la derecha = at the right.
    * a la derecha de = on the right side of, on the right-hand side of.
    * a la deriva = rudderless.
    * a la discreción de = at the discretion of.
    * a la disposición de Alguien = at + Posesivo + disposal.
    * a la expectativa de = on the lookout for, on the alert for.
    * a la + Expresión Temporal = a + Expresión Temporal.
    * a la fuerza = forcefully, of necessity, forcibly, compulsorily.
    * a la fuga = on the run, on the lam.
    * a la hora de + Infinitivo = when it came to + Gerundio, when it comes to + Gerundio.
    * a la hora de la verdad = when push comes to shove, if it comes to the crunch, when it comes to the crunch, when the worst comes to the worst, if the worst comes to the worst, when the crunch comes to the crunch, if the crunch comes to the crunch.
    * a la hora del café = at coffee.
    * a la intemperie = in the open, exposed.
    * a la inversa = mirror-fashion, mirror image, in reverse.
    * a la izquierda = at the left.
    * a la larga = in the long term, over the long term, in the end, eventually, for the long pull, over a period of time, over the long haul, in the far term, ultimately, by and by.
    * a la ligera = lightly.
    * a la luz de = in light of, in the light of.
    * a la luz de la luna = by moonlight, in the moonlight, moonlit.
    * a la luz de las estrellas = by starlight.
    * a la luz de las velas = by candlelight, candlelight, candlelit.
    * a la luz del día = in the light of day.
    * a la luz de una lámpara de gas = by gaslight.
    * a la mano de = available at the fingertips of.
    * a la misma altura que = in the same league as.
    * a la moda = trendy [trendier -comp., trendiest -sup.].
    * a la onda = in the know.
    * a la opinión pública = in the public eye.
    * a la par = in concert, in tandem, neck and neck, in a tandem fashion, in parallel.
    * a la par que = in tandem with, hand in hand (with), as the same time as.
    * a la parrilla = grilled, on the grill.
    * a la perfección = superbly.
    * a la plancha = griddled, on the griddle, on the hotplate.
    * a largo plazo = in the long term, over the long term, long-range, in the long run, long-term, over the long run, over the long haul, long-run, in the far term, far-term.
    * a la salida = on the way out.
    * a la sazón = at that time.
    * a las doce del mediodía = at high noon.
    * a la semana = a week, per week.
    * a las mil maravillas = marvellously [marvelously, -USA], famously, like a house on fire.
    * a la sombra de = in the shadow of.
    * a las puertas de = on the threshold of.
    * a la última = hip [hipper -comp., hippest -sup.], on the fast track, hipped.
    * a la vanguardia = on the cutting edge, on the leading edge, in the fast lane, on the fast track, at the leading edge, on the bleeding edge.
    * a la vanguardia de = in the vanguard of, at the forefront of, in the forefront of/in, at the vanguard of.
    * a la velocidad de la luz = at the speed of light.
    * a la velocidad del rayo = at the speed of lightning.
    * a la velocidad del sonido = at the speed of sound.
    * a la venta = on release.
    * a la vez = at once, at one time, at similar times, at the same time, concurrently, side-by-side, simultaneously, at the same instant, in parallel, in tandem, at the one time, in a tandem fashion, at a time, in unison.
    * a la vez que = hand in hand (with), cum, in conjunction with, in unison with.
    * a la vista = in sight, within sight.
    * a la vista de = in light of, in the light of.
    * a la vuelta de = on the return leg of.
    * a la zaga = not far behind, in tow.
    * al azar = lucky draw, lucky dip.
    * al extremo norte = northernmost.
    * al extremo oeste = westernmost.
    * al hacer esto = in doing so.
    * al norte del estado = upstate.
    * a lo extremo = to the extreme.
    * a lo grande = in a big way, big time, grandly, on a grand scale.
    * a lo hecho, pecho = no use crying over spilt/spilled milk, you've made your bed, now you must lie in it!.
    * a lo largo de = along, down, throughout.
    * a lo largo de + Expresión Temporal = sometime + Expresión Temporal.
    * a lo largo de la historia = over time.
    * a lo largo de la ruta = along the way.
    * a lo largo del tiempo = longitudinal, longitudinally.
    * a lo largo de todo = the entire length of.
    * a lo largo y ancho del país = countrywide [country-wide].
    * a lo largo y ancho de + Lugar = up and down + Lugar.
    * a lo lejos = in the distance.
    * a lo loco = helter-skelter, like there's no tomorrow.
    * a lo máximo = at best, at most, at the most.
    * a lo mejor = perhaps.
    * a lo que salga = come what may.
    * a los ojos de = in the eyes of.
    * a lo sumo = at best, at most, at the most.
    * al otro lado del atlántico = across the pond.
    * al otro lado del charco = across the pond.
    * al otro lado del océano = across the pond.
    * a lo zombi = zombielike.
    * a mano = by hand, manually, nearby [near-by], handy, within reach, within easy reach.
    * a mano alzada = by a show of hands.
    * a mano derecha de = on the right side of, on the right-hand side of.
    * a manojos = by the handful.
    * a manos de = at the hands of.
    * a marchas forzadas = in a rush, against the clock.
    * a mares = cats and dogs.
    * a más largo plazo = longer-term.
    * a más..., más... = the + Comparativo..., the + Comparativo....
    * a más tardar = at the latest.
    * a mata caballo = in a hurry, hurried, hurriedly, helter-skelter.
    * a media asta = at half-mast, at half staff.
    * a mediados de = in the middle decades of.
    * a mediados de + Fecha = in the mid + Fecha.
    * a mediados de semana = midweek.
    * a media jornada = half-time [half time].
    * a media mañana = mid-morning.
    * a medianoche = at midnight.
    * a medias = half-hearted [halfhearted], qualified.
    * a medias entre... y... = betwixt and between.
    * a medida = custom, bespoke.
    * a medida que + avanzar + el año = as the year + wear on.
    * a medida que + avanzar + el día = as the day + wear on.
    * a medida que pasaba el tiempo = as time passed (by), as time went by.
    * a medida que pasa el tiempo = as time passes (by).
    * a medida que pasa + Expresión Temporal = as + Expresión Temporal + go by.
    * a medida que + pasar + el año = as the year + wear on.
    * a medida que + pasar + el día = as the day + wear on.
    * a medida que se necesite = on demand, on request, as required.
    * a medida que + transcurrir + el año = as the year + wear on.
    * a medida que + transcurrir + el día = as the day + wear on.
    * a medio abrir = half-opened.
    * a medio camino = halfway [half-way/half way].
    * a medio comprender = half-understood.
    * a medio formar = half-formed.
    * a medio fuego = medium heat.
    * a medio hacer = halfway done, half done.
    * a medio plazo = medium-term, near-term, in the medium term, in the mid-term, mid-term [midterm].
    * a medio rimar = half-rhymed.
    * a medio vestir = half dressed.
    * a menor escala = at a reduced rate.
    * a menos que = unless, short of.
    * a menudo = oftentimes [often times], ofttimes [oft-times].
    * a merced de = at the mercy of.
    * a mí = me.
    * a mi entender = to my mind.
    * a mi modo de ver = in my books.
    * a mi parecer = to my mind, methinks, in my books.
    * a mitad de = half way through, halfway through.
    * a mitad de camino = halfway [half-way/half way].
    * a mitad de camino entre... y... = midway between, half way between... and....
    * a mitad de camino entre... y... = astride... and....
    * a mitad de precio = at half price.
    * a mí también me gustaría tener la misma oportunidad = turnabout is fair play.
    * a modo de = by way of, in the vein of, as a kind of.
    * a modo de aclaración = in parenthesis, on a sidenote.
    * a modo de advertencia = cautionary.
    * a modo de ejemplo = by way of illustration.
    * a modo de explicación = parenthetically.
    * a modo de ilustración = by way of illustration.
    * a modo de inciso = in passing, by the way of (a) digression.
    * a modo de paréntesis = parenthetical.
    * a modo de prólogo = prefatory.
    * a modo de resumen = wrap-up.
    * a mogollón = aplenty [a-plenty].
    * a montón = aplenty [a-plenty].
    * a montones = in droves, by the sackful.
    * a muchos niveles = many-levelled [many-leveled, -USA].
    * a muerte = bitter, bitterly.
    * a nadie le importa nada = nobody + gives a damn.
    * a nivel de barrio = neighbourhood-based.
    * a nivel de calle = on the ground level.
    * a nivel de la calle = at ground level.
    * a nivel del suelo = at ground level.
    * a nivel estatal = statewide [state-wide].
    * a nivel federal = federally, federally.
    * a nivel individual = privately.
    * a nivel local = locally, domestically.
    * a nivel multicultural = multi-culturally [multiculturally].
    * a nivel mundial = worldwide [world-wide], globally.
    * a nivel nacional = nationally, domestically, countrywide [country-wide].
    * a nivel privado = privately.
    * a nivel regional = regionally.
    * a nombre de = payable to.
    * a no ser que = unless.
    * a nosotros = us.
    * a ojo = ocular.
    * a ojos vista = before + Posesivo + (own two) eyes.
    * a orillas del océano = oceanfront.
    * a orillas del río = riverfront.
    * a orillas de un lago = lakeside, lakefront, by the lakeside.
    * a otro sitio = somewhere else.
    * a pares = in pairs.
    * a partes iguales = share and share alike, in equal measure(s).
    * a partir de = on the basis of, based on, working from, from, on a diet of, in response to.
    * a partir de ahora = from now on, from this point on, henceforth, as of now.
    * a partir de ahora y durante + Cuantificador + años = for + Cuantificador + years to come.
    * a partir de aquí = hereupon.
    * a partir de ello = therefrom.
    * a partir de entonces = from this time on, hereafter, thereafter, whereafter, from then on, thenceforth, henceforth, from that moment on.
    * a partir de ese momento = from that moment on.
    * a partir de este momento = hereinafter.
    * a partir de esto = on this basis, on that basis.
    * a partir de + Fecha = from + Fecha, effective + Fecha.
    * a partir de hoy = as from today.
    * a partir de la medianoche = late night.
    * a partir de los títulos = title-based.
    * a paso de tortuga = at a snail's pace.
    * a paso ligero = on the double.
    * a pasos agigantados = at an exponential rate, at exponential rates, by leaps and bounds.
    * a pedir de boca = without a hitch.
    * a pequeña escala = in a small way, small scale [small-scale].
    * a perpetuidad = in perpetuity.
    * a pesar de (que) = albeit (that), despite, in spite of, notwithstanding, although, despite the fact that, in spite of the fact that.
    * a pesar de todo = all the same, in spite of everything, despite everything, despite it all, in spite of it all, all this said.
    * a pesar de todo + Posesivo + Nombre = for all + Posesivo + Nombre.
    * a petición de = at the request of, at the urging of, at the behest of.
    * a petición del usuario = on demand, on request.
    * a petición popular = by popular demand.
    * a pie = on foot, afoot, dismounted.
    * a pilas = battery-operated.
    * a pique = sinking.
    * a placer = at will.
    * a plena luz del día = in broad daylight.
    * a poca distancia = not far behind.
    * a poca distancia andando = within walking distance, within an easy walk.
    * a poca distancia a pie = within an easy walk, within walking distance.
    * a pocos minutos andando = within walking distance, within easy walking distance, within an easy walk.
    * a pocos minutos a pie = within walking distance, within easy walking distance, within an easy walk.
    * a porrillo = by the handful.
    * a + Posesivo + aire = to + Posesivo + heart's content.
    * a + Posesivo + alcance = in the ballpark for + Pronombre, in + Posesivo + ballpark range.
    * a + Posesivo + costa = at + Posesivo + expense.
    * a + Posesivo + cuidado = in + Posesivo + safekeeping.
    * a + Posesivo + discreción = at will, at + Posesivo + discretion.
    * a + Posesivo + disposición = at + Posesivo + disposal.
    * a + Posesivo + entender = to the best of + Posesivo + belief.
    * a + Posesivo + espaldas = behind + Posesivo + back.
    * a + Posesivo + expensas = at + Posesivo + expense.
    * a + Posesivo + favor = in + Posesivo + favour, to + Posesivo + credit.
    * a + Posesivo + juicio = in + Posesivo + estimation.
    * a + Posesivo + manera = in + Posesivo + own way.
    * a + Posesivo + saber = to the best of + Posesivo + knowledge.
    * a + Posesivo + saber y entender = to the best of + Posesivo + knowledge and belief.
    * a + Posesivo + servicio = at + Posesivo + service.
    * a + Posesivo + sorprender = much to + Posesivo + surprise.
    * a + Posesivo + vista = before + Posesivo + (own two) eyes.
    * a posteriori = reactive, in retrospect, after-the-fact, hindsight, with hindsight, a posteriori, in hindsight.
    * a precio de coste = at cost price, at cost.
    * a precio de costo = at cost price, at cost.
    * a precio de ganga = at a steal.
    * a precio especial = at reduced cost, discounted, cut-rate, cut-price.
    * a precio razonable = at reasonable cost(s).
    * a precio reducido = at a discount.
    * a precios competitivos = competitively priced.
    * a precios especiales = at reduced rates, at preferential rates.
    * a precios razonables = at affordable prices.
    * a presión = pressurised [pressurized, -USA].
    * a primera hora de la mañana = first thing in the morning.
    * a primera hora de + Período del Día = first thing + Período del Día.
    * a primeras horas de la tarde = late afternoon.
    * a primera vista = on first acquaintance, at first sight, on first inspection, on the face of it, at first blush, at first glance, on the surface, prima facie, first-blush.
    * a primeros de + Fecha = in the early + Fecha.
    * a principios de + Fecha = in the early + Fecha.
    * a principios de los + Década = early + Década, the.
    * a priori = proactive [pro-active], foresight, a priori, on the surface.
    * a prisa = quickly.
    * a propósito = deliberate, for the record, incidentally, intentionally, by the way, in passing, anecdotally, purposely, by design, on purpose, wilfully [willfully, -USA], on a sidenote, studiously, by the way of (a) digression, by the by(e), speaking of which, designedly.
    * a propósito de = apropos of.
    * a propósito de nada = for no specific reason, for no particular reason.
    * a prueba = on trial.
    * a prueba de bombas = ruggedised [ruggedized, -USA], bomb-proof.
    * a prueba de conejos = rabbit-proof.
    * a prueba de fallos = fail-safe.
    * a prueba de incendios = fireproof [fire-proof].
    * a prueba de niños = childproof.
    * a prueba de robos = theft proof.
    * a prueba de tornados = tornado proof.
    * a prueba de un tratamiento duro = ruggedised [ruggedized, -USA].
    * a prueba de viento = windproof.
    * a puerta cerrada = behind closed doors.
    * a punta de pistola = at gunpoint.
    * a punto de = on the verge of, a heartbeat away from.
    * a punto de + Infinitivo = about to + Infinitivo.
    * a punto de irse a pique = on the rocks.
    * a punto de morir = on + Posesivo + deathbed.
    * a puñados = by the sackful, by the handful.
    * a quemarropa = point blank.
    * a quien madruga, Dios le ayuda = the early bird catches the worm.
    * a quienquiera que = whomever.
    * a rachas = by fits and starts.
    * a ráfagas = in bursts.
    * a raíz de = in the wake of.
    * a rajatabla = to the letter.
    * a ras de = flush with.
    * a ras de la calle = ground-floor.
    * a ras del suelo = at ground level.
    * a rastras = in tow.
    * a ratos = intermittently.
    * a reacción = jet-assisted.
    * a rebosar (de) = jam-packed (with), filled to capacity.
    * a regañadientes = grudgingly, grudging, begrudgingly, unwillingly, reluctantly.
    * a régimen = on a diet.
    * a remolque = in tow.
    * a reventar (de) = jam-packed (with), filled to capacity.
    * a saber = namely, viz, to wit.
    * a sabiendas = knowing, knowingly, wilfully [willfully, -USA].
    * a sabiendas de que = on the understanding that.
    * a sacudidas = jerkily.
    * a saltitos = jerky [jerkier -comp., jerkiest -sup.].
    * a salvo = in a safe place, in safekeeping, out of harm's way.
    * a sangre fría = cold-blooded.
    * a ser posible = if possible.
    * a simple vista = by the naked eye, superficially, on first thought.
    * a solas = all by + Reflexivo, by + Reflexivo.
    * a su debido tiempo = in due course, timely, in due time.
    * a sueldo = paid.
    * a su precio normal = at full price.
    * a su propio ritmo = at an individual pace.
    * a su tiempo = in a timely fashion, in due course, in a timely manner.
    * a su vez = Verbo + further, in turn, in its/their turn.
    * a tal efecto = to this effect.
    * a tales efectos = hereto.
    * a tarifa reducida = at reduced cost.
    * a tarifas especiales = at reduced rates, at preferential rates.
    * a temperatura ambiente = at room temperature.
    * a tener en cuenta en el futuro = for future reference.
    * a tenor de = in light of, in the face of, in the light of, in view of.
    * a ti = you, thee.
    * a tiempo = in timely fashion, on time, promptly, timely, just in time, in time.
    * a tiempo completo = full-time.
    * a tiempo parcial = part-time.
    * a tientas = in the dark.
    * a tientas y a ciegas = blindly, in the dark.
    * a ti mismo = yourself, thyself.
    * a tiro = within gunshot, within range.
    * a tirones = jerky [jerkier -comp., jerkiest -sup.].
    * a título de = by way of, for the sake of.
    * a título gratuito = gratuitous.
    * a título personal = in a personal capacity, in a private capacity.
    * a toda costa = absolutely, at all costs, come what may, at any cost, at any price.
    * a toda máquina = in the fast lane, fast lane, full steam ahead, at full tilt, full-tilt, full-throttle, at full throttle, at top speed, at full blast, at full speed.
    * a toda marcha = at full throttle, at top speed, at full blast, at full speed, at full stretch.
    * a toda mecha = at a rate of knots, full steam ahead, at full blast, at full throttle, at top speed, at full speed, at full stretch.
    * a toda pasta = at a rate of knots.
    * a toda pastilla = in the fast lane, on the fast track, fast lane, overdrive, full steam ahead, full-tilt, at full tilt, full-throttle, at full throttle, at a rate of knots, at top speed, at full blast, at full speed.
    * a toda prueba = unswerving.
    * a todas horas = at all hours, around the clock.
    * a todas luces = patently.
    * a todas partes = far and wide.
    * a toda velocidad = full-tilt, at full tilt, full-throttle, at full throttle, at top speed, at full blast, at full speed.
    * a todo alrededor = all round.
    * a todo color = full-colour, in full colour.
    * a todo gas = full steam ahead, full-tilt, at full tilt, full-throttle, at full throttle, at top speed, at full blast, at full speed, at full stretch.
    * a todo lo largo de = the length of.
    * a todo meter = full steam ahead, at full stretch, at full speed, at full blast, at top speed, at full throttle.
    * a todo ritmo = in full swing, in full force, in full gear.
    * a todos lados = far and wide.
    * a todos los efectos = to all intents and purposes, to all intents, for all practical purposes, for all intents and purposes.
    * a todos los niveles = at all levels.
    * a todos nosotros = us all.
    * a todos por igual = one size fits all.
    * a todo vapor = full steam ahead, full-tilt, at full tilt, full-throttle, at full throttle, at top speed, at full blast, at full speed, at full stretch.
    * a todo volumen = at full blast.
    * a tontas y a ciegas = headlong, runaway.
    * a tontas y locas = like there's no tomorrow, without rhyme or reason.
    * a tope = packed to capacity, in the fast lane, fast lane, choc-a-block, chock-full, in full swing, in full gear, packed to the rafters.
    * a trancas y barrancas = with great difficulty, by fits and starts.
    * a través de = by way of, in the form of, through, via, out of, through the agency of.
    * a través de Internet = Internet-based, Web-based, Web-supported.
    * a través de la historia = over time.
    * a través de la TI = IT-enabled.
    * a través de la web = Web-based, Web-supported.
    * a través de los años = over the years, down the years.
    * a través de los ojos de = through the eyes of.
    * a través de los siglos = over the centuries.
    * a través del teléfono = call-in.
    * a través del tiempo = over time.
    * a través de operador = operator-assisted.
    * a tres bandas = three pronged.
    * a tres niveles = three-tiered.
    * a troche y moche = like there's no tomorrow.
    * a trompicones = by fits and starts.
    * a tropezones = falteringly, hesitantly, haltingly, jerkily.
    * a trozos = piecewise.
    * ¡A tu salud! = Here's to you!.
    * a última hora = at the last minute, at the eleventh hour, last minute [last-minute], at the very last minute, at the very last moment, at the very last.
    * a últimas horas de la tarde = late evening.
    * a últ

    * * *
    a
    La preposición a suele emplearse precedida de ciertos verbos como empezar, ir, oler, sonar etc, en cuyo caso ver bajo el respectivo verbo.
    No se traduce cuando introduce el complemento directo de persona (ser humano, pronombres personales que lo representan como quien, alguien, etc) o un nombre con un objeto o animal personalizado: amo a mi patria = I love my country, pasear al perro = to walk the dog.
    En los casos en que precede al artículo definido el para formar la contracción al, ver bajo la siguiente entrada, donde también se encontrarán otros ejemplos y usos de a.
    A (en relaciones de espacio, lugar)
    voy a México/a la fiesta I'm going to Mexico/to the party
    voy a casa I'm going home
    dobla a la derecha turn right
    se cayó al río she fell into the river
    estaban sentados a la mesa they were sitting at the table
    a orillas del Ebro on the banks of the Ebro
    se sentó al sol he sat in the sun
    se sentó a mi derecha he sat down to the right of me o on my right
    a la vuelta de la esquina around the corner
    queda al norte de Toledo it's (to the) north of Toledo
    3
    (indicando distancia): está a diez kilómetros de aquí it's ten kilometers from here, it's ten kilometers away
    está a unos 20 minutos de aquí it takes o it's about 20 minutes from here, it's a 20 minute drive ( o walk etc) from here
    1 (señalando hora, momento, fecha) at
    abren a las ocho they open at eight o'clock
    ¿a qué hora vengo? what time shall I come?
    a eso de las dos at around o about two o'clock
    a mediados de abril in mid-April
    hoy estamos a 20 it's the 20th today
    al día siguiente the next o following day
    empezó a hablar a los diez meses he started talking when he was ten months old o at ten months
    llegó a la mañana/noche ( RPl); he arrived in the morning/at night
    2 al + INF:
    se cayó al bajar del autobús she fell as she was getting off the bus
    al verlo me di cuenta de que ya no lo quería when I saw him o on seeing him, I realized that I no longer loved him
    al salir de la estación torcí a la izquierda I turned left out of the station
    3
    (indicando distancia en el tiempo): a escasos minutos de su llegada (después) just a few minutes after she arrived; (antes) just a few minutes before she arrived
    trabajan de lunes a viernes/de una a cinco they work (from) Monday to Friday/from one to five
    a los diez minutos del primer tiempo ten minutes into the first half o after ten minutes of the first half
    estaré en París de martes a jueves I'll be in Paris from Tuesday until Thursday, I'll be in Paris Tuesday through Thursday ( AmE)
    C
    (en relaciones de proporción, equivalencia): tres veces al día/a la semana three times a day/a week
    sale a 2.000 euros por cabeza it works out at 2,000 euros per person
    iban a 100 kilómetros por hora they were going (at) 100 kilometers per hour
    nos ganaron cinco a tres they beat us by five points to three, they beat us five three o ( AmE) five to three
    D
    (indicando modo, estilo): fuimos a pie/a caballo we walked/rode, we went on foot/on horseback
    pollo al horno/a la brasa roast/barbecued chicken
    un peinado a lo Rodolfo Valentino a Rudolph Valentino hairstyle
    a crédito on credit
    ilustraciones a todo color full-color illustrations
    una tela a rayas a piece of striped material
    1
    (introduciendo el complemento directo de persona): ¿viste a José? did you see José?
    la policía está buscando al asesino the police are looking for the murderer
    no he leído a Freud I haven't read (any) Freud
    busca una secretaria bilingüe he's looking for a bilingual secretary
    ]
    2
    (introduciendo el complemento indirecto): le escribió una carta a su padre he wrote a letter to his father, he wrote his father a letter
    dáselo/dáselos a ella give it/them to her
    les enseña inglés a mis hijos she teaches my children English
    suave al tacto soft to the touch
    agradable al oído pleasing to the ear
    3
    (indicando procedencia): se lo compré a una gitana I bought it from o ( colloq) off a gipsy
    F
    enséñale a nadar teach him to swim
    fue a preguntar he went to ask
    a que + SUBJ:
    los instó a que participaran he urged them to take part
    voy a ir a que me hagan un chequeo I'm going to go and have a checkup
    2 ( fam)
    (para): ¿a qué tanta ceremonia? what's all the fuss for?
    ¿a qué le fuiste a decir eso? what did you go and tell him that for?
    3
    a por ( Esp fam): bajo a por pan I'm going down to get some bread o for some bread ( colloq)
    ¿quién va a ir a por los niños? who's going to fetch o get the children?
    ¡a por ello! go for it!
    los puntos a tratar en la reunión de mañana the points to be discussed at tomorrow's meeting
    es una idea a tener en cuenta it's an idea to bear in mind o that should be borne in mind
    total a pagar total payable
    horario a convenir hours to be arranged
    H
    1
    (en órdenes): ¡a la cama, niños! off to bed, children!
    ¡a callar! shut up! ( colloq)
    vamos ¡a trabajar! come on, let's get some work done!
    a decir verdad to tell you the truth
    a juzgar por lo que tú dices judging from what you say
    3 ( fam)
    (en cuanto a): a tozudo no hay quien le gane when it comes to being stubborn there's nobody like him
    4
    (indicando causa): a petición del interesado ( frml); at the request of the interested party
    al + INF:
    al no saber idiomas está en desventaja as he doesn't speak any languages he is at a disadvantage, he's at a disadvantage not speaking any languages
    5
    (expresando desafío): ¿a que no sabes qué nota me puso? you'll never guess what mark she gave me!
    tú no te atreverías — ¿a que sí? you wouldn't dare — do you want to o a bet? ( colloq)
    ¡a que no puedes! bet you can't! ( colloq)
    * * *

    Multiple Entries:
    A    
    a
    A,
    ◊ a sustantivo femenino (pl aes) (read as /a/) the letter A, a

    a preposición Nota:
    La preposición a suele emplearse precedida de ciertos verbos como empezar, ir, oler, sonar etc, en cuyo caso ver bajo el respectivo verbo.No se traduce cuando introduce el complemento directo de persona (ser humano, pronombres personales que lo representan, como quien, alguien, algún etc) o un nombre con un objeto o animal personalizado: amo a mi patria = I love my country, paseo a mi perro = I walk my dog.En los casos en que precede al artículo definido el para formar la contracción al, ver bajo la siguiente entrada, donde también se encontrarán otros ejemplos y usos de a.
    1

    ◊ voy a México/la tienda I'm going to Mexico/to the shop;

    voy a casa I'm going home;
    se cayó al río she fell into the river


    a orillas del Ebro on the banks of the Ebro;
    se sentó al sol he sat in the sun;
    se sentó a mi derecha he sat down on my right


    2
    a) (señalando hora, momento) at;


    a la hora de comer at lunch time;
    ¿a qué hora vengo? what time shall I come?;
    a mediados de abril in mid-April;
    al día siguiente the next o following day

    ◊ hoy estamos a lunes/a 20 today is Monday/it's the 20th today

    c) al + inf:


    al enterarse de la noticia when he learnt o on learning the news



    ( antes) a few minutes before she arrived;

    3 (en relaciones de proporción, equivalencia):

    sale a 100 euros cada uno it works out at 100 euros each;
    a 100 kilómetros por hora (at) 100 kilometers per hour;
    nos ganaron cinco a tres they beat us five three o (AmE) five to three
    4 (indicando modo, medio, estilo):
    ◊ a pie/a caballo on foot/on horseback;

    a crédito on credit;
    funciona a pilas it runs on batteries;
    a mano by hand;
    a rayas striped;
    vestirse a lo punk to wear punk clothes
    5

    ◊ ¿viste a José? did you see José?;

    no he leído a Freud I haven't read (any) Freud


    dáselo a ella give it to her;
    les enseña inglés a mis hijos she teaches my children English;
    le echó (la) llave a la puerta she locked the door

    ◊ se lo compré a una gitana I bought it from o (colloq) off a gipsy

    A, a f (letra) A
    'A' also found in these entries:
    Spanish:
    a. C.
    - a.m.
    - abajeña
    - abajeño
    - abanderada
    - abanderado
    - abandonar
    - abandonada
    - abandonado
    - abanico
    - abarquillada
    - abarquillado
    - abarrotada
    - abarrotado
    - abasto
    - abatida
    - abatido
    - abatirse
    - abdicar
    - aberración
    - abertura
    - abierta
    - abierto
    - abigarrada
    - abigarrado
    - abigarrar
    - ablandar
    - ablusada
    - ablusado
    - abnegada
    - abnegado
    - abobada
    - abobado
    - abocada
    - abocado
    - abogacía
    - abogada
    - abogado
    - abombada
    - abombado
    - abonar
    - abonada
    - abonado
    - abonarse
    - abono
    - abordar
    - abordaje
    - aborregar
    - abortar
    - abortiva
    English:
    A
    - A-level
    - a.m.
    - abandon
    - abandoned
    - abide by
    - ability
    - abject
    - abnormal
    - aboard
    - aborigine
    - abortion
    - abortive
    - about
    - above
    - above-board
    - above-mentioned
    - abrasive
    - abreast
    - abridged
    - abrupt
    - absent
    - absent-minded
    - absolute
    - absolutely
    - absorbed
    - abstemious
    - abstract
    - absurd
    - abundant
    - abuse
    - abusive
    - abysmal
    - academic
    - academy
    - accede
    - accent
    - acceptable
    - access
    - accident-prone
    - accidental
    - accidentally
    - acclimatized
    - accommodate
    - accommodation
    - accomplish
    - accomplished
    - account
    - account for
    - accountable
    * * *
    A
    1. (abrev de autopista) Br M, US freeway
    2. (abrev de alfil) [en notación de ajedrez] B
    A, a [a] nf
    [letra] A, a;
    si por a o por be… if for any reason…
    * * *
    a
    prp
    al este de to the east of;
    a casa home;
    ir a la cama/al cine go to bed/to the movies;
    ¡a trabajar! get to work!;
    vamos a Buenos Aires we’re going to Buenos Aires;
    voy a casa de Marta I’m going to Marta’s (house)
    a la mesa at the table;
    al lado de next to;
    a la derecha on the right;
    al sol in the sun;
    a treinta kilómetros de Cuzco thirty kilometers from Cuzco;
    está a cinco kilómetros it’s five kilometers away
    :
    ¿a qué hora llegas? what time do you arrive?;
    a las tres at three o’clock;
    de once a doce from eleven (o’clock) to twelve;
    estamos a quince de febrero it’s February fifteenth;
    a los treinta años at the age of thirty;
    a la llegada del tren when the train arrives
    :
    a la española the Spanish way;
    a mano by hand;
    a pie on foot;
    a 50 kilómetros por hora at fifty kilometers an hour
    :
    ¿a cómo o
    cuánto está? how much is it?;
    están a dos pesos el kilo they are two pesos a kilo
    :
    dáselo a tu hermano give it to your brother
    :
    vi a mi padre I saw my father
    :
    empezar a begin to;
    jugar a las cartas play cards;
    decidirse a hacer algo decide to do sth;
    voy a comprarlo I’m going to buy it;
    a decir verdad to tell the truth
    :
    ¿a que no lo sabes? I bet you don’t know;
    a ver OK, right;
    a ver lo que pasa ahora let’s see what happens now
    abr (= alias) aka (= also known as)
    * * *
    a nf
    : first letter of the Spanish alphabet
    a prep
    1) : to
    nos vamos a México: we're going to Mexico
    ¿llamaste a tu papá?: did you call your dad?
    como a usted le guste: as you wish
    3) : in the manner of
    papas a la francesa: french fries
    4) : on, by means of
    a pie: on foot
    5) : per, each
    tres pastillas al día: three pills per day
    enséñales a leer: teach them to read
    problemas a resolver: problems to be solved
    * * *
    a prep
    3. (distancia) away
    está a un kilómetro de aquí it's one kilometre from here / it's one kilometre away
    4. (tiempo) at
    5. (distribución, cantidad, medida, precio) a / at
    tocamos a 1.000 cada uno it works out at 1,000 each
    fui a pie I walked / I went on foot
    hecho a mano handmade / made by hand
    ¿has visto a Iván? have you seen Iván?
    9. (para) for
    10. (de) from

    Spanish-English dictionary > a

  • 15 ръка

    1. hand
    ръка за ръка hand-in-hand (с with)
    с ръка with o.'s hands, with the hand
    с шапка/револвер и пр. в ръка hat/revolver in hand
    с ръце в джобовете with o.'s hands in o.'s pockets, hands in pockets
    с ръце отзад with o.'s hands behind o.'s back
    с голи ръце with bare hands
    нося/тъка/пиша на ръка carry/weave/write by hand
    нося (дреха) на ръка carry on o.'s arm
    вдигам ръка hold up/raise o.'s hand
    вземам/хващам за ръка take by the hand
    водя за ръка lead by the hand
    подавам ръка hold. out o.'s hand (на to), ( помагам) lend/give; a helping hand (на to)
    слагам си ръката на ухото cup o.'s ear
    хващам с ръка catch with the hand
    хващам някого под ръка take s.o.'s arm. slip/draw o.'s arm through s.o.'s
    вземам/нося на ръце take/carry in o.'s arms
    средна ръка хора ordinary/middle-class people
    човек от първа ръка a man of high standing
    3. мн. ч. (власт) hands
    в ръцете на in the hands of, at the mercy of
    в добри/сигурни ръце in safe hands
    държа в ръцете си hold in the hollow of o.'s hand
    4. (беритба) priming
    5. (карти) hand
    имам пари на ръка have money at hand
    на бърза ръка hastily, hurriedly
    offhand. slapdash, ( много бързо) in no time
    това е едно на ръка this is one thing certain; of course
    плащам на ръка pay down/cash, pay (down) on the nail
    под ръка (на разположение) near at hand, ready to hand, within easy, reach handy; easily available
    от ръка на ръка from hand to hand
    минавам от ръка на ръка pass from hand to hand, ( за имот) change hands
    от първа/втора ръка at first/second hand; first-/second-hand (attr.)
    знам от първа ръка have first-hand information, know first-hand
    вдигам ръка върху lift a hand against
    вдигам ръце (признавам се за побе-ден) hold up o.'s hands, throw up the sponge, throw in o.'s hand, ( отказвам се) give up
    искам ръката на ask for s.o.'s hand, seek s.o. in marriage
    слагам/турям ръка на lay (o.'s) hands on
    махвам (с) ръка на lose all interest in
    не мърся/цапам ръцете си keep o.'s hands clean
    имам златни ръце have deft fingers, be good with o.'s hands
    имам лека ръка be nimble-fingered, be lucky
    оставил си ръцете he's bungled it, he's made a mess of it
    плюя си на ръцете set to (with a will), roll up o.'s sleeves
    потривам ръце rub o.'s hands, gloat (over)
    давам с едната ръка, вземам с другата give with one hand, take back with the other
    * * *
    ръка̀,
    ж., -цѐ 1. hand; (от китката до лакътя) forearm; (от китката до рамото) arm; вземам/нося на \ръкаце take/carry in o.’s arms; вземам/хващам за \ръкака take by the hand; горе \ръкацете! hands up! държа здраво в \ръкацете си hold tight in o.’s grasp; държим се за \ръкаце hold hands; карам велосипед без \ръкаце ride a bicycle no hands; на \ръкака ( саморъчно) by hand; написано на \ръкака written in longhand; пипам с \ръкаце handle; плясвам през \ръкацете rap over the knuckles; подавам \ръкака hold out o.’s hand (на to), ( помагам) lend/give a (helping) hand (на to); \ръкака за \ръкака hand-in-hand (c with); с празни \ръкаце empty-handed; с шапка/револвер и пр. в \ръкака hat/revolver in hand; слагам си \ръкаката на ухото cup o.’s ear; хванати под \ръкака arm in arm; хващам някого под \ръкака take s.o.’s arm, slip/draw o.’s arm through s.o.’s; шито на \ръкака hand-sewn;
    2. ( обществено положение) standing, rank; средна \ръкака хора ordinary/middle-class people; хора от всякаква \ръкака people of all ranks; човек от първа \ръкака a man of high standing;
    3. само мн. ( власт) hands; в \ръкацете на in the hands of, at the mercy of; (за право) resides in; държа някого в \ръкацете си разг. have (s.o.) over a barrel; have (s.o.) by the short hairs; hold (s.o.) in the hollow; have s.o. eating out of o.’s hand; оставям се в \ръкацете на put o.s. in s.o.’s hands; поемам работите в \ръкацете си take matters in hand;
    4. ( беритба) priming;
    5. ( карти) hand; ( възможност за игра) entry; решаващата \ръкака the odd trick; • в добри \ръкаце in safe hands; вдигам \ръкаце ( признавам се за победен) hold up o.’s hands, throw up the sponge, throw in o.’s hand, ( отказвам се) give up; вдигам \ръкаце от give up (as a bad job); давам с едната \ръкака, вземам с другата give with one hand, take back with the other; дай \ръкака ( при пазарлък) done! it’s a bargain! дясна \ръкака на някого s.o.’s right-hand man; за четири \ръкаце муз. four-handed; имам дълги \ръкаце be thievish; имам златни \ръкаце have deft fingers, be good with o.’s hands; имам лека \ръкака
    1. be nimble-fingered;
    2. be lucky; искам \ръкаката на ask for s.o.’s hand, seek s.o. in marriage; махвам (с) \ръкака на lose all interest in; на бърза \ръкака hastily, hurriedly; offhand, slapdash, ( много бързо) in no time; на/под \ръкака (на разположение) at hand, (на склад) on hand; не мърся/цапам \ръкацете си keep o.’s hands clean; не са ми останали \ръкаце от работа I have worked/worn my fingers to the bone; нося на \ръкаце make much of; оставил си \ръкацете he’s bungled it, he’s made a mess of it; от първа/втора \ръкака at first/second hand; first-/second-hand (attr.); плащам на \ръкака pay down/cash, pay (down) on the nail; плюя си на \ръкацете roll up o.’s sleeves; под \ръкака (на разположение) near at hand, ready to hand, close at hand; within easy reach; close by/to; handy; easily available; at o.’s finger-tips; (за имот) change hands; подлагам \ръкака beg; подписвам с две \ръкаце be dead sure; потривам \ръкаце rub o.’s hands, gloat (over); работна \ръкака labour; hands; развързвам \ръкацете на някого give s.o. a free hand; \ръкацете ме сърбят да my fingers itch to; свирим на четири \ръкаце play duettes; скръствам \ръкаце fold o.’s arms; слагам \ръкака на lay (o.’s) hands on; спирам такси с \ръкака hail a taxi; това е едно на \ръкака this is one thing certain; of course; ще ми откъсне \ръкацете it weighs a ton.
    * * *
    hand: We walk ръка in ръка. - Вървим ръка за ръка., with bare ръкаs - с голи ръце, Is your pullover knitted by ръка? - Пуловерът ти на ръка ли е плетен?, pass from ръка to ръка - предавам от ръка на ръка, I have some books in ръка. - Имам няколко книги под ръка., Your future is in your ръкаs. - Бъдещето ти е в твои ръце., shake ръкаs - стисваме си ръцете, information from first ръка - информация от първа ръка, a good ръка - добра ръка (при игра на карти), I hold up my ръкаs - вдигам ръце; arm (от рамото до китката): She carries the child in her ръкаs. - Тя носи детето си на ръце., They walked ръка in ръка. - Те вървяха хванати под ръка.; forearm (от китката до лакътя); mauley (жарг.)
    * * *
    1. (беритба) priming 2. (взятка) trick 3. (възможност за игра) entry 4. (карти) hand 5. (обществено положение) standing, rank 6. (от китката до лакьта) fore-arm 7. (от китката до рамото) arm 8... е в ръцете на (зависи от)... rests with. (за право) resides in 9. 6) be nimble-fingered 10. 7) be lucky 11. hand 12. offhand. slapdash, (много бързо) in no time 13. РЪКА за РЪКА hand-in-hand (с with) 14. в добри/ сигурни ръце in safe hands 15. в ръцете на in the hands of, at the mercy of 16. вдигам РЪКА hold up/raise o.'s hand 17. вдигам РЪКА върху lift a hand against 18. вдигам ръце (признавам се за побе-ден) hold up o.'s hands, throw up the sponge, throw in o.'s hand, (отказвам се) give up 19. вдигам ръце от give up (as a bad job) 20. вземам/нося на ръце take/carry in o.'s arms 21. вземам/хващам за РЪКА take by the hand 22. водя за РЪКА lead by the hand 23. горе ръцете! hands up! 24. давам с едната РЪКА, вземам с другата give with one hand, take back with the other 25. държа в ръцете си hold in the hollow of o.'s hand 26. държа здраво в ръцете си hold tight in o.'s grasp 27. държим се за ръце hold hands 28. дясна РЪКА 29. знам от първа РЪКА have first-hand information, know first-hand 30. измивам си ръцете wash o.'s hands (of) 31. имам дълги ръце be thievish 32. имам златни ръце have deft fingers, be good with o.'s hands 33. имам лека РЪКА 34. имам пари на РЪКА have money at hand 35. искам РЪКАта на ask for s.o.'s hand, seek s.o. in marriage 36. махвам (с) РЪКА на lose all interest in 37. минавам от РЪКА на РЪКА pass from hand to hand, (за имот) change hands 38. мн. ч. (власт) hands 39. на РЪКА (на разположение) at hand, (на склад) on hand 40. на РЪКА (саморъчно) by hand 41. на бърза РЪКА hastily, hurriedly 42. не мърся/цапам ръцете си keep o.'s hands clean 43. нося (дреха) на РЪКА carry on o.'s arm 44. нося/тъка/пиша на РЪКА carry/weave/write by hand 45. оставил си ръцете he's bungled it, he's made a mess of it 46. оставям се в ръцете на put o.s. in s.o.'s hands 47. от РЪКА наРЪКА from hand to hand 48. от първа/втора РЪКА at first/second hand;first-/second-hand (attr,) 49. отпускам ръце give in 50. пипам с ръце handle 51. плащам на РЪКА pay down/cash, pay (down) on the nail 52. плюя си на ръцете set to (with a will), roll up o.'s sleeves 53. плясвам през ръцете rap over the knuckles 54. под РЪКА (на разположение) near at hand, ready to hand, within easy, reach handy;easily available 55. подавам РЪКА hold. out o.'s hand (на to), (помагам) lend/give: a helping hand (на to) 56. подлагам РЪКА beg 57. подписвам с две ръце be dead sure 58. поемам работите в ръцете си take matters in hand 59. потривам ръце rub o.'s hands, gloat (over) 60. развързани ми са ръцете have a free hand 61. развързвам ръцете на някого give s.o. a free hand 62. решаващата РЪКА the odd trick 63. ръцете ме сърбят да my fingers itch to 64. с РЪКА with o.'s hands, with the hand 65. с голи ръце with bare hands 66. с празни ръце empty-handed 67. с ръце в джобовете with o.'s hands in o.'s pockets, hands in pockets 68. с ръце отзад with o.'s hands behind o.'s back 69. с шапка/револвер и пр. в РЪКА hat/revolver in hand 70. скръствам ръце fold o.'s arms 71. слагам си РЪКАта на ухото cup o.'s ear 72. слагам/турямРЪКА на lay (o.'s) hands on 73. спирам такси с РЪКА hail a taxi 74. средна РЪКА хора ordinary/middle-class people 75. стоя със скръстени ръце do nothing (about s.th.) 76. това е едно на РЪКА this is one thing certain;of course 77. хванати под РЪКА arm in arm 78. хващам някого под РЪКА take s.o.'s arm. slip/draw o.'s arm through s.o.'s 79. хващам с РЪКА catch with the hand 80. хора от всякаква РЪКА people of all ranks 81. човек от първа РЪКА a man of high standing 82. шито на РЪКА hand-sewn

    Български-английски речник > ръка

  • 16 count

    I 1. noun
    1) Zählen, das; Zählung, die

    keep count [of something] — [etwas] zählen

    lose count of something — etwas gar nicht mehr zählen können

    have/take/make a count — zählen

    on the count of three — bei "drei"

    2) (Law) Anklagepunkt, der

    on that count — (fig.) in diesem Punkt

    3) (Boxing) Auszählen, das

    be out for the count — ausgezählt werden; (fig.) hinüber sein (ugs.)

    2. transitive verb

    count ten — bis zehn zählen

    count the votes — die Stimmen [aus]zählen

    count the pennies — (fig.) jeden Pfennig umdrehen

    count the cost — (fig.) unter den Folgen zu leiden haben

    2) (include) mitzählen

    not counting — abgesehen von; see also academic.ru/50558/nothing">nothing 1. 1)

    3) (consider) halten für
    3. intransitive verb

    count [up] to ten — bis zehn zählen

    counting from now — von jetzt an [gerechnet]; ab jetzt

    2) (be included) zählen

    count for much/little — viel/wenig zählen

    Phrasal Verbs:
    II noun
    (nobleman) Graf, der
    * * *
    I noun
    (nobleman in certain countries, equal in rank to a British earl.) der Graf
    II 1. verb
    1) (to name the numbers up to: Count (up to) ten.) zählen
    2) (to calculate using numbers: Count (up) the number of pages; Count how many people there are; There were six people present, not counting the chairman.) zählen
    3) (to be important or have an effect or value: What he says doesn't count; All these essays count towards my final mark.) zählen
    4) (to consider: Count yourself lucky to be here.) schätzen
    2. noun
    1) (an act of numbering: They took a count of how many people attended.) die Zählung
    2) (a charge brought against a prisoner etc: She faces three counts of theft.) der Anklagepunkt
    3. adjective
    (see countable.)
    - countless
    - countdown
    - count on
    - out for the count
    * * *
    count1
    [kaʊnt]
    n Graf m
    count2
    [kaʊnt]
    I. n
    1. (totalling up) Zählung f; POL Auszählung f
    to keep \count of sth etw genau zählen
    to lose \count beim Zählen durcheinanderkommen; ( fig) den Überblick verlieren
    on the \count of three/four/ten bei drei/vier/zehn
    2. (measured amount) [An]zahl f, Ergebnis nt; SPORT Punktestand m
    final \count Endstand m
    3. (consideration) Berücksichtigung f
    to take [no] \count of sth etw [nicht] berücksichtigen
    4. LAW Anklagepunkt m
    to be found guilty on two \counts of murder des zweifachen Mordes für schuldig befunden werden
    to be found guilty on the first \count [or all \counts] im ersten Anklagepunkt [o in allen [Anklage]punkten] für schuldig befunden werden
    5. (point) Punkt m; (reason) Grund m
    to agree with sb on all \counts mit jdm in allen Punkten übereinstimmen
    to be angry with sb on several \counts auf jdn aus mehreren Gründen zornig sein
    to fail on a number of \counts in einer Reihe von Punkten versagen
    6.
    ▶ to be out for the \count BOXING ausgezählt werden; ( fig) k. o. sein fam
    II. vt
    ▪ to \count sth etw zählen
    there'll be eight for dinner \counting ourselves uns mitgerechnet sind wir acht zum Abendessen
    I could \count the number of times he's been on time on the fingers of one hand ich könnte die paar Mal, die er pünktlich war, an den Fingern einer Hand abzählen
    to \count one's change sein Wechselgeld nachzählen
    to \count heads [or AM also noses] abzählen
    ▪ to \count sb/sth among sth jdn/etw zu etw dat zählen; ECON, FIN (include) etw [mit]rechnen [o [mit]zählen
    to \count sb as a friend jdn als Freund betrachten [o zu seinen Freunden zählen]
    to \count sth a success/failure etw als Erfolg/Misserfolg verbuchen
    to \count oneself lucky [or fortunate] sich akk glücklich schätzen
    to \count oneself unhappy [or unfortunate] sich akk für unglücklich halten
    ▪ to \count sth against sb jdm etw verübeln
    3.
    ▶ to \count one's blessings dankbar sein
    ▶ don't \count your chickens before they're hatched ( prov) man soll den Tag nicht vor dem Abend loben prov
    ▶ to \count the cost[s] [of sth] (consider effects) die Folgen [einer S. gen] bedenken; (suffer) [etw] bereuen
    III. vi
    1. (number) zählen
    2. (be considered)
    that has always \counted among my favourite operas das hat schon immer zu meinen Lieblingsopern gezählt
    ▪ to \count against sb gegen jdn sprechen
    ▪ to be \counted as sth als etw gelten
    3. (be of value) zählen, wichtig sein
    that's what \counts darauf kommt es an
    this essay will count towards your final degree dieser Aufsatz geht in die Berechnung Ihrer Endnote ein
    ▪ to not \count nicht zählen
    his opinion doesn't \count for anything here seine Meinung zählt hier nicht
    * * *
    I [kaʊnt]
    1. n
    1) (with numbers) Zählung f; (SPORT) Auszählen nt; (of votes) (Stimmen)zählung f, (Stimmen)auszählung f

    she lost count when she was interrupted — sie kam mit dem Zählen durcheinander, als sie unterbrochen wurde

    all together now, on the count of three — und jetzt alle zusammen, bei drei gehts los

    he was out for the count, he took the count (fig) —

    2) (JUR: charge) Anklagepunkt m
    3) no pl

    (= notice) don't take any count of what he says — hören Sie nicht auf das, was er sagt

    she never takes much/any count of him — sie nimmt wenig/keine Notiz von ihm

    2. vt
    1) (with numbers) (ab)zählen; (= count again) nachzählen; votes (aus)zählen

    I only counted ten people — ich habe nur zehn Leute gezählt

    to count the cost (lit) — auf die Kosten achten, jeden Pfennig umdrehen

    she'll help anyone without counting the cost to herself — sie hilft jedem, ohne an sich selbst zu denken

    2) (= consider) ansehen, betrachten; (= include) mitrechnen, mitzählen

    to count sb (as) a friend/among one's friends — jdn als Freund ansehen/zu seinen Freunden zählen

    you should count yourself lucky to be alive — Sie sollten froh und glücklich sein or Sie können noch von Glück sagen, dass Sie noch leben

    ten people (not) counting the children — zehn Leute, die Kinder (nicht) mitgerechnet or eingerechnet

    3. vi
    1) (with numbers) zählen
    2) (= be considered) betrachtet or angesehen werden; (= be included) mitgerechnet or mitgezählt werden; (= be important) wichtig sein

    every minute/it all counts —

    II
    n
    Graf m
    * * *
    count1 [kaʊnt]
    A s
    1. Zählen n, (Be)Rechnung f, (Auf-, Aus-, Ab)Zählung f:
    at the latest count bei der letzten Zählung;
    by this count nach dieser Zählung oder Berechnung;
    count of the ballots Stimmenzählung;
    a) etwas genau zählen,
    b) fig die Übersicht über etwas behalten;
    a) sich verzählen,
    b) fig die Übersicht verlieren (of über akk):
    he has lost count of his books er kann seine Bücher schon nicht mehr zählen;
    make ( oder do) a count (of sth) (etwas) (nach)zählen;
    take count of sth etwas zählen
    2. Boxen:
    a) Auszählen n
    b) Anzählen n:
    take the count, be out for the count ausgezählt werden;
    take a count of eight bis acht am Boden bleiben oder angezählt werden;
    take ( oder be given) a standing count stehend angezählt werden;
    beat the count rechtzeitig hochkommen;
    he got up on the count of five er stand bei fünf auf
    3. An-, Endzahl f, Ergebnis n
    4. JUR (An)Klagepunkt m:
    the accused was found guilty on all counts der Angeklagte wurde in allen Anklagepunkten für schuldig befunden;
    on this count fig in dieser Hinsicht, in diesem Punkt
    5. Berücksichtigung f:
    leave out of count unberücksichtigt oder außer Acht lassen;
    take no count of sth etwas nicht berücksichtigen oder zählen
    6. SPORT etc Punktzahl f, (erzielte) Punkte pl
    7. TECH Zähleranzeige f, -stand m
    8. TECH (Feinheits)Nummer f (von Garn)
    9. → count-out
    B v/t
    1. (ab-, auf-, aus-, zusammen)zählen:
    count again nachzählen;
    count one’s change sein Wechselgeld nachzählen;
    you can count them on your fingers (on the fingers of one hand) man kann sie an den Fingern (an den Fingern einer Hand) abzählen; → penny 1, sheep 1
    2. aus-, berechnen:
    a) die Kosten berechnen,
    b) fig die Folgen bedenken,
    c) fig die Risiken erwägen
    3. US zählen bis:
    4. (mit)zählen, mit einrechnen, einschließen, berücksichtigen:
    without ( oder not) counting ohne … mitzurechnen, abgesehen von;
    (not) counting the persons present die Anwesenden (nicht) mitgerechnet
    5. halten für, betrachten als, zählen ( among zu):
    count sb one’s enemy jemanden für seinen Feind halten;
    count sb among one’s best friends jemanden zu seinen besten Freunden zählen oder rechnen;
    count o.s. lucky ( oder fortunate) sich glücklich schätzen;
    you may count yourself lucky that … du kannst von Glück reden, dass …;
    count sth for ( oder as) lost etwas als verloren betrachten oder abschreiben;
    count of no importance für unwichtig halten;
    count it a great hono(u)r es als große Ehre betrachten
    C v/i
    1. zählen:
    count again nachzählen;
    count (up) to ten bis 10 zählen;
    he counts among my friends fig er zählt zu meinen Freunden
    2. rechnen:
    counting from today von heute an (gerechnet)
    3. (on, upon) zählen, sich verlassen (auf akk), sicher rechnen (mit), bauen auf (akk):
    I count on your being in time ich verlasse mich darauf, dass Sie pünktlich sind
    4. zählen:
    a) von Wert oder Gewicht sein, ins Gewicht fallen
    b) gelten:
    every minute counts jede Minute zählt, es kommt auf jede Minute an;
    this does not count das zählt oder gilt nicht, das ist ohne Belang, das fällt nicht ins Gewicht;
    he simply doesn’t count er zählt überhaupt nicht;
    count for much viel gelten oder wert sein, große Bedeutung haben;
    count against sprechen gegen; sich nachteilig auswirken auf (akk)
    5. zählen, sich belaufen auf (akk):
    they counted ten sie waren zehn an der Zahl
    count2 [kaʊnt] s Graf m (nicht brit. außer in): → count palatine
    * * *
    I 1. noun
    1) Zählen, das; Zählung, die

    keep count [of something] — [etwas] zählen

    have/take/make a count — zählen

    on the count of three — bei "drei"

    2) (Law) Anklagepunkt, der

    on that count — (fig.) in diesem Punkt

    3) (Boxing) Auszählen, das

    be out for the count — ausgezählt werden; (fig.) hinüber sein (ugs.)

    2. transitive verb

    count the votes — die Stimmen [aus]zählen

    count the pennies — (fig.) jeden Pfennig umdrehen

    count the cost — (fig.) unter den Folgen zu leiden haben

    2) (include) mitzählen

    not counting — abgesehen von; see also nothing 1. 1)

    3) (consider) halten für
    3. intransitive verb

    count [up] to ten — bis zehn zählen

    counting from now — von jetzt an [gerechnet]; ab jetzt

    2) (be included) zählen

    count for much/little — viel/wenig zählen

    Phrasal Verbs:
    II noun
    (nobleman) Graf, der
    * * *
    n.
    Anzahl - f.
    Graf -en m.
    Zählung -en f. (on) v.
    rechnen (mit) v.
    zählen v. v.
    abzählen v.
    gelten v.
    (§ p.,pp.: galt, gegolten)
    rechnen v.
    zählen v.

    English-german dictionary > count

  • 17 strike

    ̈ɪstraɪk I
    1. гл.
    1) ударять(ся), наносить удар, бить (физически: рукой, оружием, инструментом и т.п.) He struck me on the chin. ≈ Он ударил меня в подбородок. He struck the wall with a heavy blow. ≈ Он сильно ударил по стене. to strike him a blow ≈ нанести ему удар He struck his knee with his hand. ≈ Он ударил рукой по колену. He seized a stick and struck at me. ≈ Он схватил палку и ударил по мне. (см. strike at) He struck his hand on the table. ≈ Он трахнул рукой по столу. He struck his hand against/at the wall. ≈ Он ударил(ся) рукой о стену. I struck sharply upon the glass. ≈ Я резко ударил по стеклу. to struck a gun from someone's hand ≈ выбить пистолет из чьей-л. руки The ship struck a rock. ≈ Судно наскочило на скалу/ударилось о скалу. Two ships struck in the channel. ≈ Два корабля столкнулись в канале. Syn: hit, deliver a blow/stroke to
    2) пробивать, проникать сквозь что-л. а) уст. заколоть, зарубить, проткнуть( букв. и перен.) Every proof of the treachery struck like a knife into his heart. ≈ Каждое доказательство измены как нож вонзалось в его сердце. б) проникать сквозь, прорастать Trees struck roots deep into the soil. ≈ Деревни пускают корни глубоко в почву. The light strikes through the darkness. ≈ Свет пробивается сквозь темноту. в) перен. ловить на крючок, удить. the fish are striking well today ≈ рыба сегодня хорошо ловится/клюет
    3) атаковать( о людях, зверях, болезнях, стихиях и т. п.;
    см. также strike out) The beasts struck with their claws. ≈ Звери использовали при нападении клыки. The house had been struck with/by lightning. ≈ В дом ударила молния. Hurricane killed 275 people as it struck the island. ≈ Ураган унес 275 жизней, обрушившись на остров. The army struck at dawn. ≈ Армия атаковала на рассвете. He divided his forces, struck where there was no use in striking. ≈ Он разделил свои силы, атаковал там, где в этом не было нужды. The Duke had been stricken by paralysis. ≈ Герцога разбил паралич. to strike back ≈ нанести ответный удар, дать сдачи( at smb.) to strike the first blow ≈ быть зачинщиком to strike a blow for ≈ заступиться за within striking distance ≈ в пределах достижимости
    4) поражать, производить впечатление He struck me by his knowledge. ≈ Он поразил меня своими знаниями. He always strikes students that way. ≈ Он всегда так действует на студентов. He doesn't strike me as (being) genius. ≈ Он не производит впечатления гения. The story stuck me as ridiculous. ≈ Рассказ поразил меня своей нелепостью. How does it strike you? ≈ Что вы об этом думаете? An idea suddenly struck me. ≈ Меня внезапно осенила мысль. It never struck me before. ≈ Мне это никогда еще не приходило в голову. {to }strike the eye ≈ бросаться в глаза {to }strike dumb ≈ ошарашить( кого-л.) Syn: affect, impress, touch
    5) доводить (доходить) до некоторого состояния( связанного с физическим ущербом) to strike smb dead ≈ убить A great cold had struck him deaf. ≈ Сильнейшая простуда сделала его глухим. He looked stricken into stone. ≈ Он словно обратился в камень. разг.Strike me dumb! ≈ Убей меня бог! разг.And strike me Blind, but I've met him before! ≈ Чтоб я ослеп, если я его раньше не встречал! разг. Strike! Who the hell was responsible? ≈ Черт побери! Кто это сделал?
    6) (связано с 5 и отчасти с
    6) вселять (страх и т.п.) His appearance will strike terror into his enemies. ≈ Его появление вселяло ужас во врагов. His appearance struck her with terror. ≈ Его появление наполнило ее страхом.
    7) производить действия, связанные с ударами, касаниями и т.п. а) высекать, зажигать(ся) (об огне - с помощью кремня или спички) to strike a match ≈ чиркнуть спичкой, зажечь спичку These matches are too wet to strike. ≈ Эти спички слишком сырые, чтобы зажечься. to strike a light ≈ зажечь свет( с помощью спички и т.п.) б) чеканить( монету), штамповать, печатать This medal appears to have been chased by hand and not to have been struck from a die. ≈ Эта медаль выглядит как гравированная вручную, а не штампованная. How long will it take to strike a film? ≈ Сколько времени уйдет на то, чтобы отпечатать фильм? в) извлекать звук, звучать, стучать( о сердце, пульсе), бить (о часах) to strike a chord on the piano ≈ брать аккорды на пианино His heart struck heavily when the house was visible. ≈ При виде дома сердце его забилось. It has just struck four. ≈ Только что пробило четыре. перен. Your hour has struck. ≈ Твой час пробил. перен. to strike a sour note ≈ прозвучать печальной нотой перен. to strike an incongruous note ≈ портить впечатление перен. She had now struck sixty. ≈ Ей бы сейчас стукнуло
    60. Syn: (cause to) sound г) нажимать( клавиши) With one hand we strike three or four notes simultaneously. ≈ Одной рукой мы способны взять три или четыре ноты одновременно.
    8) направляться, сворачивать (как правило с указанием направления: across, aside, down, forth, forward, into, over, off, to и т.п.) Instead of going by town, we had struck away northward. ≈ Вместо того, чтобы идти мимо города, мы свернули на север. Leaving the town, we now strike off towards the river. ≈ Оставив город, мы движемся к реке. The road strikes into the forest. ≈ Дорога сворачивает в лес. Road strikes away to the left. ≈ Дорога уходит влево. strike to the left ≈ поверните налево to strike a line, to strike a path ≈ двигаться в направлении( букв. и перен.)
    9) а) спускать, убирать( о чем-то натянутом или поднятом: парусах, палатке и т.п.) to strike the flag, to strike one's colours ≈ опускать флаг( как знак уважения или при сдаче) б) перен. сдаваться( от to strike the flag) Captain reported that the fort had struck. ≈ Капитан доложил, что форт сдался. He would have clearly liked to stick out;
    but there was something about the lot of us that meant mischief, and at last he struck (Stevenson). ≈ Он очевидно хотел бы отказаться, но было нечто столь угрожающее в большинстве из нас, что он в конце концов уступил.
    10) проводить линию, чертить Strike a line from A to B. ≈ Проведи линию из A в B.
    11) вычеркивать, исключать (см. также strike off, strike out) Over strong objections from the prosecutor, the judge ordered the question stricken. ≈ В связи с решительным протестом прокурора судья приказал исключить вопрос. Do you believe that the crash was an accident? Strike that. ≈ И ты веришь, что катастрофа была случайной? Это исключено!
    12) сглаживать выравнивать (поверхность зерна, песка и т.п.)
    13) приходить к соглашению, договариваться {to }strike a bargain ≈ договориться (о цене) {to }strike a happy medium ≈ находить компромисс
    14) открыть, обнаружить, достичь желаемого (внезапно - сравни с
    4) strike oil strike it rich ∙ strike aside strike at strike down strike from strike home strike in strike into strike off strike on strike out strike through strike together strike up
    2. сущ.
    1) удар preemptive strike ≈ упреждающий удар (ядерное нападение, опережающее удар противника)
    2) открытие месторождения( нефти, руды и т. п.)
    3) неожиданная удача Syn: lucky strike II
    1. сущ.
    1) забастовка, стачка to avert a strike ≈ предотвращать забастовку to break (up) a strike ≈ подавлять забастовку to call, organize a strike ≈ организовывать забастовку to conduct, stage a strike ≈ проводить забастовку to settle a strike ≈ урегулировать забастовку (разрешить конфликт, удовлетворить требования бастующих) strike action ≈ стачечная борьба to be on strike ≈ бастовать to go on strike ≈ объявлять забастовку general strike hunger strike quickie strike rent strike sit-down strike sympathy strike sympathetic strike token strike unofficial strike wildcat strike Syn: walkout
    2) коллективный отказ( от чего-л.), бойкот buyers' strike ≈ бойкотирование покупателями определенных товаров или магазинов
    2. гл. бастовать;
    объявлять забастовку (for, against) The women have threatened to strike against unequal pay. ≈ Женщины выдвинули угрозу объявления забастовки по поводу нарушений, касающихся выплаты жалования. удар - * attack (авиация) удар по наземной цели - * weapon наступательное оружие - to make a * at smb. замахнуться на кого-л. (кулаком, оружием) ;
    нанести удар кому-л.;
    укусить /ужалить/ кого-л. (о змее) - to counter a * (военное) отражать удар - to exploit a * (военное) развивать успех (достигнутый в результате удара) (разговорное) воздушный налет удар, бой (часов) (американизм) плохой удар;
    пропущенный мяч( в бейсболе) открытие месторождения( особ. золота) неожиданная удача (тж. lucky *) - a lucky * in politics политическая победа( на выборах и т. п.) (американизм) недостаток;
    помеха - his racial background was a * against him его расовая принадлежность была препятствием на его пути клев - I've just got a * у меня только что клюнуло подсечка( лесы) большой улов гребок (для сгребания лишнего зерна с меры) (геология) простирание( жилы или пласта) > to have two *s against one быть в невыгодном положении ударять, бить - to * (on /upon/) the table стукнуть по столу - to * smb. ударить кого-л. - to * smb. in the face ударить кого-л. по лицу - he struck his enemy on the head он ударил своего врага по голове - to * a blow нанести удар - to * a voilent blow at smb., to * smb. a violent blow нанести кому-л. сильный удар, сильно ударить кого-л. - to * a blow aside отбить /парировать/ удар - to * back нанести ответный удар, дать сдачи - to * the first blow быть зачинщиком (в ссоре, драке) - who struck the first blow? кто начал( ссору, драку) ?, кто первый ударил? - to * a blow for smb., smth. выступить в защиту кого-л., чего-л. - we have struck a blow for freedom мы выступили в защиту свободы - to * a weapon from smb.'s hand выбить оружие из чьих-л. /у кого-л. из/ рук - to * with smth. ударить /бить/ чем-л. - he struck the nail with a hammer он ударил по гвоздю молотком - to * the hands together хлопнуть в ладоши ударяться, стукаться;
    попадать - to * smth., to * on /upon, against/ smth. ударяться обо что-л., наскакивать на что-л.;
    попадать во что-л. - to * the floor удариться об пол - to * a mine наскочить на мину - to * (the) bottom сесть на мель - two ships struck in midchannel два судна столкнулись в фарватере - his head struck (against) the pavement он ударился /стукнулся/ головой о тротуар - she struck her elbow against the door она ударилась локтем о дверь - the lightning struck the tree молния ударила в дерево - the light struck the windows свет упал на окна ударять (по клавишам, струнам) - to * a harp играть на арфе - to * a note взять ноту нападать - the enemy struck at dawn враг ударил на рассвете - they struck the retreating enemy они атаковали отступающего противника поражать;
    сражать - to * smb. dead поразить кого-л. насмерть - to * smb. blind ослепить кого-л. - to be struck blind ослепнуть;
    быть ослепленным - to * smb. dumb лишить кого-л. дара речи;
    ошарашить кого-л. - I was struck dumb with amazement я онемел от удивления - the epidemic struck the country страну поразила эпидемия - to * with /by/ smth. поражать чем-л. - to be stricken by paralysis быть разбитым параличом - to * smb. to the heart поразить кого-л. в самое сердце (тж. on, upon) находить, наталкиваться, случайно встречать - to * ore открыть месторождение руды - to * water найти воду - to * oil открыть /найти/ нефтяной источник;
    сделать выгодную сделку, добиться успеха;
    преуспеть - to * upon an idea (случайно) напасть на мысль - to * (up) on a plan придумать план - the answer struck him suddenly внезапно он понял, в чем дело;
    его осенило направляться;
    поворачивать - to * across an island пересекать остров - to * into the woods направляться /сворачивать/ в лес;
    углубляться в лес - to * northward направиться /повернуть/ на север - the range of hills *s southerly цепь холмов тянется к югу /в южном направлении/ - to * to the right повернуть направо - the road *s away to the left дорога круто сворачивает влево углубляться (в тему и т. п.) - to * into one's subject углубляться в свой предмет /в свою тему/ - to * out of one's subject отходить от своего предмета /от своей темы/ проникать;
    пробиваться - to * through clouds пробиваться сквозь облака - sun rays struck through the fog лучи солнца пробивались сквозь туман - the wind struck through the cracks ветер проникал сквозь /задувал в/ щели - the cold struck through my clothes холод проникал сквозь мою одежду - to * (in) to the marrow пронизывать /пробирать/ насквозь /до мозга костей/ - the arrow struck through his armour стрела пробила /пронзила/ его латы достигать - to * the village достичь деревни - to * the right path выйти на нужную /правильную/ дорогу - we struck the main road мы вышли на главную дорогу - the sound struck (upon) his ear звук достиг /донесся до/ его слуха - to * soundings( морское) прийти на глубину, доступную измерению ручным лотом исключать;
    отменять;
    вычеркивать - * the last paragraph вычеркните последний абзац - to * smth. on the ground that there was no corroboration отменить что-л. на том основании, что это не получило подтверждения - to * a communication from the record изъять сообщение из протокола - they demanded that the book be struck off the list они потребовали исключить книгу из списка - if you disagree with anything I have written, * it through если вы не согласны с чем-л. из написанного мною, просто вычеркните это - their names have been struck through and are almost illegible их фамилии были зачеркнуты, и теперь их почти невозможно прочесть поражать, производить впечатление;
    привлекать внимание - to * smb. as (being) clever производить на кого-л. впечатление умного человека;
    казаться кому-л. умным - as it *s me как мне кажется - that *s me as rather silly это кажется мне довольно глупым;
    это поражает меня своей глупостью - it struck me that he was not telling the truth мне показалось, что он не говорит правды - we were struck favourably with the plan план произвел на нас положительное впечатление - the room struck cold and damp комната показалась /выглядела/ холодной и сырой - his attention was struck by the unusual change его внимание было привлечено необычной переменой - she always *s strangers that way она всегда производит такое впечатление на чужих - how does it * you? что вы об этом думаете?;
    как вам это нравится? - how does his playing * you? как вам нравится его игра? - to * the /one's/ eye бросаться в глаза, привлекать внимание - what a sight struck my eyes! какое зрелище открылось моим глазам! приходить в голову - a thought has struck me мне пришла( в голову) мысль;
    меня осенила мысль - it struck me immediately that I had made a blunder я сразу понял, что сделал /допустил/ ошибку (американизм) (военное) служить денщиком (разговорное) неожиданно встретить - to * the name of a friend in a newspaper натолкнуться в газете на фамилию приятеля вызывать( какие-л. чувства) - to * a deep chord in smb.'s heart вызвать глубокий отклик в душе - to * a chord of memory вызвать воспоминания - to * the right note взять верный тон;
    попасть в тон - to * a false note взять неправильный тон;
    звучать фальшиво - to * a warning note насторожить, предупредить вселять (ужас и т. п.) - to * with awe внушать благоговейный страх - to be struck with panic быть охваченным паникой - the scream struck terror in me этот крик вселил в меня ужас - he was struck with shame ему вдруг /невольно/ стало стыдно высекать (огонь) ;
    зажигать - to * a match зажечь спичку, чиркнуть спичкой - to * sparks out of flint высекать искры из кремня - to * a spark out of smb. зажечь кого-л., вызвать в ком-л. энтузиазм (электротехника) зажигать дугу зажигаться - that * only on the box спички, которые зажигаются только о коробок - the matches were too wet to * спички намокли и не зажигались бить (о часах) - this clock *s (the hours etc.) эти часы отбивают время;
    это часы с боем - the clock is striking часы бьют - it has just struck four только что пробило четыре (часа) - the hour has struck пробил час, настало время - his hour has struck его час пробил - to * the bell (морское) бить склянки биться( о сердце) - his heart struck heavily when he saw his house его сердце сильно забилось, когда он увидел родной дом чеканить (монету, медаль) сделать, выбить ( бирку, ярлык) спускать( флаг) - to * the flag (морское) спускать флаг;
    сдавать командование соединением;
    сдаваться, покоряться убирать (паруса) - to * hull (морское) убрать все паруса и закрепить румпель в подветренном положении (в шторм) - to * a mast (морское) срубить мачту свернуть( палатки) - to * camp сниматься с бивака;
    свертывать лагерь (строительство) снимать (леса) (театроведение) убирать, разбирать( декорации) ;
    демонтировать( сцену) (театроведение) гасить, тушить, убавлять( свет) подводить (баланс) - to * an average выводить среднее число добиваться( равновесия) заключать( сделку) - to * a bargain заключить сделку;
    прийти к соглашению, договориться - to * hands ударить по рукам, заключить сделку составлять (список и т. п.) - to * a jury составить список присяжных (давать сторонам возможность вычеркнуть одинковое количество кандидатов) - to * a committee образовать комитет подсекать( рыбу) загарпунить (кита) клевать, брать приманку ( о рыбе) кусать, жалить ( о змее) - struck by a snake укушенный змеей пускать (корни) ;
    приниматься - the tree struck its roots deep дерево пустило глубокие корни укореняться, прививаться, приживаться сажать, культивировать( растения) прокрашивать (ткань, дерево) впитываться, растекаться( о краске) просаливать, пропитывать солью (мясо, рыбу) разгружать (корабль) разгружаться( морское) спускать (в трюм;
    тж. * down) ровнять гребком (меру зерна) мездрить( кожу) сдирать( мездру) (специальное) отбивать черту (намеленной веревкой) - to strike at smb., smth. набрасываться /нападать/ на кого-л., что-л.;
    наносить удар кому-л., чему-л.;
    направлять удар на кого-л., что-л.;
    (военное) наступать на кого-л., что-л. - to * at smb. with a sword нанести кому-л. удар шпагой /саблей/ - to * at the dog with a stick замахнуться на собаку палкой - I struck at the ball but missed я ударил по мячу, но промахнулся - to strike into smth. начинать что-л.;
    вмешиваться во что-л. - to * into a song начинать петь, заводить песню - he struck into another song он запел /завел/ другую /новую/ песню - the orchestra struck into another waltz оркестр заиграл еще один вальс - to * into a gallop пускаться в галоп (конный спорт) - to * into a quarrel вмешаться в ссору - to * into conversation вступить в разговор - to strike smth. into smth. заставлять что-л. проникать во что-л.;
    втыкать, вонзать, вколачивать что-л. во что-л. - to * the nail into the board загнать гвоздь в доску - to strike smth. into smb. вонзать что-л. в кого-л.;
    давать, придавать что-л. кому-л. - to * life into smb. вдохнуть жизнь в кого-л. - to strike for smth. стремиться к чему-л., делать усилие, чтобы добиться чего-л.;
    бороться, сражаться за что-л. - the futility of striking for what seems unattainable тщетность стремлений к тому, что недостижимо - to * for freedom бороться за свободу - to * vigorously for success настойчиво добиваться успеха - to strike smb. for smth. (американизм) (сленг) вымогать, выпрашивать что-л. у кого-л.;
    просить, искать протекции у кого-л. - to * smb. for a loan просить кого-л. одолжить денег - he struck his friend for a job он попросил приятеля подыскать ему работу > to * an attitude принять( театральную) позу > to * at the root /at the foundation/ of smth. стремиться искоренить основу чего-л.;
    вырвать что-л. с корнем;
    подрывать самую основу чего-л. > to * on truth попасть в цель, найти истину, правильно угадать > to * home попасть в цель;
    попасть в самую точку;
    дойти до самого сердца;
    брать за душу;
    задевать за живое, больно задевать > to * it rich напасть на жилу;
    неожиданно разбогатеть;
    преуспеть > to be struck on smb. быть влюбленным в кого-л. > to * smb. all of a heap ошеломить кого-л. > to * smb. to the quick задеть кого-л. за живое > * me dead! (просторечие) разрази меня господь /гром/!;
    умереть мне на этом месте! > * while the iron is hot, * the iron while it is hot (пословица) куй железо, пока горячо забастовка, стачка - all-out * всеобщая забастовка - to be on * бастовать - to go on * объявить забастовку, забастовать - sympathetic * забастовка солидарности - * movement стачечное движение - the General S. (историческое) Всеобщая стачка (в Англии в 1926 г.) - hunger * голодная забастовка;
    отказ принимать пищу - the * has been called off забастовка была отменена /прекращена/ коллективный отказ (от чего-л.) ;
    бойкот - buyers' * бойкотирование покупателями определенных товаров или магазинов бастовать;
    объявлять забастовку - to * against long hours бастовать, добиваясь сокращения рабочего дня - to * for higher pay забастовать, чтобы добиться повышения зарплаты прекращать работу ~ приходить в голову;
    an idea suddenly struck me меня внезапно осенила мысль to ~ up an acquaintance завязать знакомство;
    the band struck up оркестр заиграл ~ забастовка, стачка;
    to be on strike бастовать;
    to go on strike объявлять забастовку, забастовать ~ коллективный отказ (от чего-л.), бойкот;
    buyers' strike бойкотирование покупателями определенных товаров или магазинов call a ~ объявлять забастовку go-slow ~ забастовка, при которой снижают темп работы go-slow ~ забастовка, при которой преднамеренно замедляется темп работы ~ sl. просить, искать протекции;
    he struck his friend for a job он попросил приятеля подыскать ему работу ~ бить (о часах) ;
    it has just struck four только что пробило четыре;
    the hour has struck пробил час, настало время;
    his hour has struck его (смертный) час пробил ~ бить (о часах) ;
    it has just struck four только что пробило четыре;
    the hour has struck пробил час, настало время;
    his hour has struck его (смертный) час пробил how does it ~ you? что вы об этом думаете?;
    how does his suggestion strike you? как вам нравится его предложение? how does it ~ you? что вы об этом думаете?;
    how does his suggestion strike you? как вам нравится его предложение? hunger ~ голодная забастовка illegal ~ незаконная забастовка illegal ~ неофициальная забастовка ~ бить (о часах) ;
    it has just struck four только что пробило четыре;
    the hour has struck пробил час, настало время;
    his hour has struck его (смертный) час пробил lawful ~ правомерная забастовка ~ проникать;
    пронизывать;
    the light strikes through the darkness свет пробивается сквозь темноту lightning ~ спонтанная забастовка local ~ местная забастовка ~ высекать (огонь) ;
    зажигать(ся) ;
    to strike a match чиркнуть спичкой, зажечь спичку;
    the match won't strike спичка не зажигается national one-day ~ общенациональная однодневная забастовка political ~ политическая забастовка protest ~ забастовка протеста secondary ~ забастовка во второстепенной отрасли secondary ~ забастовка на второстепенном предприятии selective ~ забастовка на ключевых участках производства to ~ the first blow быть зачинщиком;
    the ship struck a rock судно наскочило на скалу sit-down ~ сидячая забастовка sit-in ~ сидячая (или итальянская) забастовка spontaneous ~ стихийная забастовка staggered ~ забастовка по скользящему графику ~ производить впечатление;
    the story strikes me as ridiculous рассказ поражает меня своей нелепостью strike бастовать;
    объявлять забастовку (for, against) ~ бастовать ~ бить (о часах) ;
    it has just struck four только что пробило четыре;
    the hour has struck пробил час, настало время;
    his hour has struck его (смертный) час пробил ~ бойкот ~ вселять (ужас и т. п.) ~ высекать (огонь) ;
    зажигать(ся) ;
    to strike a match чиркнуть спичкой, зажечь спичку;
    the match won't strike спичка не зажигается ~ добираться, достигать ~ забастовка, стачка;
    to be on strike бастовать;
    to go on strike объявлять забастовку, забастовать ~ забастовка ~ коллективный отказ (от чего-л.), бойкот;
    buyers' strike бойкотирование покупателями определенных товаров или магазинов ~ коллективный отказ ~ мера емкости( разная в разных районах Англии) ~ вчт. нажать ~ вчт. нажимать ~ найти;
    наткнуться на, случайно встретить;
    to strike the eye бросаться в глаза;
    to strike oil открыть нефтяной источник;
    перен. достичь успеха;
    преуспевать ~ направляться (тж. strike out) ;
    strike to the left поверните налево ~ неожиданная удача (тж. lucky strike) ~ объявлять забастовку ~ открытие месторождения (нефти, руды и т. п.) ~ открытие месторождения ~ подводить (баланс), заключать (сделку) ~ подводить (баланс) ;
    заключать (сделку) ;
    to strike an average выводить среднее число ~ подсекать (рыбу) ;
    strike at наносить удар, нападать;
    strike down свалить с ног, сразить;
    strike in вмешиваться( в разговор) ~ поражать, сражать;
    to strike dumb лишить дара слова;
    ошарашить (кого-л.) ~ приходить в голову;
    an idea suddenly struck me меня внезапно осенила мысль ~ производить впечатление;
    the story strikes me as ridiculous рассказ поражает меня своей нелепостью ~ проникать;
    пронизывать;
    the light strikes through the darkness свет пробивается сквозь темноту ~ sl. просить, искать протекции;
    he struck his friend for a job он попросил приятеля подыскать ему работу ~ геол. простирание жилы или пласта ~ пускать (корни) ~ ровнять гребком (меру зерна) ~ сажать ~ спускать (флаг) ;
    убирать (паруса и т. п.) ;
    to strike camp, to strike one's tent сняться с лагеря ~ стачка, забастовка ~ стачка ~ удар ~ ударять (по клавишам, струнам) ~ (struck;
    struck, уст. stricken) ударять(ся) ;
    бить;
    to strike a blow нанести удар;
    to strike back нанести ответный удар, дать сдачи ~ ударять(ся), бить ~ чеканить, выбивать ~ амер. sl. шантажировать, вымогать ~ (struck;
    struck, уст. stricken) ударять(ся) ;
    бить;
    to strike a blow нанести удар;
    to strike back нанести ответный удар, дать сдачи to ~ a blow (for smb., smth.) выступить в защиту (кого-л., чего-л.) ~ upon напасть на (мысль) ;
    to strike a note вызвать определенное впечатление ~ attr. забастовочный, стачечный;
    strike action стачечная борьба to ~ (smb.) all of a heap ошеломлять( кого-л.) to ~ home больно задеть, задеть за живое;
    to strike hands ударить по рукам;
    to strike an attitude принять (театральную) позу ~ any key вчт. нажмите любую клавишу ~ подсекать (рыбу) ;
    strike at наносить удар, нападать;
    strike down свалить с ног, сразить;
    strike in вмешиваться (в разговор) ~ attr. забастовочный, стачечный;
    strike action стачечная борьба ~ (struck;
    struck, уст. stricken) ударять(ся) ;
    бить;
    to strike a blow нанести удар;
    to strike back нанести ответный удар, дать сдачи ~ спускать (флаг) ;
    убирать (паруса и т. п.) ;
    to strike camp, to strike one's tent сняться с лагеря ~ подсекать (рыбу) ;
    strike at наносить удар, нападать;
    strike down свалить с ног, сразить;
    strike in вмешиваться (в разговор) ~ поражать, сражать;
    to strike dumb лишить дара слова;
    ошарашить (кого-л.) to ~ home больно задеть, задеть за живое;
    to strike hands ударить по рукам;
    to strike an attitude принять (театральную) позу to ~ home больно задеть, задеть за живое;
    to strike hands ударить по рукам;
    to strike an attitude принять (театральную) позу to ~ home попасть в цель ~ подсекать (рыбу) ;
    strike at наносить удар, нападать;
    strike down свалить с ног, сразить;
    strike in вмешиваться (в разговор) ~ into вонзать ~ into вселять (ужас и т. п.) ~ into направляться, углубляться ~ into начинать;
    to strike into a gallop пускаться в галоп ~ into начинать;
    to strike into a gallop пускаться в галоп to ~ it rich напасть на жилу to ~ it rich преуспевать;
    to strike out a new line for oneself выработать для себя новую линию поведения (теорию и т. п.) ~ off вычитать( из счета) ~ off вычеркивать ~ off делать( что-л.) быстро и энергично ~ off полигр. отпечатывать ~ off отрубать( ударом меча, топора) ~ найти;
    наткнуться на, случайно встретить;
    to strike the eye бросаться в глаза;
    to strike oil открыть нефтяной источник;
    перен. достичь успеха;
    преуспевать ~ спускать (флаг) ;
    убирать (паруса и т. п.) ;
    to strike camp, to strike one's tent сняться с лагеря ~ out выбрасывать ~ out вычеркивать ~ out вычеркнуть ~ out делать рабочий чертеж ~ out изобрести, придумать;
    to strike out a new idea изобрести новый план ~ out изобретать ~ out набрасывать план ~ out придумывать ~ out энергично двигать руками и ногами (при плавании) ;
    to strike out for the shore быстро поплыть к берегу ~ out изобрести, придумать;
    to strike out a new idea изобрести новый план to ~ it rich преуспевать;
    to strike out a new line for oneself выработать для себя новую линию поведения (теорию и т. п.) ~ out энергично двигать руками и ногами (при плавании) ;
    to strike out for the shore быстро поплыть к берегу ~ out pleadings признавать состязательные бумаги противной стороны, не имеющие юридического значения ~ найти;
    наткнуться на, случайно встретить;
    to strike the eye бросаться в глаза;
    to strike oil открыть нефтяной источник;
    перен. достичь успеха;
    преуспевать to ~ the first blow быть зачинщиком;
    the ship struck a rock судно наскочило на скалу ~ the iron while it is hot посл. куй железо, пока горячо ~ through зачеркивать;
    strike up начинать ~ направляться (тж. strike out) ;
    strike to the left поверните налево ~ through зачеркивать;
    strike up начинать to ~ up an acquaintance завязать знакомство;
    the band struck up оркестр заиграл ~ upon достигать (о звуке) ~ upon напасть на (мысль) ;
    to strike a note вызвать определенное впечатление ~ upon падать на( о свете) ~ upon придумывать (план) sympathetic ~ забастовка солидарности sympathy ~ = sympathetic strike sympathetic: ~ сочувственный;
    полный сочувствия;
    вызванный сочувствием;
    sympathetic strike забастовка солидарности sympathy ~ = sympathetic strike sympathy ~ забастовка солидарности token ~ символическая забастовка unauthorized ~ неразрешенная забастовка wildcat ~ забастовка, не санкционированная профсоюзом wildcat ~ незаконная забастовка wildcat ~ неофициальная забастовка wildcat ~ несанкционированная забастовка wildcat ~ стихийная забастовка wildcat: ~ незаконный, не соответствующий договору, несанкционированный;
    wildcat strike забастовка, проведенная рабочими без разрешения профсоюза work-to-rule ~ итальянская забастовка work-to-rule ~ работа строго по правилам

    Большой англо-русский и русско-английский словарь > strike

  • 18 juego

    m.
    1 game.
    juego de azar game of chance
    juegos florales poetry competition
    juego de manos conjuring trick
    juego de mesa board game
    Juegos Olímpicos Olympic Games
    juego de palabras play on words, pun
    juego de prendas game of forfeit
    2 play, playing.
    juego sucio/limpio foul/clean play
    estar/poner en juego to be/put at stake
    3 gambling.
    ¡hagan juego! place your bets!
    juego de llaves/sábanas set of keys/sheets
    juego de té/café tea/coffee service
    me salió un buen juego I was dealt a good hand
    6 fairground attraction. ( Latin American Spanish)
    7 toy.
    8 kit, collection of items, ensemble, set.
    pres.indicat.
    1st person singular (yo) present indicative of spanish verb: jugar.
    * * *
    2 (con dinero) gambling
    4 (en tenis) game; (en naipes) round, game
    \
    descubrirle el juego a alguien to see through somebody's game
    entrar en juego (persona) to come on 2 (factor) to come into play
    andar en juego / estar en juego to be at stake
    hacerle el juego a alguien (apoyar) to back somebody up 2 (seguir el juego) to play along with somebody 3 (dejarse engañar) to play into somebody's hands
    ¡hagan juego! place your bets!
    ir a juego con algo to match something
    poner en juego (usar) to use 2 (arriesgar) to risk, stake
    seguirle el juego a alguien to play along with somebody
    juego de azar game of chance
    juego de café/té coffee/tea service
    juego de ingenio guessing game
    juego de manos sleight of hand
    juego de mesa board game
    juego de niños figurado piece of cake
    juego de palabras play on words, pun
    juego limpio/sucio fair/foul play
    juegos florales poetry competition sing
    Juegos Olímpicos Olympic Games
    * * *
    noun m.
    1) play
    3) game
    5) set
    •
    * * *
    I II
    SM
    1) (=acto) play

    estar fuera de juego — [jugador] to be offside; [balón] to be out of play

    juego sucio — (Ftbl) foul play, dirty play; (fig) dirty tricks pl

    2) [como entretenimiento] game

    "juego terminado" — "game over"

    juego de computadora — LAm computer game

    el juego de la oca — ≈ snakes and ladders

    juego de palabras — pun, play on words

    juego de salón, juego de sociedad — parlour game

    juego infantil — children's game, game for children

    3) pl juegos
    (Dep) (=competición)

    juegos atléticos — LAm athletics championships

    4) (=jugada) [en tenis] game; [de cartas] hand; [en bridge] rubber

    juego, set y partido — game, set and match

    5) [con apuestas] gambling

    lo perdió todo en el juego — he gambled everything away, he lost everything through gambling

    ¡hagan juego! — place your bets!

    6) (=estrategia) game

    le conozco o veo el juego — I know his little game, I know what he's up to

    7) (=conjunto) [de vajilla] set, service; [de muebles] suite; [de herramientas] kit

    con falda a juego — with skirt to match, with matching skirt

    las cortinas hacen juego con el sofá — the curtains match the sofa, the curtains go with the sofa

    juego de bolas — (Mec) ball bearing, set of ball bearings

    juego de café — coffee set, coffee service

    juego de luces — [de árbol de Navidad] fairy lights pl ; [en fiesta, espectáculo] decorative lights pl

    juego de programas — (Inform) suite, suite of programmes

    juego de té — tea set, tea service

    8) [de mecanismo] play, movement
    9) (=efecto) play
    10) (Pelota) (=pista) court
    * * *
    1) ( acción)
    a) ( recreación) play
    b) (Dep) play

    entrar en juego — jugador to come on; factores/elementos to come into play

    hagan juego, señores — place your bets, ladies and gentlemen

    estar en juego — to be at stake

    poner algo en juego — ( arriesgar) to risk; (aportar, utilizar) to bring to bear

    desgraciado en el juego, afortunado en amores — unlucky at cards, lucky in love

    d) ( modalidad)

    tienen un juego ágil y veloz — they play a fast, free-flowing game

    juego limpio/sucio — fair/foul play

    practicar un juego limpio/sucio — to play fair/dirty

    e) (fam) (maniobras, estratagemas) game (colloq)

    hacerle/seguirle el juego a algn — to go o play along with sb

    jugar or hacer un doble juego — to play a double game

    f) ( en naipes) hand, cards (pl)
    2)
    a) (de mesa, de niños, etc) game

    ser un juego de niños — to be child's play

    b) ( conjunto - de cartas) pack, deck; (- de fichas) set
    c) (AmL) ( en la feria) fairground attraction, ride
    d) juegos masculino plural (columpios, etc) swings, slide, etc ( in a children's playground)
    e) ( en tenis) game
    3)
    a) ( de un mecanismo) play
    4) ( conjunto) set

    hacer juego — colores/cortinas to go together

    te hace juego con los zapatos — it goes with your shoes

    •
    * * *
    1) ( acción)
    a) ( recreación) play
    b) (Dep) play

    entrar en juego — jugador to come on; factores/elementos to come into play

    hagan juego, señores — place your bets, ladies and gentlemen

    estar en juego — to be at stake

    poner algo en juego — ( arriesgar) to risk; (aportar, utilizar) to bring to bear

    desgraciado en el juego, afortunado en amores — unlucky at cards, lucky in love

    d) ( modalidad)

    tienen un juego ágil y veloz — they play a fast, free-flowing game

    juego limpio/sucio — fair/foul play

    practicar un juego limpio/sucio — to play fair/dirty

    e) (fam) (maniobras, estratagemas) game (colloq)

    hacerle/seguirle el juego a algn — to go o play along with sb

    jugar or hacer un doble juego — to play a double game

    f) ( en naipes) hand, cards (pl)
    2)
    a) (de mesa, de niños, etc) game

    ser un juego de niños — to be child's play

    b) ( conjunto - de cartas) pack, deck; (- de fichas) set
    c) (AmL) ( en la feria) fairground attraction, ride
    d) juegos masculino plural (columpios, etc) swings, slide, etc ( in a children's playground)
    e) ( en tenis) game
    3)
    a) ( de un mecanismo) play
    4) ( conjunto) set

    hacer juego — colores/cortinas to go together

    te hace juego con los zapatos — it goes with your shoes

    •
    * * *
    juego1
    1 = game, interplay, play, frolic, match.

    Ex: A game is a set of materials designed for play according to prescribed rules.

    Ex: In the case of the book, it is the interplay of such multifarious trends that will determine its destiny.
    Ex: A game is a set of materials designed for play according to prescribed rules.
    Ex: Anne Bogart's novel combines avowed misogyny with postfeminist frolic.
    Ex: That was one of the finest matches they ever played.
    * campo de juego = playing field, pitch.
    * campo de juego de tierra = dirt pitch.
    * compañero de juego = teammate.
    * cuarto de juegos = playroom.
    * en el juego = at play.
    * en juego = at stake, at work.
    * entrar en juego = bring into + play, call into + play.
    * estar en juego = be at stake.
    * ficha de juego = playing piece.
    * fuera de juego = offside.
    * gol fuera de juego = offside goal.
    * hacer juegos malabares = juggle.
    * hacer juegos malabares para que cuadre Algo = juggle.
    * juego al aire libre = outdoor game.
    * juego compulsivo = compulsive gambling.
    * juego de adivinanzas = guessing game.
    * juego de bolos = bowling.
    * juego de búsqueda bibliográfica = library scavenger hunt.
    * juego de cartas = euchre.
    * juego de caza = hunting game.
    * juego de dedos = fingerplay.
    * juego de exterior = outdoor game.
    * juego de fuerzas = interplay of forces.
    * juego de fútbol = football game.
    * juego de guerra = war game [wargame].
    * juego de la ruleta = game of roulette.
    * juego de letras = letter set.
    * juego de malabarismo = balancing act.
    * juego de manos = sleight-of-hand.
    * juego de mesa = board game, table game.
    * juego de niños = child's play, children's play, children's play.
    * juego de ordenador = computer game.
    * juego de palabras = turn of phrase, pun, play of words, play on words.
    * juego de patio de recreo = playground game.
    * juego de pelota = ball game.
    * juego de póker = poker game.
    * juego de póquer = poker game.
    * juego de salón = parlour game.
    * juego de salón recreativo = arcade game.
    * juego educativo = educational game.
    * juego infantil = children's play.
    * juego informático = computer game.
    * juego interactivo = interactive game.
    * juego limpio = fair play.
    * juego obsesivo = compulsive gambling.
    * juegos = gaming.
    * juegos de azar = gambling.
    * juegos de manos = fingergame.
    * juegos de rol = role playing.
    * juegos malabares = juggling act.
    * Juegos Olímpicos = Olympic games.
    * juegos olímpicos de invierno = Winter Olympics.
    * juego sucio = foul play.
    * jugar a los juegos = game.
    * jugar juegos = play + games.
    * libro de reglas de un juego = rulebook.
    * meterse en el juego = get in + the game.
    * pitar fuera de juego = judge + offside.
    * poner en juego = tap.
    * que entran en juego = at play.
    * regla de juego = ground rule.
    * reglas del juego, las = rules of the game, the.
    * sala de juegos = games room.
    * salón de juegos = children's gallery, video-game arcade, amusement arcade, games room.
    * salón de juegos recreativos = amusement arcade.
    * seguirle el juego a Alguien = play along with.
    * tener intereses en juego = have + invested.
    * teoría de juegos = game theory.
    * terreno de juego = playing field, pitch.

    juego2
    2 = set, kit.

    Ex: SELECT retrieves records containing the search term or terms you specify and stores them in sets.

    Ex: Disk reading heads can be cleaned using special kits also easily obtained.
    * hacer juego con = go with.
    * haciendo juego = colour-coordinated.
    * juego de accesorios = kit, toolkit.
    * juego de café = coffee set.
    * juego de caracteres = character set.
    * juego de colores = colour scheme.
    * juego de fichas = card set, deck of cards.
    * juego de herramientas = toolkit.
    * juego de té = tea set.
    * juegos de = suites of.
    * para hacer juego = to match.
    * un juego de = a battery of.

    * * *
    A
    le gustaba observar el juego de los niños she liked watching the children playing o at play
    2 ( Dep) play
    la lluvia interrumpió el juego rain stopped play o the game
    en el tercer minuto de juego in the third minute of play o of the game
    entrar en juego «jugador» to come on;
    «factores/elementos» to come into play
    3
    (por dinero): el juego gambling
    hagan juego, señores place your bets, ladies and gentlemen
    estar en juego to be at stake
    mi reputación está en juego my reputation is at stake o on the line
    hay mucho dinero en juego there's a lot of money at stake
    poner algo en juego: puso en juego toda su influencia para conseguir el contrato he brought all his influence to bear in order to get the contract
    puso en juego toda su fortuna para adquirir esa empresa she staked her entire fortune on acquiring that company
    desgraciado or desafortunado en el juego, afortunado en amores or de malas en el juego, de buenas en el amor unlucky at cards, lucky in love
    4
    (modalidad): tienen un juego ágil y veloz they play a fast, free-flowing game, their style of play is fast and free-flowing
    juego limpio/sucio fair/foul play
    practican un juego sucio, violento they play a dirty, rough game
    si no va a haber juego limpio, prefiero no entrar en el negocio if people aren't going to play fair, I'd rather not get involved
    criticaron el juego sucio de la empresa rival they criticized the rival company for its underhand tactics o ( colloq) for not playing the game
    5 ( fam) (maniobras, estratagemas) game ( colloq)
    ya le conozco el jueguito I know his little game ( colloq), I know what he's up to ( colloq)
    entre pillos/sinvergüenzas anda el juego they're all as bad as each other, everyone involved in this thing is a rogue
    hacerle el juego a algn to go o play along with sb
    les hace el juego a sus enemigos sin darse cuenta he's playing into his enemies' hands without realizing it
    jugar or hacer un doble juego to play a double game, to run with the hare and hunt with the hound
    seguirle el juego a algn to go o play along with sb
    6 (en naipes) hand, cards (pl)
    tengo buen juego I have a good hand o good cards
    B
    1 (de mesa, de niños etc) game
    un nuevo juego de cartas a new card game
    mira que esto no es un juego look, this isn't a game
    ser un juego de niños to be child's play
    2 (conjunto — de cartas) pack, deck; (— de fichas) set
    a este juego le faltan fichas this set has some pieces missing
    3 ( AmL) (en la feria) fairground attraction, ride
    4 juegos mpl (columpios, etc) swings, slide, etc ( in a children's playground)
    ¿me llevas a los juegos? will you take me to the swings?
    5 (en tenis) game
    juego, set y partido game, set and match
    Compuestos:
    game of chance
    ● juego de computadora ( AmL) or ( Esp) ordenador
    computer game
    guessing game
    ≈ snakes and ladders
    Chinese whispers
    (de prestidigitación) conjuring trick
    (físico): no me gustan los juegos de mano I don't like these games where they hit each other
    juego de manos, juego de villanos it'll only end in tears
    board game
    pun, play on words
    role play
    board game
    ● juego de video ( AmL) or ( Esp) de vídeo
    video game
    mpl juggling
    mpl Olympic Games (pl), Olympics (pl)
    mpl winter Olympics (pl)
    mpl Paralympic Games
    C
    tiene demasiado juego there's too much play in it
    2
    (interacción): el libre juego de la oferta y la demanda the free interaction of supply and demand
    interesantes juegos de luces interesting lighting effects
    dar juego a algn: el director me da mucho juego the director gives me a lot of freedom to take decisions o a lot of freedom of action
    no da juego para que la gente se conozca it doesn't allow people to get to know each other
    un juego de cuchillos de cocina a set of kitchen knives
    nos regalaron un juego de platos they gave us a dinner service
    un juego de collar y pendientes a necklace and matching earrings
    me falta una copa para completar el juego I need one more glass to complete the set
    a juego ( Esp): un cinturón a juego con los zapatos a belt to match the shoes
    hacer juego: la chaqueta y la camisa no hacen juego the jacket and the shirt don't go together o don't match
    esa chaqueta me haría juego con la falda azul that jacket would go (well) with my blue skirt
    Compuestos:
    set of towels
    coffee set
    set of matching sheets and pillowcases
    dining room suite
    set of cutlery, canteen of cutlery ( BrE)
    bedroom suite
    desk set
    set of keys
    tea set
    * * *

     

    Del verbo jugar: ( conjugate jugar)

    juego es:

    1ª persona singular (yo) presente indicativo

    Multiple Entries:
    juego    
    jugar
    juego sustantivo masculino
    1



    [factores/elementos] to come into play;
    ◊ estar en juego to be at stake;

    juego limpio/sucio fair/foul play;
    seguirle el juego a algn to go o play along with sb
    b) ( por dinero):


    c) (fam) (maniobras, estratagemas) game (colloq)

    d) ( en naipes) hand, cards (pl)

    2
    a) (de mesa, de niños, etc) game;


    juego de manos conjuring trick;
    juego de palabras pun, play on words;
    juegos malabares juggling;
    Jjuegos Olímpicos Olympic Games (pl), Olympics (pl)


    d)

    ◊ juegos sustantivo masculino plural (columpios, etc) swings, slide, etc ( in a children's playground)

    3 ( conjunto) set;
    ◊ un juego de cuchillos/llaves a set of knives/keys;

    un juego de platos a dinner service;
    juego de café/té coffee/tea set;
    juego de escritorio desk set;
    hacer juego [colores/cortinas] to go together;
    te hace juego con los zapatos it goes with your shoes
    jugar ( conjugate jugar) verbo intransitivo
    1

    juego a algo to play sth;

    juego al fútbol (Esp, RPl) to play football;
    juego a las muñecas to play with dolls;
    juego limpio/sucio to play fair/dirty
    b) (en ajedrez, damas) to move;

    ( en naipes) to play;
    ( en otros juegos) to play;
    ◊ me tocaba juego a mí it was my turn/move/go


    2

    a) ‹persona/sentimientos› to play with, toy with

    b) ( manejar) ‹colores/luz/palabras› to play with

    verbo transitivo
    1
    a) ‹partido/carta› to play

    b) (AmL exc RPl) ‹tenis/fútbol/ajedrez› to play

    2 ( apostar) juego algo a algo to bet sth on sth
    3 ‹rol/papel› to play
    jugarse verbo pronominal

    b) ( arriesgar) ‹reputación/vida› to risk, put … at risk;


    c) ( apostarse) ( recípr):


    juego sustantivo masculino
    1 game
    juego de azar, game of chance
    juego de cartas, card game
    juego de palabras, play on words, pun
    2 (de apuestas) gambling
    3 Dep game
    Juegos Olímpicos, Olympic Games
    terreno de juego, Ten court
    Ftb field
    estar fuera de juego, to be offside
    4 (conjunto coordinado) set
    juego de sábanas, set of sheets
    5 (plan, ardid) stratagem, trick: conozco tu juego, I know what you're up to
    ♦ Locuciones: andar/estar en juego, to be at stake: estaba en juego el trabajo de mucha gente, many people's jobs were at stake
    figurado hacer juego o ir a juego con, to match: hace juego con sus ridículos sombreros, it goes with their ridiculous hats
    hacer/seguir el juego a, to play along with
    poner algo en juego, to put sthg at stake, risk: puso en juego su vida, he put his life in danger
    jugar
    I verbo intransitivo
    1 to play: ¿jugamos a las casitas?, shall we play house?
    jugar al baloncesto/parchís, to play basketball/ludo o Parcheesi(tm)
    2 (no tomar en serio, manipular) jugar con, to toy with
    II verbo transitivo
    1 to play: jugamos una partida de ajedrez, we had a game of chess
    2 (suponer, representar) su hija juega un papel central en su vida, her life revolves around her daughter
    3 (apostar) to bet, stake
    ♦ Locuciones: jugar con fuego, to play with fire
    jugar limpio/sucio, to play fair/dirty
    Fin jugar a la baja, to speculate on a drop in prices
    ' juego' also found in these entries:
    Spanish:
    ajedrez
    - billar
    - bolo
    - casilla
    - comecocos
    - corro
    - dado
    - dama
    - escobilla
    - escondite
    - farol
    - ficha
    - frontón
    - fuera
    - gallina
    - gua
    - jugarse
    - limpia
    - limpio
    - número
    - oca
    - pareja
    - parejo
    - rompecabezas
    - ruina
    - siniestra
    - siniestro
    - sucia
    - sucio
    - taba
    - tejo
    - terrena
    - terreno
    - tirada
    - tocar
    - tres
    - turno
    - bingo
    - blofear
    - boliche
    - cacho
    - casino
    - chueca
    - consistir
    - cristalería
    - desvalijar
    - diversión
    - dominó
    - duro
    - educativo
    English:
    angrily
    - ball game
    - book
    - canteen
    - chance
    - charade
    - cheat
    - checkers
    - child
    - clean
    - concentration
    - confound
    - domino
    - draught
    - en suite
    - envelope
    - foul play
    - gamble away
    - gambling
    - game
    - goblet
    - horseplay
    - kid
    - leave out
    - marble
    - match
    - matching
    - neck
    - offside
    - out-of-bounds
    - outcome
    - play
    - playing
    - premise
    - pun
    - rig
    - rough-and-tumble
    - rummy
    - scapegoat
    - see through
    - service
    - set
    - skip
    - skittle
    - sling
    - stake
    - suite
    - tag
    - tea service
    - tea set
    * * *
    ♦ nm
    1. [entretenimiento, deporte] game;
    no es más que un juego it's only a game;
    terreno de juego field, esp Br pitch;
    ser un juego de niños to be child's play
    juego de azar game of chance;
    juego de cartas card game;
    Am juego de computadora computer game;
    juegos florales poetry competition;
    juego de ingenio guessing game;
    juegos malabares juggling;
    Fig balancing act; Fig
    tuve que hacer juegos malabares para tener contentas a las dos partes I had to perform a real balancing act to keep both sides happy;
    juego de mesa board game;
    juego de naipes card game;
    el juego de la oca Br ≈ snakes and ladders, US ≈ chutes and ladders;
    Juegos Olímpicos Olympic Games;
    Juegos Olímpicos de Invierno Winter Olympics, Winter Olympic Games;
    Esp juego de ordenador computer game;
    juego de palabras play on words, pun;
    los Juegos Panamericanos the pan-American games;
    juego de prendas game of forfeit;
    juego de rol [técnica terapéutica, de enseñanza] role-play;
    [juego de fantasía] fantasy role-playing game;
    juego de salón parlour game;
    el juego de las sillas musical chairs
    2. [acción de entretenerse o practicar deporte] play, playing;
    se vio buen juego en la primera parte there was some good play in the first half;
    su juego es más agresivo que el mío she's a more aggressive player than I am, her game is more aggressive than mine;
    es el encargado de crear juego he's the playmaker;
    dar juego: este traje me da mucho juego this dress is very versatile;
    mi horario de trabajo da bastante juego my working hours give me a lot of freedom;
    entrar en juego [factor] to come into play;
    no ha entrado en juego en todo el partido he's found it difficult to get into the game;
    estar en juego to be at stake;
    poner algo en juego [arriesgar] to put sth at stake;
    [utilizar] to bring sth to bear juego aéreo [en fútbol] aerial game;
    juego limpio fair play;
    juego peligroso dangerous play;
    juego subterráneo dirty play;
    juego sucio foul play
    3. [en tenis, voleibol] game
    juego en blanco love game
    4. Am Dep [partido] game, Br match
    5. Am [en feria] fairground attraction
    6. [con dinero] gambling;
    se arruinó con el juego he lost all his money gambling;
    ¡hagan juego! place your bets!
    7. [truco] trick;
    voy a hacerte un juego I'm going to show you a trick
    juego de manos conjuring trick
    8. [mano] [de cartas] hand;
    me salió un buen juego I was dealt a good hand
    9. [artimaña, estratagema] game;
    ya me conozco tu juego I know your game;
    descubrirle el juego a alguien to see through sb;
    hacerle el juego a alguien to play along with sb;
    jugar o [m5] tener un doble juego to play a double game
    10. [conjunto de objetos] set;
    un juego de llaves/sábanas a set of keys/sheets;
    un juego de té/café a tea/coffee service;
    Esp
    a juego [ropa] matching;
    Esp
    zapatos a juego con el bolso shoes with matching Br handbag o US purse;
    hacer juego to match;
    Informát juego de caracteres character set; Teatro juego de luces lighting effects
    11. [articulación de piezas] joint;
    [movimiento de las piezas] movement;
    el juego de la rodilla me produce dolor it hurts when I move my knee
    juego de piernas footwork
    * * *
    m
    1 game; acción play;
    entrar en juego de jugador enter the game; de factor come into play;
    en juego en baloncesto alive;
    hacer el juego a alguien play along with s.o., go along with s.o.
    2 por dinero gambling;
    estar en juego fig be at stake;
    poner en juego put at risk
    3 ( conjunto de objetos) set;
    hacer juego con go with, match
    * * *
    juego nm
    1) : play, playing
    poner en juego: to bring into play
    2) : game, sport
    juego de cartas: card game
    Juegos Olímpicos: Olympic Games
    3) : gaming, gambling
    estar en juego: to be at stake
    4) : set
    un juego de llaves: a set of keys
    5)
    hacer juego : to go together, to match
    6)
    juego de manos : conjuring trick, sleight of hand
    * * *
    1. (en general) game
    2. (conjunto) set
    3. (apostar) gambling

    Spanish-English dictionary > juego

  • 19 canto

    m.
    1 singing.
    canto fúnebre funeral chant
    canto gregoriano Gregorian chant
    canto guerrero war song
    2 edge (lado, borde).
    de canto edgeways
    3 pebble (guijarro).
    canto rodado pebble
    4 song, chant, singing.
    5 call, bird call, crow.
    6 canto, main division of a long poem.
    7 canthus, corner of the eye.
    pres.indicat.
    1st person singular (yo) present indicative of spanish verb: cantar.
    * * *
    1 (arte) singing
    2 (canción) song
    3 LITERATURA canto
    \
    al canto del gallo at daybreak, at cockcrow
    ————————
    1 (extremo) edge
    2 (de cuchillo) blunt edge
    3 (esquina) corner
    4 (piedra) stone, pebble
    \
    al canto familiar for sure
    ■ si llegamos tarde, bronca al canto if we are late there'll be a row for sure
    darse con un canto en los dientes familiar to be thankful for small mercies
    faltar el canto de un duro familiar to come very close to, be on the verge of
    canto rodado (grande) boulder 2 (pequeño) pebble
    * * *
    noun m.
    2) song
    4) edge
    * * *
    I
    SM
    1) (Mús) (=arte) singing; (=canción) song; (Rel) chant

    canto de sirena — siren call, siren song

    canto gregoriano — Gregorian chant, (Gregorian) plainsong

    2) [de pájaro] song; [de gallo] crow; [de grillo, chicharra] chirp
    3) liter song, hymn

    un canto a la libertad — a hymn o song to freedom

    II
    SM
    1) (=borde) [de mesa, libro] edge

    de canto: el libro cayó de canto — the book fell on its side

    al canto * —

    cada vez que se veían, pelea al canto — every time they saw each other there was inevitably an argument, every time they saw each other an argument was the order of the day

    faltar el canto de un duro —

    canto de pan — heel of bread, crust (of bread)

    2) (=piedra) pebble

    si no llega a los 10 euros nos podemos dar con un canto en los dientes — we can think o count ourselves lucky if it comes to less than 10 euros

    * * *
    1) (Mús) (acción, arte) singing; ( canción) chant
    2) ( de pájaro) song; ( del gallo) crowing
    3) (Lit) ( canción) hymn; ( división) canto
    4) (borde, filo) edge
    5) (Geol) tb

    canto rodado — ( roca) boulder; ( guijarro) pebble

    darse con un canto en los dientes — (fam) to think o count oneself lucky

    * * *
    1) (Mús) (acción, arte) singing; ( canción) chant
    2) ( de pájaro) song; ( del gallo) crowing
    3) (Lit) ( canción) hymn; ( división) canto
    4) (borde, filo) edge
    5) (Geol) tb

    canto rodado — ( roca) boulder; ( guijarro) pebble

    darse con un canto en los dientes — (fam) to think o count oneself lucky

    * * *
    canto1
    1 = singing, chant.

    Ex: They ask for humorous plays, for plays with certain historical settings or for plays which incorporate music and singing in some form.

    Ex: An antiphonal chant was performed in alternation, with one half of the choir answering the other half.
    * canto de los pájaros = bird-song.
    * canto de los pájaros al amanecer = morning chorus, dawn chorus.
    * canto fúnebre = dirge.

    canto2
    2 = edge.

    Ex: As used in an index each card acts as a surrogate for one document, and the index terms for that document are encoded around the edge of the card.

    * canto delantero = fore-edge [fore edge].
    * canto externo = fore-edge [fore edge].
    * darse con un canto en los dientes = count + Reflexivo + lucky, think + Reflexivo + lucky, consider + Reflexivo + lucky.
    * faltar el canto de un duro para = by the skin of + Posesivo + teeth, come + very close to.

    * * *
    A ( Mús)
    1 (acción, arte) singing
    clases de canto singing lessons
    2 (canción) chant
    Compuesto:
    canto gregoriano or llano
    Gregorian chant, plainsong
    al canto del gallo at the crack of dawn, at daybreak, at cockcrow ( liter)
    Compuesto:
    canto de or del cisne
    swan song
    C ( Lit) (canción) hymn; (división) canto
    D (borde, filo) edge
    el canto de la mano the side of my/his/her hand: colocar el ladrillo de canto lay the brick on its side
    al canto ( fam): bronca al canto you can bet your life o you can be sure there'll be trouble ( colloq)
    faltar el canto de un duro: faltó el canto de un duro para que se le cayera she came very close to dropping it
    E ( Geol) tb
    canto rodado (roca) boulder; (guijarro) pebble
    darse con un canto en los dientes ( fam); to think o count oneself lucky
    F ( Col) (regazo) lap
    * * *

     

    Del verbo cantar: ( conjugate cantar)

    canto es:

    1ª persona singular (yo) presente indicativo

    cantó es:

    3ª persona singular (él/ella/usted) pretérito indicativo

    Multiple Entries:
    cantar    
    canto
    cantar ( conjugate cantar) verbo transitivo ‹ canción› to sing
    verbo intransitivo
    1
    a) (Mús) to sing


    [ gallo] to crow;
    [cigarra/grillo] to chirp, chirrup
    2 (fam) ( confesar) to talk (colloq)
    ■ sustantivo masculino
    poem ( gen set to music)
    canto sustantivo masculino
    1 (Mús) (acción, arte) singing;
    ( canción) chant
    2 ( de pájaro) song;
    ( del gallo) crowing
    3 (Lit) ( canción) hymn
    4 (borde, filo) edge;

    5 (Geol) tb


    ( guijarro) pebble
    cantar 1 verbo transitivo & verbo intransitivo
    1 Mús to sing: me gusta cantar, I like singing
    2 familiar (tener mal olor) to stink
    3 (llamar la atención) to attract attention
    4 familiar (saltar a la vista, ser evidente) to be clear
    5 argot (confesar) to sing, spill the beans
    ♦ Locuciones: cantarle a alguien las cuarenta, to give sb a good telling off
    en menos que canta un gallo, in a flash
    cantar 2 sustantivo masculino
    1 song, chant
    2 Lit poem
    un cantar de gesta, an epic poem
    ♦ Locuciones: familiar ser algo otro cantar, to be a totally different thing
    canto 1 sustantivo masculino
    1 (modo de cantar, arte) singing: su canto nos cautivó, we were captivated by his singing
    2 (canción) chant, song: es un experto en cantos populares, he's a renowned folk singer
    canto 2 sustantivo masculino (borde) edge: le dio un golpe con el canto de la mano, she give him a blow with the edge of her hand
    ♦ Locuciones: de canto, on its side
    canto de un duro, close shave: faltó el canto de un duro para que se estrellase, he nearly crashed
    canto 3 sustantivo masculino (guijarro) pebble, stone
    canto rodado, (grande) boulder
    (pequeño) pebble
    ♦ Locuciones: familiar darse con un canto en los dientes, to think oneself lucky
    ' canto' also found in these entries:
    Spanish:
    cal
    - cancionero
    - gregoriana
    - gregoriano
    - rodada
    - rodado
    - dote
    - guerrero
    - porra
    - sólo
    English:
    boulder
    - cockcrow
    - crow
    - dammit
    - edge
    - Gregorian
    - singing
    - song
    - teach
    * * *
    canto1 nm
    1. [acción, arte] singing;
    estudia canto she studies singing
    canto gregoriano Gregorian chant;
    canto llano plainchant, plainsong
    2. [canción] song
    canto fúnebre funeral chant;
    canto guerrero war song;
    Fig canto de sirena wheedling
    3. [de ave] song
    Fig canto de(l) cisne swan song; Fig canto del gallo daybreak; Fig
    al canto del gallo at daybreak
    4. [exaltación, alabanza] hymn;
    su discurso fue un canto a la violencia his speech was a paean to violence
    5. Lit [poema heroico] = short heroic poem
    6. Lit [parte de poema] canto
    ♦ nm
    1. [lado, borde] edge;
    [de cuchillo] blunt edge; [de libro] front edge;
    de canto edgeways, edgewise;
    Fam
    por el canto de un duro by a hair's breadth;
    faltó el canto de un duro para que tuviera un accidente he missed having an accident by a hair's breadth
    2. [guijarro] pebble;
    Fam
    darse con un canto en los dientes to count oneself lucky, to be happy with what one has got
    canto rodado pebble
    ♦ al canto loc adv
    for sure;
    cada vez que viene, (hay) pelea al canto every time she comes, you can be sure there'll be a fight;
    tenemos tormenta al canto we're definitely in for a storm
    * * *
    1 m
    1 singing
    2 de pájaro song
    2 m
    1 edge;
    de canto on its side (pl on their sides);
    por el canto de un duro fig fam by the skin of one’s teeth fam
    2 ( roca) stone;
    * * *
    canto nm
    1) : singing
    2) : chant
    canto gregoriano: Gregorian chant
    3) : song (of a bird)
    4) : edge, end
    de canto: on end, sideways
    5)
    canto rodado : boulder
    * * *
    1. (en general) singing
    2. (canción) song
    3. (borde) edge
    4. (piedra) stone / pebble
    de canto sideways / on its side

    Spanish-English dictionary > canto

  • 20 culo

    culo s.m. (volg.)
    1 bottom, backside; buttocks (pl.); (volg.) bum, arse; (fam. amer.) ass; ( di animali) rump // essere culo e camicia, to be as thick as thieves // pigliare per il culo, to take the piss out of s.o. // avere culo, to be really lucky; che culo!, what luck!
    2 ( fondo) bottom: il culo di una bottiglia, the bottom of a bottle // culi di bicchiere, paste diamonds.
    * * *
    ['kulo]
    sostantivo maschile pop.
    1) (posteriore) bottom, buttocks pl., bum BE, arse BE volg., ass AE volg.
    2) (ano) shithole, arsehole BE volg., asshole AE volg.
    3) (fortuna) luck
    ••

    essere culo e camicia con qcn. — to be hand in glove with sb.

    muovi il culo! — get off o shift your arse!

    avere una faccia da, di culo — (essere sfrontato) to have a cheek o a nerve

    fare il culo a qcn. — to piss on sb. BE

    farsi il culo — to work one's ass off o one's guts out

    prendere per il culo qcn. — to take the piss out of sb., to bull(shit) sb., to fuck sb. about o around

    stare sul culo a qcn. — to get up sb.'s nose

    in culo ai lupi — [ casa] in the back of beyond

    * * *
    culo
    /'kulo/
    sostantivo m.
    pop.
     1 (posteriore) bottom, buttocks pl., bum BE, arse BE volg., ass AE volg.
     2 (ano) shithole, arsehole BE volg., asshole AE volg.
     3 (fortuna) luck; avere culo to be lucky; che culo (che hai)! you lucky bastard! you lucky dog! what a fluke!
    essere culo e camicia con qcn. to be hand in glove with sb.; muovi il culo! get off o shift your arse! in culo alla balena! (per augurare buona fortuna) break a leg! avere una faccia da, di culo (essere sfrontato) to have a cheek o a nerve; fare il culo a qcn. to piss on sb. BE; farsi il culo to work one's ass off o one's guts out; prendere per il culo qcn. to take the piss out of sb., to bull(shit) sb., to fuck sb. about o around; stare sul culo a qcn. to get up sb.'s nose; in culo ai lupi [ casa] in the back of beyond.

    Dizionario Italiano-Inglese > culo

Страницы

См. также в других словарях:

  • Hand of Glory — The Hand of Glory is the dried and pickled hand of a man who has been hanged, often specified as being the left (Latin: sinister) hand, or else, if the man were hanged for murder, the hand that did the deed. According to old European beliefs, a… …   Wikipedia

  • Lucky Luke — Statue in Siegershausen Lucky Luke ist die Titelfigur einer seit 1946 erscheinenden belgischen Comic Serie des Zeichners Morris. Lucky Luke ist mit mehr als 30 Millionen verkauften Alben in Deutschland die erfolgreichste Comic Serie im Alben… …   Deutsch Wikipedia

  • Lucky duckies — is a term that was used in Wall Street Journal editorials starting on 20 November 2002 to refer to Americans who pay no federal income tax because they are at an income level that is below the tax line (after deductions and credits). The term has …   Wikipedia

  • Hand on Your Heart — «Hand On Your Heart» Sencillo de Kylie Minogue del álbum Enjoy Yourself Lado B Just Wanna Love You Formato 7 Single, 12 Maxi Single, Cassette Single Grabación Londres …   Wikipedia Español

  • lucky dip — n BrE 1.) a game in which you put your hand into a container filled with small objects, and choose one without looking American Equivalent: grab bag 2.) [singular] a situation in which what happens depends on chance = ↑lottery …   Dictionary of contemporary English

  • Lucky McDaniel — Bobby Lamar “Lucky” McDaniel (1925 – 1986) was a marksmanship instructor who taught what he called “instinct shooting” to bird hunters and peace officers off and on from 1953 until 1982, using a Daisy lever action air rifle BB gun without sights… …   Wikipedia

  • Lucky Luciano — Charles Luciano 1936 New York Police Department mugshot of Lucky Luciano Born Salvatore Lucania November 24, 1897(1897 11 24) Lercara Friddi, Sicily, Italy …   Wikipedia

  • Lucky Stiff — Infobox Musical name= Lucky Stiff subtitle= caption= Logo music= Stephen Flaherty lyrics= Lynn Ahrens book= Lynn Ahrens basis= Michael Butterworth s novel The Man Who Broke the Bank at Monte Carlo productions= 1988 Off Broadway 1990 Maryland 1994 …   Wikipedia

  • Lucky Brand Jeans — Infobox Company name = Lucky Brand Jeans type = Subsidiary foundation = flagicon|USA Vernon, California (1990) location city = Vernon location country = United States location = locations = key people = area served = industry = Denim products =… …   Wikipedia

  • Lucky You — In diesem Artikel oder Abschnitt fehlen folgende wichtige Informationen: Vollständige Handlung Du kannst Wikipedia helfen, indem du sie recherchierst und einfügst …   Deutsch Wikipedia

  • Lucky Starr and the Big Sun of Mercury — infobox Book | name = Lucky Starr and the Big Sun of Mercury title orig = translator = image caption = 1984 edition by Del Rey Books. author = Isaac Asimov illustrator = cover artist = Darrell K. Sweet country = USA language = English series =… …   Wikipedia

Поделиться ссылкой на выделенное

Прямая ссылка:
… Нажмите правой клавишей мыши и выберите «Копировать ссылку»